ECLI:NL:RBROT:2023:2067

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 februari 2023
Publicatiedatum
13 maart 2023
Zaaknummer
C/10/650740 / JE RK 23-56
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van twee kinderen in het kader van jeugdbescherming

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 17 februari 2023, wordt de ondertoezichtstelling van de kinderen [naam kind01] en [naam kind02] verlengd voor de duur van een jaar. De zaak betreft een verzoek van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West, die de ondertoezichtstelling aanvraagt vanwege de ernstige bedreigingen in de ontwikkeling van de kinderen. De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag, maar er is sprake van complexe echtscheidingsproblematiek die de kinderen belast. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de vader, moeder, stiefmoeder en vertegenwoordigers van de GI aanwezig waren.

De kinderrechter oordeelt dat de ouders onvoldoende in staat zijn om constructief met elkaar te communiceren in het belang van de kinderen. De vader heeft recentelijk de omgang met de kinderen stopgezet, wat heeft geleid tot onduidelijkheid en emotionele problemen voor de kinderen. De kinderrechter benadrukt het belang van hulpverlening voor de kinderen, die beiden kampen met specifieke problematiek, waaronder ASS en hechtingsproblematiek. De betrokkenheid van de jeugdbescherming wordt als noodzakelijk beschouwd om de continuïteit van de hulpverlening te waarborgen.

De kinderrechter besluit de ondertoezichtstelling te verlengen tot 5 maart 2024, met de verklaring dat deze beschikking uitvoerbaar is bij voorraad. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na betekening.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Jeugdrecht
Zaaknummer: C/10/650740 / JE RK 23-56
Datum uitspraak: 17 februari 2023

Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west,

gevestigd te Dordrecht, hierna te noemen: de GI,
betreffende

[naam kind01] , geboren op [geboortedatum01] 2013 te [geboorteplaats01] ,

hierna te noemen: [naam kind01] ,

[naam kind02] , geboren op [geboortedatum02] 2016 te [geboorteplaats02] ,

hierna te noemen: [naam kind02] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam01] ,

hierna te noemen: de vader, wonende te [woonplaats01] ,

[naam02] ,

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats02] ,

[naam03] ,

hierna te noemen: de stiefmoeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de GI van
10 januari 2023, ingekomen bij de griffie op 10 januari 2023.
Op 17 februari 2023 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de vader;
- de moeder;
- de stiefmoeder;
- [naam04] + [naam05] namens de GI.

De feiten

De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [naam kind01] en [naam kind02] .
[naam kind01] en [naam kind02] wonen bij de moeder en de stiefmoeder
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 26 augustus 2022 de ondertoezichtstelling van [naam kind01] en [naam kind02] verlengd tot 5 maart 2023.

Het verzoek

De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [naam kind01] en [naam kind02] te verlengen voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De GI heeft het verzoek tijdens de mondelinge behandeling gehandhaafd en als volgt toegelicht. De ondertoezichtstelling richt zich op zowel de ouders als de kinderen. Ten aanzien van de ouders wordt onderzocht of het mogelijk is om gezamenlijk het ouderschap uit te voeren en hoe de omgang tussen de vader en kinderen vorm kan worden gegeven. Ondanks dat de ouders hierop een andere visie hebben, willen zij het gesprek aangaan bij het Centrum Gezins Behandeling (hierna: CGB). Ten aanzien van de kinderen wordt er hulpverlening ingezet voor hun kindeigenproblematiek. Zij laten fors gedrag zien, wat veel van hun opvoeders vraagt. Hulpverlening vanuit Yulius is ingezet en beide kinderen zullen een individueel behandeltraject volgen. [naam kind01] is reeds gestart en voor [naam kind02] wordt gekeken wat passend is. Er wordt gedacht aan speltherapie. In de komende periode is het van belang dat de jeugdbeschermers betrokken blijven om de hulp te continueren en om te bezien welke hulpverlening er verder nodig is. Daarnaast is het van belang om de ouders te ondersteunen in het maken van afspraken, waarvan de kinderen zo min mogelijk last hebben. Verwacht wordt dat door de inzet van Yulius en het CGB er in het komende jaar meer rust en duidelijkheid komt voor de kinderen.

