ECLI:NL:RBROT:2023:2057

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 maart 2023
Publicatiedatum
13 maart 2023
Zaaknummer
10/680487-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor gewoonteheling van voertuigen en voertuigonderdelen binnen een garagebedrijf

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 1 maart 2023 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1976, die wordt beschuldigd van gewoonteheling van voertuigen en voertuigonderdelen. De verdachte, die samen met zijn vader een garagebedrijf in Heinenoord runt, wordt verweten dat hij gedurende een periode van bijna drie jaar op grote schaal voertuigen en onderdelen van diefstal afkomstige goederen voorhanden heeft gehad. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte een taakstraf van 240 uur moest krijgen, waarvan 140 uur voorwaardelijk, vanwege de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op meerdere tijdstippen tussen 1 juni 2014 en 11 april 2017, in Heinenoord, een gewoonte heeft gemaakt van het plegen van opzetheling. Tijdens een doorzoeking van zijn garage zijn meerdere gestolen voertuigen en een groot aantal auto-onderdelen aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk gebruik heeft gemaakt van deze gestolen goederen, wat een ernstige schending van de wet is. De verdediging voerde aan dat de verdachte niet wist dat de voertuigen en onderdelen van diefstal afkomstig waren, maar de rechtbank achtte dit niet aannemelijk.

De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er sprake was van een ruime overschrijding van de redelijke termijn, wat heeft geleid tot een lichtere straf. De verdachte werd vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, maar de bewezenverklaring van de opzetheling bleef staan. De rechtbank heeft de vorderingen van benadeelde partijen afgewezen, omdat er onvoldoende bewijs was dat de schade rechtstreeks verband hield met de bewezen feiten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/680487-17
Datum uitspraak: 1 maart 2023
Tegenspraak
Verkort vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1976,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [woonplaats01] ,
raadsman mr. D.W.H.M. Wolters, advocaat te Hoofddorp.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 15 februari 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdachte wordt kortgezegd verweten dat hij samen met anderen verschillende van diefstal afkomstige (personen)auto’s en een groot aantal van diefstal afkomstige auto-onderdelen geheeld heeft en daar een gewoonte van heeft gemaakt.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J. Spaans heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

4.Waardering van het bewijs

4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd voor de heling van een fuseestuk (zaakdossier 9) nu de verdachte zelf aangifte heeft gedaan van de diefstal van de auto waar dit fuseestuk (ooit) onderdeel van was. Verder heeft de officier van justitie de in feit 2 ten laste gelegde heling beperkt tot 905 (voertuig)onderdelen, nu van de overige (voertuig)onderdelen niet bewezen kan worden dat deze van misdrijf afkomstig zijn. De officier van justitie heeft ten slotte vrijspraak gevorderd van het onder 1 en 2 ten laste gelegde medeplegen. Hoewel er aanwijzingen zijn dat de verdachte een schakel was in een groter geheel, wordt de lat voor het wettig en overtuigend bewijs daarvoor niet gehaald.
4.1.2.
Standpunt verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak voor beide tenlastegelegde feiten, zowel voor de opzet-vorm (primair), de schuldvorm (subsidiair) als het tenlastegelegde gewoonte maken van de verweten heling. De verdachte wist niet en heeft niet kunnen weten dat de op de tenlastelegging vermelde auto’s en onderdelen van diefstal afkomstig waren. Zij voert hiertoe de volgende argumenten aan:
  • Een aantal in de tenlastelegging genoemde voertuigen of onderdelen daarvan (zaakdossier 1, 4 en 8) is te goeder trouw in Duitsland en België gekocht;
  • Een aantal in de tenlastelegging genoemde voertuigen (zaakdossiers 2, 3, 5, 6 en 7) behoort toe aan klanten die de voertuigen ter reparatie hadden aangeboden;
  • De in de zaakdossiers 9 tot en met 20 genoemde auto-onderdelen zijn gekocht bij een professionele verkoper dan wel afkomstig van een klant die deze bij de verdachte in het kader van een reparatie heeft achtergelaten;
  • Ten aanzien van een aantal in de tenlastelegging genoemde voertuigonderdelen (zaakdossier 8 tot en met 20) kan niet worden vastgesteld of ten tijde van de verwerving door de verdachte al vaststond dat deze van diefstal afkomstig waren. De verdachte kan deze onderdelen al verworven hebben voorafgaand aan de diefstal(len), bijvoorbeeld in het kader van een reparatie;
  • Anders dan de politie, de producenten van voertuigen dan wel de Stichting VbV Derden kan de verdachte niet beschikken over informatie om te controleren of door hem aangeschafte auto-onderdelen van diefstal afkomstig zijn. Hierbij wijst de verdediging op de omstandigheid dat de wijze waarop auto’s en auto-onderdelen geïdentificeerd worden grotendeels geheim is. De verdachte heeft dergelijk onderzoek niet zelf kunnen verrichten.
