ECLI:NL:RBROT:2023:2101

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 maart 2023
Publicatiedatum
14 maart 2023
Zaaknummer
ROT 21/3990
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de boete opgelegd aan een slachthuis wegens overtreding van de Wet dieren met betrekking tot het niet correct insnijden van slagaders

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 17 maart 2023, wordt het beroep van eiseres tegen een boete van € 4.000,- beoordeeld. De boete is opgelegd door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit wegens een overtreding van de Wet dieren. Eiseres, een slachthuis, heeft niet kunnen aantonen dat anatomische afwijkingen of de gezondheidstoestand van het varken de reden waren voor het niet insnijden van beide slagaders, wat resulteerde in het niet volledig leegbloeden van het dier. De rechtbank heeft vastgesteld dat de toezichthouder van de NVWA op 10 april 2020 tijdens een inspectie heeft geconstateerd dat de slagaders niet waren ingesneden, wat in strijd is met de geldende regelgeving. Eiseres heeft betoogd dat het varken op de juiste plek is gestoken, maar dit argument is door de rechtbank verworpen. De rechtbank oordeelt dat de bewijslast voor de overtreding op het bestuursorgaan rust, maar dat de toezichthouder voldoende bewijs heeft geleverd van de overtreding. De rechtbank komt tot de conclusie dat de boete terecht is opgelegd en dat de verhoging van de boete wegens recidive gerechtvaardigd is. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 21/3990

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 maart 2023 in de zaak tussen

[eiseres], te [plaats], eiseres,

(gemachtigde: mr. F.Th.M. Peters),
en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder,

(gemachtigde: mr. M. Kool).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de boete van € 4.000,- voor een overtreding van de Wet dieren. Met het besluit van 27 november 2020 heeft verweerder de boete opgelegd.
1.1.
Met het bestreden besluit van 9 juni 2021 op het bezwaar van eiseres heeft verweerder de boete gehandhaafd.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 9 februari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres, bijgestaan door [naam], en de gemachtigde van verweerder, bijgestaan door [naam], toezichthouder bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA).

Totstandkoming van het besluit

2. Verweerder heeft zijn besluit gebaseerd op het rapport van bevindingen dat op 14 april 2020 is opgemaakt door een toezichthouder van de NVWA. De toezichthouder schrijft in het rapport onder meer het volgende.