De standpunten van de belanghebbenden

De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling ingestemd het verzoek. De moeder betreurt dat de omgang tussen de vader en de kinderen opnieuw door de vader is stopgezet. De jeugdbeschermers hebben de vader verzocht uitleg te geven aan de kinderen, maar dit heeft hij tot op heden niet gedaan. De kinderen hebben hiermee veel moeite gehad. Het is van belang om een nieuw ouderschapsplan wat betreft de omgang te maken. Een verlenging van de ondertoezichtstelling is hiervoor noodzakelijk. Daarnaast is een verlenging van de ondertoezichtstelling noodzakelijk om hulpverlening voor de kinderen in te zetten. Bij [naam kind02] is hechtingsproblematiek geconstateerd. Het is van belang om te kijken welke hulpverlening passend is. Er wordt gedacht aan speltherapie, maar het is onduidelijk of dit toereikend zal zijn. Voor [naam kind01] is opvang geregeld in de vakanties, maar opvang voor de kinderen in de weekenden is er nog niet.
De vader heeft aangegeven een ondertoezichtstelling niet langer noodzakelijk te vinden. Alle betrokkenen streven hetzelfde doel na en dat is goede hulp voor [naam kind01] en [naam kind02] thuis. De hulpverlening loopt, waardoor de betrokkenheid van de jeugdbescherming geen meerwaarde meer heeft. De vader heeft een terughoudende positie ingenomen om zo min mogelijk druk op de kinderen uit te oefenen. Dit zal hij blijven doen gedurende het traject bij het CGB, totdat er meer duidelijkheid is ontstaan. De vader is bereid om aan het traject bij het CGB mee te werken. Het doel is om de omgang met de kinderen weer op te starten, maar het belang van de kinderen moet voorop staan. Verder legt de ondertoezichtstelling druk op zijn huidige gezinssituatie. Een overdracht naar het wijkteam zal voor meer rust zorgen.
De stiefmoeder heeft eveneens ingestemd met het verzoek. Het is belangrijk dat de ondertoezichtstelling wordt voortgezet. Er zijn positieve stappen gezet, de vader werkt mee met de hulpverlening, maar de omgang is wederom stopgezet. Dit heeft zijn weerslag gehad op de kinderen. [naam kind01] laat forse problematiek zien. De jeugdbescherming wordt in alle emailberichten tussen de ouders meegenomen. Verder is er geen enkel contact met de vader. De stiefmoeder maakt zich zorgen dat wanneer de ondertoezichtstelling wordt beëindigd, zij weer van vooraf aan beginnen.

De beoordeling

Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek.
Gebleken is dat [naam kind01] en [naam kind02] nog ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. Tussen de ouders is sprake van complexe echtscheidingsproblematiek, waarmee de kinderen worden belast. De ouders zijn onvoldoende in staat om in het belang van de kinderen op een constructieve wijze met elkaar te communiceren. In maart 2022 heeft de vader opnieuw de omgang met de kinderen stopgezet, omdat hij merkte dat de kinderen klem zaten tussen hem en de moeder. De kinderen hebben door deze beslissing, en het gebrek aan uitleg hierover, veel onduidelijkheid ervaren. Positief is echter dat beide ouders de komende periode willen meewerken aan systeemtherapie bij het CGB. Het is van belang om te onderzoeken of en in welke vorm gezamenlijk ouderschap mogelijk is en dat voor de kinderen duidelijk wordt wat de rol van de vader is.
Daarnaast is er bij beide kinderen sprake van forse kindeigen problematiek, wat veel van de moeder en de stiefmoeder vraagt in de opvoeding. Bij [naam kind01] is sprake van ASS en bij [naam kind02] is hechtingsproblematiek vastgesteld. Voor beide kinderen is bij de moeders thuis hulpverlening vanuit BOBA ingezet. Daarnaast is individuele hulpverlening vanuit Yulius geïndiceerd. [naam kind01] is reeds gestart, maar voor [naam kind02] moet nog bezien worden wat passend is. Mogelijk dat speltherapie zal worden ingezet. Daarnaast is dagopvang in de weekenden voor de kinderen wenselijk om de moeder en de stiefmoeder te ontlasten.
De kinderrechter acht de betrokkenheid van de jeugdbescherming in het kader van een ondertoezichtstelling nog langer noodzakelijk om passende hulpverlening voor de kinderen in te zetten en te continueren. Daarnaast is het van belang om het traject van de ouders bij het CGB te volgen. Het is van belang dat toegewerkt wordt naar een situatie waarbij de vader mogelijk weer contact heeft met de kinderen of dat de rol van vader anderszins duidelijk wordt. Gelet op de complexiteit van de problematiek en het belang van continuïteit voor de kinderen acht de kinderrechter een overdracht naar het vrijwillig kader op dit moment niet in het belang van de kinderen. Daarbij komt dat de moeder en de stiefmoeder als primaire opvoeders veel steun ervaren van de jeugdbeschermers.
De kinderrechter zal gelet op het voorgaande de ondertoezichtstelling van [naam kind01] en [naam kind02] verlengen voor de duur van een jaar.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [naam kind01] en [naam kind02] tot 5 maart 2024;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 17 februari 2023 door mr. W.J. Loorbach, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. W.A. Graven, als griffier en schriftelijk vastgesteld op 6 maart 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.