4.1.3.
Vaststaande feiten
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben op de terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag:
De verdachte runde samen met zijn vader in Heinenoord, gemeente Binnenmaas, een relatief kleine (dorps)garage, zonder verder vast personeel. De verdachte is hier gedurende de in de tenlastelegging genoemde periode werkzaam geweest;
De vader van verdachte hield zich bezig met grotere bedrijfsvoertuigen (vrachtauto’s), de verdachte hield zich bezig met inkopen, opknappen, repareren en verkopen van personenauto’s;
Tijdens de doorzoeking van de garage en het daarbij behorende bedrijfsterrein zijn 6 gestolen voertuigen aangetroffen, nagenoeg allemaal voorzien van een vervalst voertuig identificatie nummer (VIN) en zonder kentekenplaten;
Tijdens de doorzoeking van de garage en het daarbij behorende bedrijfsterrein is een zeer groot aantal auto-onderdelen aangetroffen die afkomstig zijn uit gestolen voertuigen;
Tijdens de doorzoeking van de garage en het daarbij behorende bedrijfsterrein zijn van verschillende auto’s waarvan uit het dossier de diefstal blijkt meerdere onderdelen aangetroffen. Variërend van:
- 8 onderdelen zaakdossier 15;
- 10 onderdelen zaakdossier 20;
- 15 onderdelen zaakdossier 11;
- 17 onderdelen zaakdossier 10;
- 21 onderdelen zaakdossier 13;
- 22 onderdelen zaakdossier 16;
- 30 onderdelen zaakdossier 18;
- 32 onderdelen zaakdossier 7;
- 32 onderdelen zaakdossier 12;
- 35 onderdelen zaakdossier 19;
- 39 onderdelen zaakdossier 3;
- 39 onderdelen zaakdossier 9;
- 40 onderdelen zaakdossier 14;
- 60 onderdelen alsmede de originele kentekenplaat zaakdossier 1; tot
- 54 onderdelen zaakdossier 17.
Tijdens de doorzoeking van de garage van de verdachte is apparatuur inclusief software aangetroffen waarmee het mogelijk is voertuig identificatie nummers van auto’s digitaal te veranderen, te wissen dan wel opnieuw in te leren in de verschillende modules en computers van een auto. Tevens zijn blanco autosleutels aangetroffen.
4.1.4.
Beoordeling
Gelet op het requisitoir en de vordering van de officier van justitie en de aard van de tenlastegelegde feiten houdt de rechtbank het er voor dat bedoeld is bij beide ten laste gelegde feiten de schuldheling telkens als subsidiair feit ten opzichte van de opzettelijke gewoonteheling ten laste te leggen.
De door de verdediging naar voren gebrachte bewijsverweren zouden naar het oordeel van de rechtbank kunnen slagen als er sprake was geweest van het incidenteel aantreffen van een auto-onderdeel dat afkomstig is van een gestolen auto.
Het komt de rechtbank echter als volstrekt onaannemelijk voor dat bij een relatief klein garagebedrijf per ongeluk meerdere (6) omgekatte voertuigen aanwezig zijn. De rechtbank begrijpt dat het in incidentele gevallen moeilijk kan zijn om gestolen auto-onderdelen te onderscheiden van legale. Maar in deze zaak is er bij een relatief klein reparatiebedrijf sprake van een enorme hoeveelheid van diefstal afkomstige voertuigonderdelen, waarbij in het bijzonder opvalt dat van diverse gestolen voertuigen meerdere onderdelen – variërend van 8 tot 54 onderdelen – zich in het bezit van de verdachte bevinden. In één geval (zaakdossier 1) wordt ook de kentekenplaat van de gestolen auto bij de verdachte aangetroffen.
