Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
Standpunten
Beoordeling
Beslissing
met onmiddellijke ingangonder de volgende voorwaarden:
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de officier van justitie tegen de beslissing van de rechter-commissaris van 8 maart 2023, die de inbewaringstelling van een minderjarige verdachte had afgewezen. De verdachte, geboren in 2005, was aangehouden op een besloten haventerrein in Antwerpen en werd verdacht van het zich bevinden op een terrein waar het strafbaar is om zonder toestemming te zijn. De rechtbank heeft de zaak behandeld in de raadkamer en vastgesteld dat het hoger beroep tijdig was ingesteld. De officier van justitie voerde aan dat de bijzondere positie van minderjarigen niet was meegewogen in de beslissing van de rechter-commissaris, en dat de verdachte niet gelijkgesteld kan worden aan volwassen verdachten. De advocaat van de verdachte betoogde dat de beslissing van de rechter-commissaris in lijn was met eerdere arresten van het hof Den Haag, waarin werd gesteld dat bij first offenders een taakstraf voldoende kan zijn.
De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich in een kwetsbare positie bevond en dat het beleid van het openbaar ministerie om minderjarige verdachten in beeld te houden noodzakelijk is. De rechtbank vernietigde de beslissing van de rechter-commissaris en verklaarde het beroep van de officier van justitie gegrond. De rechtbank legde voorwaarden op voor de schorsing van de voorlopige hechtenis, waaronder het verbod om contact op te nemen met de medeverdachte en het zich niet bevinden op besloten haventerreinen. De beslissing is genomen in de raadkamer op 8 maart 2023 door de kinderrechters.