Datum en tijdstip van de bevinding: 10 april 2020 omstreeks 17:35 uur.
Ik heb in het bedrijf aangesproken en ben met naam en functie bekend bij: [naam], functie: chef slachthal.
Tijdens mijn inspectie bevond ik mij in de slachthal van het slachthuis [eiseres] te [plaats]. Het KDS had een varken overgedragen voor beoordeling door de toezichthoudende dierenarts met de opmerking "slecht gestoken". Ik liep de cel in waar dit karkas hing. Dit varken had het slachtbliknummer 102040, zie fotobijlage foto 1.
Ik zag dat het varkenskarkas niet op de juiste plek was gestoken en dat de aders, respectievelijk de slagaders, niet waren ingesneden, zie fotobijlage foto 2. Ik zag bij inspectie van de organen dat deze nog gevuld waren met bloed. Ik zag dat de nieren, de lever, de milt en de huid van de kop tot de schouders donkerrood van kleur waren. De verbloeding van dit varken was niet overvloedig. Dit betekent dat niet of niet volledig beide halsslagaders of de toevoerende vaten waren ingesneden. Ik zag dat het varken niet volledig was doodgebloed en ongedood de broeibak was ingegaan.
Vanuit mijn deskundigheid als dierenarts weet ik dat als de eenvoudige bedwelming niet wordt gevolgd door verbloeden dit een risico op ernstig lijden met zich meebrengt. Het gaat met name om het risico dat het dier weer bijkomt. In dit geval dat het dier bij bewustzijn komt als het het hete (59°C) broeiwater in gaat en daarin ernstig verbrand en uiteindelijk verdrinkt. Dit veroorzaakt onnodig en vermijdbaar lijden.
Het slachthuis [eiseres] te [plaats] gebruikt CCTV om permanent met video-opnames het steek/slachtproces te monitoren. Samen met [naam] (chef slachthal) en [naam] (directeur/eigenaar) hebben wij op het kantoor van het bedrijf de video-opnames bekeken van het steekproces van vrijdag 10 april 2020 tussen 16:20 en 17:10 uur. Bij deze opnames werkten beide bedrijfsmedewerkers voor het steken van de varkens volgens de standaardwerkwijzen van het bedrijf en alle dieren waren gestoken. Ik zag bijdeze video-opnames geen abnormale bewegingen en reflexen en de dieren waren bewusteloos en gevoelloos.
[…]
Ik bracht [naam], als chef slachthal van [eiseres], van mijn bevindingen op de hoogte en zegde ter zake een rapport van bevindingen aan.
3. Op grond van het rapport van bevindingen heeft verweerder vastgesteld dat eiseres het volgende beboetbare feit heeft gepleegd:
“De bedrijfsexploitant waarborgt niet dat de in Bijlage III opgenomen operationele voorschriften voor slachthuizen in acht worden genomen, want een varken was niet op de juiste plek gestoken en de slagaders waren niet ingesneden waardoor het dier na eenvoudige bedwelming niet volledig is doodgebloed en hierdoor ongedood in de broeibak kwam.”
Volgens verweerder heeft eiseres daarmee een overtreding begaan van: artikel 6.2, eerste lid, van de Wet dieren, gelezen in samenhang met artikel 5.8, van de Regeling houders van dieren, en gelezen in samenhang met artikel 4, eerste lid, artikel 15, eerste lid, en Bijlage III, punt 3.2, van de Verordening (EG) nr. 1099/2009 van de Raad van 24 september 2009 inzake de bescherming van dieren bij het doden (Verordening 1099/2009).
Verweerder heeft eiseres daarvoor een boete opgelegd van € 4.000,-. Dit is een verhoging van het standaardboetebedrag omdat volgens verweerder sprake is van recidive.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt of verweerder terecht heeft vastgesteld dat eiseres het beboetbare feit heeft gepleegd en of verweerder daarvoor terecht een boete heeft gegeven. De rechtbank doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
5. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen en welke gevolgen dit oordeel heeft.
6. Eiseres voert aan dat gelet op wat de toezichthouder in het rapport van bevindingen over de bekeken videobeelden schrijft, het varken kennelijk op de juiste plek is gestoken maar daarbij kennelijk niet beide aders zijn doorkliefd. Dat duidt op een anatomische afwijking, occlusie van een of meer aders of hartfalen en dat had onderzocht moeten worden door de toezichthouder, aldus eiseres.
6.1.