Daarmee acht de rechtbank het aannemelijk dat de verdachte het voorhanden hebben van van diefstal afkomstige voertuigen en voertuig-onderdelen tot de reguliere bedrijfsvoering van zijn herstelbedrijf heeft gemaakt. Het op zo grote schaal gebruik maken van gestolen objecten gaat voorbij aan ‘redelijkerwijs vermoeden’ en kan naar het oordeel van de rechtbank enkel opzettelijk zijn gepleegd. De rechtbank neemt hierbij ook in ogenschouw dat desgevraagd de verdachte niet bereid is om namen van mogelijke klanten die voertuigen bij hem gestald hebben te noemen noch specifiek heeft aangegeven van wie hij welk voertuigonderdeel heeft gekocht.
Gewoonte
Of een meervoud aan gedragingen kan worden gekwalificeerd als het maken van een
“gewoonte”, hangt af van de concrete omstandigheden van het geval. Daarbij kan onder meer betekenis toekomen aan de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht, alsmede aan het aantal gedragingen en het tijdsbestek waarbinnen deze zich hebben afgespeeld.
De verdachte heeft gedurende een periode van bijna drie jaar op grote schaal van diefstal afkomstige voertuigen en voertuig-onderdelen voorhanden gehad. De omvang hiervan doet de rechtbank concluderen dat de verdachte van diefstal afkomstige voorwerpen een vast onderdeel van de bedrijfsvoering van zijn reparatiebedrijf heeft gemaakt en zodoende een gewoonte heeft gemaakt van de heling.
(Partiële) vrijspraak
De rechtbank zal vrijspreken van zaakdossier 8 nu daarvan geen sprake is van een concreet in het dossier opgenomen aangifte, noch uit de rapportage van Stichting VbV Derden blijkt dat er meerdere onderdelen van dat voertuig bij de verdachte zijn aangetroffen.
Ook zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van de heling van voorwerpen die afkomstig zijn van een voertuig waarvan hij zelf aangifte van diefstal heeft gedaan. Dit betreft zaakdossier 9 in het tenlastegelegde feit 1 en 38 onderdelen tenlastegelegd onder feit 2.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat het dossier onvoldoende bewijs bevat voor het oordeel dat de verdachte ten aanzien van de tenlastegelegde feiten in nauwe en bewuste samenwerking met anderen heeft gehandeld zodat de verdachte partieel wordt vrijgesproken van het medeplegen.
Voorwaardelijk verzoek
De verdediging heeft bij wijze van voorwaardelijk verzoek een groot aantal vragen geformuleerd die gericht zijn op de vraag hoe de verdachte had kunnen onderzoeken dat voertuigonderdelen afkomstig van gestolen voertuigen blijken te zijn. Indien de rechtbank niet tot vrijspraak komt, wenst de verdediging deze vragen beantwoord te zien. Nu de rechtbank zoals hiervoor heeft overwogen bewezen acht dat de verdachte opzettelijk gestolen voertuigen en -onderdelen voorhanden had en dit onderdeel was van zijn reguliere bedrijfsvoering, ziet de rechtbank geen redelijk belang bij het doen uitvoeren van dit nadere onderzoek. Het verzoek tot het doen van dit onderzoek dan wel het doen beantwoorden van deze vragen wordt afgewezen.
4.1.5.
Conclusie
De verweren worden verworpen. De rechtbank acht het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op meerdere tijdstippen in de periode 1 juni 2014 tot en met 11 april 2017, te Heinenoord, gemeente Binnenmaas, telkens een gewoonte heeft gemaakt van het plegen van opzetheling, immers heeft verdachte voertuigen en voertuigonderdelen, te weten:
(zaakdossier 1)
- een personenauto merk BMW, type 428i met origineel
chassisnummer [nummer01] en
- enkele onderdelen van het onderstel, en een interieur en twee portieren afkomstig uit een voertuig (merk BMW, type 335i
Touring met origineel chassisnummer [nummer02] en
(zaakdossier 2)
- een personenauto merk BMW, type 3 serie met origineel
chassisnummer [nummer03] en
(zaakdossier 3)
- een personenauto merk BMW, type 3-Reihe Touring met origineel
chassisnummer [nummer04] en
(zaakdossier 4)
- een motorblok afkomstig uit een voertuig merk YAMAHA, type Yzf-R1 met origineel chassisnummer [nummer05] en
(zaakdossier 5)
- een personenauto merk BMW, type 3er Reihe met origineel
chassisnummer [nummer06] en
(zaakdossier 6)
- een personenauto merk BMW, type 335 met origineel
chassisnummer [nummer07] en
(zaakdossier 7)
- een personenauto merk Mini, type Cooper Roadster met origineel chassisnummer [nummer08] en
(zaakdossier 8)
(zaakdossier 9)
(zaakdossier 10)
- een module afkomstig uit een voertuig merk Volkswagen, type Polo 6R met origineel chassisnummer [nummer09] ) en
(zaakdossier 11)
- een motorblok afkomstig uit een voertuig merk Mini, type Cooper met origineel chassisnummer [nummer10] en
(zaakdossier 12)
- een versnellingsbak afkomstig uit een voertuig merk BMW, type 5 ER Reihe met origineel chassisnummer [nummer11] en
(zaakdossier 13)
- een module afkomstig uit een voertuig merk Volkswagen, type Caddy met (origineel chassisnummer [nummer12] en
(zaakdossier 14)
- een remschijf en een subframe uit een voertuig merk BMW, type 535i met origineel chassisnummer [nummer13] en
(zaakdossier 15)
- een module afkomstig uit een voertuig merk Volkswagen, type Polo met origineel chassisnummer [nummer14] en
(zaakdossier 16)
- een motorblok en bodemplaat en fuseestuk en subframe afkomstig uit een voertuig merk BMW, type 1er Reihe met origineel chassisnummer [nummer15] ) en
(zaakdossier 17)
- twee airbags afkomstig uit een voertuig merk Volkswagen, type Golf met origineel) chassisnummer [nummer16] en
(zaakdossier 18)
- één of meer airbags en Audio afkomstig uit een voertuig merk Volkswagen, type 5er Reihe, met origineel chassisnummer [nummer17] en
(zaakdossier 19)
- één of meer airbags en een bumperbalk afkomstig uit een voertuig merk BMW, type 3er Reihe, met (origineel) chassisnummer [nummer18] ) en
(zaakdossier 20)
- een middenconsole afkomstig van een voertuig merk BMW met origineel chassisnummer [nummer19]
voorhanden gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die goederen telkens wist dat het door misdrijf verkregen goed betrof
2.
hij op meer tijdstippen in de periode 1 juni 2014 tot 11 april 2017 te Heinenoord, gemeente Binnenmaas, telkens een gewoonte heeft gemaakt van het plegen van opzetheling, immers heeft verdachte voertuigonderdelen voorhanden gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die goederen telkens wist dat het door misdrijf verkregen goed betrof.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de redengevende inhoud van het voorgaande en op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende tot bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1.primair

van het plegen van opzetheling een gewoonte maken

2.primair.

van het plegen van opzetheling een gewoonte maken

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft gedurende lange tijd op grote schaal binnen zijn garagebedrijf gebruik gemaakt van voertuigen en voertuigonderdelen die van diefstal afkomstig waren. Hoewel de exacte rol en plaats van de verdachte in de voor de hand liggende keten van stelen, omkatten en verkopen van voertuigen niet helder is geworden, kan het niet anders zijn dan dat hij hier als inkoper en reparateur van auto’s een wezenlijke rol in heeft gespeeld. Het aantreffen van grote aantallen onderdelen van specifiek geïdentificeerde voertuigen die gestolen bleken te zijn, wekt bij de rechtbank de indruk dat deze voertuigen in het bedrijf van de verdachte zijn ontmanteld, dan wel in de onmiddellijke nabijheid daarvan. De verdachte heeft daarmee puur voor eigen gewin een uiterst kwalijke rol gespeeld in de wereld van de autocriminaliteit, ten nadele van een groot aantal nietsvermoedende bezitters van auto’s.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
30 januari 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Medische situatie
Ter zitting heeft de verdachte aangegeven dat hij in december 2020 een herseninfarct heeft gehad. De verdediging heeft een medische verklaring overlegd, waarin dit bevestigd wordt. De verdachte heeft aangegeven niet arbeidsongeschikt te zijn, maar wel in zijn functioneren ernstig beperkt te worden door de gevolgen van het herseninfarct omdat hij vergeetachtiger is geworden en alles moet opschrijven. De verdachte heeft ook aangegeven nog steeds in een werkplaats aan huis, aan auto’s te sleutelen.