In een geval als het onderhavige waarin een boete is opgelegd rust de bewijslast dat sprake is van een overtreding, gelet op het vermoeden van onschuld, op het bestuursorgaan dat de boete heeft opgelegd. In het rapport van bevindingen staat dat de toezichthouder zag dat bij een varkenskarkas de (slag)aders niet waren ingesneden en de organen nog gevuld waren met bloed. Eiseres betwist deze constateringen niet. Daarmee staat vast dat punt 3.2 van Bijlage III van Verordening 1099/2009 is overtreden, waarin staat dat bij eenvoudige bedwelming of slacht systematisch de twee halsslagaders of de toevoerende bloedvaten worden doorgesneden. Eiseres stelt dat de overtreding haar niet kan worden verweten omdat het varken wel op de juiste plek is gestoken, maar dit betoog faalt. Volgens eiseres is het ook mogelijk dat bij het wel op juiste wijze insnijden toch de aders niet volledig zijn ingesneden en het dier niet is leeggebloed. Zij heeft dit echter geenszins aannemelijk gemaakt. De bewijslast die op verweerder rust gaat niet zo ver dat de toezichthouder elke andere denkbare mogelijkheid voor het niet volledig leegbloeden moet onderzoeken. De toezichthouder heeft vastgesteld dat de (slag)aders niet waren ingesneden; dat het varken niet was leeggebloed is daar een logisch gevolg van. Eiseres heeft in het geheel niet aannemelijk gemaakt dat anatomische afwijkingen of de gezondheidstoestand van een varken ertoe kunnen leiden dat de (slag)aders niet zijn ingesneden of het dier niet is leeggebloed, als het wel op de juiste plek is gestoken. Overigens zou dat ook niet afdoen aan de vaststelling dat eiseres punt 3.2 van Bijlage III van Verordening 1099/2009 heeft overtreden, nu niet in geschil is dat dat de (slag)aders niet waren ingesneden. De enkel door eiseres geopperde andere mogelijke oorzaken voor het niet leegbloeden zijn onvoldoende om haar de overtreding niet of verminderd te verwijten.
7. Eiseres voert aan dat verweerder ten onrechte de boete vanwege recidive heeft verhoogd. Er is geen sprake meer van eenzelfde overtreding als eerder begaan, nu verweerder in het bestreden besluit artikel 3, eerste lid, van Verordening 1099/2009 als grondslag heeft laten vallen. Ook overigens vindt eiseres de verhoogde boete te hoog nu verweerder zich baseert op een boete die al vier jaar geleden is opgelegd en er bovendien geen rekening is gehouden met de ernst van de overtreding.
7.1.
Verweerder heeft bij het verweerschrift een eerder boetebesluit van 3 juli 2015 overgelegd. Anders dan eiseres stelt blijkt daaruit dat zij eerder eenzelfde overtreding heeft begaan als haar nu wordt verweten. Beboetbaar feit 2 in het besluit van 3 juli 2015 ziet namelijk, net als in deze zaak, op het niet in acht nemen van het voorschrift dat de twee halsslagaders of toevoerende bloedvaten worden doorgesneden en op overtreding van dezelfde voorschriften. Vanwege deze eerdere boete die is opgelegd binnen vijf jaar voorafgaand aan deze overtreding, heeft verweerder het boetebedrag nu verhoogd naar € 4.000,-. Deze verhoging is in overeenstemming met artikel 2.5 van het Besluit handhaving en overige zaken Wet dieren. Naar het oordeel van de rechtbank leidt toepassing van de recidiveregeling in dit geval niet tot een onevenredig hoge boete. De wetgever heeft er nadrukkelijk voor gekozen om herhaling van een overtreding zwaarder te beboeten door het op te leggen bedrag te verhogen. Het doel van de boete is immers ook het afdoende voorkomen van herhaling in het specifieke geval. Bovendien staat hier het doel van Verordening 1099/2009 voorop, het waarborgen van dierenwelzijn. Verweerder merkt deze overtreding terecht aan als ernstig; van een gering risico voor het dierenwelzijn is ook geen sprake geweest. Zoals verweerder in het bestreden besluit heeft toegelicht levert het niet doorsnijden van beide halsslagaders na eenvoudige bedwelming een risico op ernstig lijden op; weliswaar heeft de toezichthouder op de videobeelden (direct) na het steken geen abnormale bewegingen en reflexen bij de varkens gezien, maar niet is uitgesloten dat het betreffende varken op enig moment voor het slachten alsnog bij bewustzijn is gekomen, bijvoorbeeld in de broeibak, en daardoor (ernstig) is aangetast in zijn dierenwelzijn. De rechtbank vindt de opgelegde boete evenredig.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is dus ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.M. Dielemans-Goossens, rechter, in aanwezigheid van mr. A.L. van der Duijn Schouten, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 maart 2023.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een hogerberoepschrift sturen naar het College van Beroep voor het bedrijfsleven waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kunnen zij de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kunnen zij de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.