7.4.
Redelijke termijn
De verdediging heeft naar voren gebracht dat de met de vervolging gemoeide duur onredelijk lang te noemen is. Op 11 april 2017 heeft een zoeking in het bedrijfspand van de verdachte plaats gevonden en eerst in februari 2023 vindt de terechtzitting plaats. Met dit onredelijk lange tijdverloop zal rekening moeten worden gehouden bij de op te leggen straf.
Ook de officier van justitie heeft aangegeven dat in deze zaak sprake is van overschrijding van de redelijke termijn, hoewel die deels is toe te schijven aan het uitvoeren van door de verdediging opgegeven onderzoekswensen.
Bij de berechting van een zaak, waarbij geen sprake is van bijzondere omstandigheden heeft als uitgangspunt te gelden dat de behandeling van de zaak op de terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn. De redelijke termijn vangt aan op het moment dat een verdachte in redelijkheid de verwachting kan hebben dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. De inverzekeringstelling van een verdachte kan als een zodanige handeling worden aangemerkt. De verdachte is in de onderhavige zaak op 26 september 2017 in verzekering gesteld. Op deze datum is de redelijke termijn derhalve aangevangen.
Naar het oordeel van de rechtbank is er in deze zaak geen sprake van bijzondere omstandigheden.
Tussen de aanvang van de redelijke termijn en de datum van het eindvonnis ligt een periode van vijf jaar en vijf maanden. Nu in deze zaak, zoals hiervoor is overwogen, wordt uitgegaan van een redelijke termijn van twee jaar, is er in de onderhavige zaak sprake van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) van drie jaar en vijf maanden. Nu deze overschrijding niet is toe te rekenen aan de verdachte, dient dit gecompenseerd te worden.
7.5.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank zal echter afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, de ouderdom van de tenlastegelegde feiten en de overschrijding van de redelijke termijn. In plaats daarvan wordt een taakstraf opgelegd. Een deel daarvan zal bij wijze van voorwaardelijke straf worden opgelegd om te voorkomen dat de verdachte nogmaals soortgelijke feiten zal plegen.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen voorwerpen verbeurd te verklaren. Volgens de officier van justitie heeft vermenging plaatsgevonden van gestolen onderdelen en onderdelen waarvan niet vast staat dat deze gestolen zijn.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de 1.510 voertuigonderdelen die vallen onder item 5 op de beslaglijst (pagina 25 tot en met 135 van het beslagdossier ( [dossiernummer01] ), aanvangend met VbV nummer [nummer20] en eindigend op nummer [nummer21] aan de verdachte teruggegeven moeten worden. Verder wil de verdachte teruggave van de in Duitsland gekochte BMW (item 2 op de beslaglijst), de Yamaha motorfiets (item 3 op de beslaglijst) en de Volkswagen Caddy (item 4 op de beslaglijst).
8.3.
Beoordeling
De in beslag genomen voorwerpen genoemd onder 1 tot en met 3 op de beslaglijst zullen worden verbeurd verklaard. De bewezen feiten zijn met betrekking tot deze voorwerpen begaan. Nu de rechtbank niet komt tot bewezenverklaring van de heling van de onderdelen uit van de Volkswagen Caddy (zaakdossier 8) zal een last worden gegeven tot teruggave van dit voertuig (item 4 op de beslaglijst) aan de verdachte. Ten aanzien van de in beslag genomen voorwerpen genoemd onder 5 op de beslaglijst zal eveneens een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte. De rechtbank volgt niet het standpunt van de officier van justitie dat sprake is van vermenging waardoor alle voorwerpen (ook die waarvan niet is vastgesteld dat deze van diefstal afkomstig zijn) verbeurd kunnen worden verklaard.

9.Vorderingen benadeelde partijen

Als benadeelde partijen hebben zich in het geding gevoegd:
- ter zake van het onder feit 1 zaakdossier 6 ten laste gelegde feit de heer [benadeelde partij01] . De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 6.390,- aan materiële schade en een vergoeding van € 500,- aan immateriële schade;
- ter zake van het onder feit 1 zaakdossier 13 ten laste gelegde feit de heer [benadeelde partij02] . De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 1.880,- aan materiële schade en een vergoeding van € 1.350,- aan immateriële schade.
9.1.
Standpunt officier van justitie
Beide benadeelde partijen dienen niet-ontvankelijk te worden verklaard in hun vordering omdat geen sprake is van een rechtstreeks verband met de tenlastegelegde feiten.
9.2.
Standpunt verdediging
Beide vorderingen dienen afgewezen te worden dan wel dienen de benadeelden niet-ontvankelijk te worden verklaard in hun vordering.
9.3.
Beoordeling
De benadeelde partijen zullen in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu onvoldoende is komen vast te staan dat de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd rechtstreeks verband houdt met de onder 1 bewezen verklaarde feiten.
9.4.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 57 en 417 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
bepaalt dat van deze taakstraf
een gedeelte groot 140 uren niet ten uitvoer zal worden gelegd,tenzij de rechter anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde: de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
96 (zesennegentig) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
48 dagen;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
verklaart verbeurd als bijkomende straf voor de feiten 1 en 2:
905 voertuigonderdelen zoals opgenomen in eindrapportage VbV van 22 maart 2019
BMW met het valselijk aangebrachte VIN nummer [nummer22] (zaakdossier 1)
Yamaha motorfiets type YZF-R1 (zaakdossier 4)
gelast de teruggave aan verdachte van:
4. Volkswagen Caddy met kenteken [kenteken01] (zaakdossier 8)
5. Voertuigonderdelen zoals genoemd op p. 25 t/m 135 van het beslagdossier ( [dossiernummer01] , aanvangend met VbV nummer [nummer20] en eindigend op nummer [nummer21] ;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij01] niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij01] en de verdachte ieder de eigen kosten dragen;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij02] niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij02] en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Laukens, voorzitter,
en mrs. M.J.C. Spoormaker en C.J.L. van Dam, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.Y de Lange, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op één of meerdere tijdstippen in de periode 01 juni 2014 tot en met 11 april 2017, te Heinenoord, gemeente Binnenmaas, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) een gewoonte heeft gemaakt van het plegen van opzetheling, immers heeft verdachte één of meer voertuigen en/of voertuigonderdelen, te weten:
(zaakdossier 1)
- een personenauto (merk BMW, type 428i, kenteken [kenteken02] met origineel
chassisnummer [nummer01] ) en/of
- enkele onderdelen van het onderstel, afkomstig uit een voertuig (merk BMW, type 335i
Touring, kenteken [kenteken03] met (origineel) chassisnummer [nummer02] ) en/of
- een interieur en/of twee portieren afkomstig uit een voertuig (merk BMW, type 335i
Touring, kenteken [kenteken03] met (origineel) chassisnummer [nummer02] ) en/of
(zaakdossier 2)
- een personenauto (merk BMW, type 3 serie, kenteken [kenteken04] met (origineel)
chassisnummer [nummer03] ) en/of
(zaakdossier 3)
- een personenauto (merk BMW, type 3-Reihe Touring met (origineel)
chassisnummer [nummer23] ) en/of
(zaakdossier 4)
- een motorblok afkomstig uit een voertuig (merk YAMAHA, type Yzf-R1, kenteken
[kenteken05] met (origineel) chassisnummer [nummer05] ) en/of
(zaakdossier 5)
- een personenauto (merk BMW, type 3er Reihe, kenteken [kenteken06] met (origineel)
chassisnummer [nummer06] ) en/of
(zaakdossier 6)
- een personenauto (merk BMW, type 335, kenteken [kenteken07] met (origineel)
chassisnummer [nummer24] ) en/of
(zaakdossier 7)
- een personenauto (merk Mini, type Cooper Roadster, kenteken [kenteken08] met (origineel) chassisnummer [nummer25] ) en/of
(zaakdossier 8)
- een motorblok afkomstig uit een voertuig (met origineel motorbloknummer [nummer26] ) en/of
- een versnellingsbak afkomstig uit een voertuig (merk Golf, type Golf, Belgische kenteken [kenteken09] ) en/of
(zaakdossier 9)
- een fuseestuk afkomstig uit een voertuig (merk BMW, type 3 ER Reihe, kenteken [kenteken10] met (origineel) chassisnummer [nummer27] ) en/of
(zaakdossier 10)
- een module afkomstig uit een voertuig (merk Volkswagen, type Polo 6R, kenteken [kenteken11] met (origineel) chassisnummer [nummer09] ) en/of
(zaakdossier 11)
- een motorblok afkomstig uit een voertuig (merk Mini, type Cooper, kenteken [kenteken12] met (origineel) chassisnummer [nummer10] ) en/of
(zaakdossier 12)
- een versnellingsbak afkomstig uit een voertuig (merk BMW, type 5 ER Reihe, kenteken [kenteken13] met (origineel) chassisnummer [nummer11] ) en/of
(zaakdossier 13)
- een module afkomstig uit een voertuig (merk Volkswagen, type Caddy, kenteken [kenteken14] met (origineel) chassisnummer [nummer12] ) en/of
(zaakdossier 14)
- een remschijf en/of een subframe uit een voertuig (merk BMW, type 535i, kenteken [kenteken15] met (origineel) chassisnummer [nummer28] ) en/of
(zaakdossier 15)
- een module afkomstig uit een voertuig (merk Volkswagen, type Polo, kenteken [kenteken16] met (origineel) chassisnummer [nummer14] ) en/of
(zaakdossier 16)
- een motorblok en/of bodemplaat en/of fuseestuk en/of subframe afkomstig uit een voertuig (merk BMW, type 1er Reihe, kenteken [kenteken17] met (origineel) chassisnummer [nummer29] ) en/of
(zaakdossier 17)
- twee airbags afkomstig uit een voertuig (merk Volkswagen, type Golf, kenteken [kenteken18] met (origineel) chassisnummer [nummer16] ) en/of
(zaakdossier 18)
- één of meer airbags en/of Audio afkomstig uit een voertuig (merk Volkswagen, type 5er Reihe, kenteken [kenteken19] met (origineel) chassisnummer [nummer17] ) en/of
(zaakdossier 19)
- één of meer airbags en/of een bumperbalk afkomstig uit een voertuig (merk BMW, type 3er Reihe, kenteken [kenteken20] met (origineel) chassisnummer [nummer18] ) en/of
(zaakdossier 20)
- een middenconsole afkomstig van een voertuig (merk BMW, Duitse kenteken [kenteken21] met (origineel) chassisnummer [nummer19] )
verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van die goederen (telkens) wist(en) dat het een door misdrijf verkregen goed betrof
en/of
hij op één of meerdere tijdstippen in de periode van 01 juni 2014 tot en met 11 april 2017, te Heinenoord, gemeente Binnenmaas, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) een gewoonte heeft gemaakt van het plegen van schuldheling, immers heeft verdachte één of meer voertuigen en/of voertuigonderdelen, te weten:
(zaakdossier 1)
- een personenauto (merk BMW, type 428i, kenteken [kenteken02] met origineel
chassisnummer [nummer01] ) en/of
- enkele onderdelen van het onderstel, afkomstig uit een voertuig (merk BMW, type 335i
Touring, kenteken [kenteken03] met (origineel) chassisnummer [nummer02] ) en/of
- een interieur en/of twee portieren afkomstig uit een voertuig (merk BMW, type 335i
Touring, kenteken [kenteken03] met (origineel) chassisnummer [nummer02] ) en/of
(zaakdossier 2)
- een personenauto (merk BMW, type 3 serie, kenteken [kenteken04] met (origineel)
chassisnummer [nummer03] ) en/of
(zaakdossier 3)
- een personenauto (merk BMW, type 3-Reihe Touring met (origineel)
chassisnummer [nummer23] ) en/of
(zaakdossier 4)
- een motorblok afkomstig uit een voertuig (merk YAMAHA, type Yzf-R1, kenteken
[kenteken05] met (origineel) chassisnummer [nummer05] ) en/of
(zaakdossier 5)
- een personenauto (merk BMW, type 3er Reihe, kenteken [kenteken06] met (origineel)
chassisnummer [nummer06] ) en/of
(zaakdossier 6)
- een personenauto (merk BMW, type 335, kenteken [kenteken07] met (origineel)
chassisnummer [nummer24] ) en/of
(zaakdossier 7)
- een personenauto (merk Mini, type Cooper Roadster, kenteken [kenteken08] met (origineel) chassisnummer [nummer25] ) en/of
(zaakdossier 8)
- een motorblok afkomstig uit een voertuig (met origineel motorbloknummer [nummer26] ) en/of
- een versnellingsbak afkomstig uit een voertuig (merk Golf, type Golf, Belgische kenteken [kenteken09] ) en/of
(zaakdossier 9)
- een fuseestuk afkomstig uit een voertuig (merk BMW, type 3 ER Reihe, kenteken [kenteken10] met (origineel) chassisnummer [nummer27] ) en/of
(zaakdossier 10)
- een module afkomstig uit een voertuig (merk Volkswagen, type Polo 6R, kenteken [kenteken11] met (origineel) chassisnummer [nummer09] ) en/of
(zaakdossier 11)
- een motorblok afkomstig uit een voertuig (merk Mini, type Cooper, kenteken [kenteken12] met (origineel) chassisnummer [nummer10] ) en/of
(zaakdossier 12)
- een versnellingsbak afkomstig uit een voertuig (merk BMW, type 5 ER Reihe, kenteken [kenteken13] met (origineel) chassisnummer [nummer11] ) en/of
(zaakdossier 13)
- een module afkomstig uit een voertuig (merk Volkswagen, type Caddy, kenteken [kenteken14] met (origineel) chassisnummer [nummer12] ) en/of
(zaakdossier 14)
- een remschijf en/of een subframe uit een voertuig (merk BMW, type 535i, kenteken [kenteken15] met (origineel) chassisnummer [nummer28] ) en/of
(zaakdossier 15)
- een module afkomstig uit een voertuig (merk Volkswagen, type Polo, kenteken [kenteken16] met (origineel) chassisnummer [nummer14] ) en/of
(zaakdossier 16)
- een motorblok en/of bodemplaat en/of fuseestuk en/of subframe afkomstig uit een voertuig (merk BMW, type 1er Reihe, kenteken [kenteken17] met (origineel) chassisnummer [nummer29] ) en/of
(zaakdossier 17)
- twee airbags afkomstig uit een voertuig (merk Volkswagen, type Golf, kenteken [kenteken18] met (origineel) chassisnummer [nummer16] ) en/of
(zaakdossier 18)
- één of meer airbags en/of Audio afkomstig uit een voertuig (merk Volkswagen, type 5er Reihe, kenteken [kenteken19] met (origineel) chassisnummer [nummer17] ) en/of
(zaakdossier 19)
- één of meer airbags en/of een bumperbalk afkomstig uit een voertuig (merk BMW, type 3er Reihe, kenteken [kenteken20] met (origineel) chassisnummer [nummer18] ) en/of
(zaakdossier 20)
- een middenconsole afkomstig van een voertuig (merk BMW, Duitse kenteken [kenteken21] met (origineel) chassisnummer [nummer19] )
verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van die goederen (telkens) redelijkerwijs hadden moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
art 417 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 1 juni 2014 tot 11 april 2017 te Heinenoord, gemeente Binnenmaas, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) een gewoonte heeft gemaakt van het plegen van opzetheling, immers heeft verdachte 2.416 (voertuig)onderdelen, zoals genoemd in bijgevoegde beslaglijst, verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van die goederen (telkens) wist(en) dat het een door misdrijf verkregen goed betrof
en/of
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 1 juni 2014 tot 11 april 2017 te Heinenoord, gemeente Binnenmaas, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) een gewoonte heeft gemaakt van het plegen van schuldheling, immers heeft verdachte 2.416 (voertuig)onderdelen, zoals genoemd in bijgevoegde beslaglijst, verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van die goederen (telkens) redelijkerwijs hadden moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;