ECLI:NL:RBROT:2023:2025

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 maart 2023
Publicatiedatum
10 maart 2023
Zaaknummer
22/2152
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van een aanvraag voor vergoeding van tijdelijke huisvesting door een aspirant politie

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 14 maart 2023, wordt het beroep van eiseres, een aspirant van de politie, tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een vergoeding van de kosten van tijdelijke huisvesting beoordeeld. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een vergoeding op basis van het Besluit reis-, verblijf- en verhuiskosten politie (Brvvp), nadat haar aanvraag op 6 december 2021 door de korpschef was afgewezen. De korpschef stelde dat er geen sprake was van tijdelijke huisvesting, maar van een verhuizing, wat eiseres betwistte. De rechtbank oordeelde dat de korpschef het begrip 'tijdelijke huisvesting' onjuist had geïnterpreteerd. De rechtbank concludeerde dat eiseres recht had op een vergoeding, omdat zij niet dagelijks kon reizen tussen haar oorspronkelijke woning en de plaats van opleiding. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg de korpschef op om een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening gehouden moet worden met deze uitspraak. Tevens werd de korpschef veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eiseres en het griffierecht. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een juiste interpretatie van regelgeving omtrent tijdelijke huisvesting voor aspiranten van de politie.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/2152

uitspraak van de meervoudige kamer van 14 maart 2023 in de zaak tussen

[naam eiseres], uit [plaatsnaam 1], eiseres

(gemachtigde: mr. W. de Klein),
en

de korpschef van politie (de korpschef)

(gemachtigden: drs. G.I. Johanns en mr. I.E.H. Versteijlen).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de aanvraag van een vergoeding van de kosten van tijdelijke huisvesting.
1.2.
De korpschef heeft de aanvraag vergoeding kosten van tijdelijke huisvesting met het besluit van 6 december 2021 afgewezen. Met het bestreden besluit van 22 maart 2022 op het bezwaar van eiseres is de korpschef bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.3.
Eiseres heeft beroep ingesteld. De korpschef heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Eiseres heeft aanvullende stukken ingediend. De korpschef heeft in reactie hierop stukken ingediend en daarbij medegedeeld dat van de namen en personeelsnummers op deze stukken uitsluitend de rechtbank kennis zal mogen nemen. De korpschef heeft verzocht om met toepassing van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) te beslissen dat de beperkte kennisneming gerechtvaardigd is.
Bij beslissing van 1 december 2022 heeft de rechter-commissaris de beperking van de kennisneming van de stukken waarvoor het verzoek is gedaan gerechtvaardigd geacht.
Eiseres heeft ter zitting de in artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb bedoelde toestemming verleend.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 6 december 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigden van de korpschef. Het beroep is ter zitting gelijktijdig behandeld met de zaak met nummer ROT 22/1021.

Beoordeling door de rechtbank

2.1.
De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de aanvraag van een vergoeding van de kosten van tijdelijke huisvesting van eiseres. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
2.2.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Totstandkoming van het bestreden besluit
3. Eiseres is met ingang van 20 januari 2020 voor een jaar aangesteld als aspirant voor het volgen van de initiële politieopleiding niveau 3, met als werkgebied de eenheid Rotterdam. Eiseres woonde bij haar ouders in [plaatsnaam 2] en heeft voor het volgen van de opleiding in Rotterdam woonruimte (een kamer) gehuurd voor een huurprijs van € 545,- per maand. Eiseres heeft op 25 november 2021 een vergoeding voor de maandelijkse woonkosten vanaf 20 januari 2020 aangevraagd op grond van artikel 14a van het Besluit reis-, verblijf- en verhuiskosten politie (Brvvp). De korpschef heeft de aanvraag afgewezen omdat er volgens hem geen sprake is van tijdelijke huisvesting als bedoeld in het Brvvp, maar van een verhuizing.
Heeft de korpschef terecht geoordeeld dat geen sprake was van tijdelijke huisvesting?
4.1.
Eiseres voert aan dat de korpschef een onjuiste uitleg geeft aan het begrip ‘tijdelijke huisvesting’. Deze uitleg, die teruggrijpt op een vorige regeling waarin het hebben van dubbele woonlasten relevant was, strookt niet met de tekst van het Brvvp en de Nota van toelichting daarbij. Eiseres heeft verklaard dat zij bijna elk weekend naar het huis van haar ouders ging en is blijven voetballen bij de club in haar oorspronkelijke woonplaats. Eiseres voert tevens aan dat de korpschef uit de inschrijving in de basisregistratie personen (BRP) ten onrechte heeft afgeleid dat geen sprake is van tijdelijke huisvesting maar van een verhuizing.
4.2.
De korpschef stelt zich op het standpunt dat met het begrip ‘tijdelijke huisvesting’ wordt bedoeld huisvesting die na verloop van tijd weer wordt verlaten om terug te keren naar de oorspronkelijke woning. De korpschef leidt dit ook af uit het tweede lid van artikel 14a van het Brvvp dat regels bevat voor een vergoeding van reiskosten naar de oorspronkelijke woonplaats. Met artikel 14a van het Brvvp is beoogd de aspiranten tegemoet te komen in de extra kosten die de tijdelijke huisvesting en het heen en weer reizen naar de oorspronkelijke woning met zich brengen. De korpschef stelt dat deze uitleg aansluit bij de praktijk zoals die bestond bij de totstandkoming van het Brvvp, toen het theoretische deel van de opleiding vaak niet in de buurt van de plaats van tewerkstelling kon worden gevolgd. De uitleg van eiseres zou betekenen dat elke aspirant die voor de opleiding verhuist, aanspraak kan maken op die tegemoetkoming. De korpschef stelt dat zo’n ruime uitleg van de regeling niet bedoeld kan zijn. De korpschef stelt dat eiseres bij een tijdelijk verblijf niet verplicht is zich in Rotterdam in de BRP in te schrijven. Uit het feit dat zij zich wel in Rotterdam heeft ingeschreven kan volgens de korpschef worden afgeleid dat eiseres is verhuisd en niet langer formeel in Vriezenveen woonachtig is.
4.3.1.
De rechtbank is van oordeel dat de korpschef aan het begrip tijdelijke huisvesting als bedoeld in artikel 14a van het Brvvp een onjuiste uitleg heeft gegeven en dat hij de aanvraag van eiseres in zoverre ten onrechte heeft afgewezen. De rechtbank licht dit als volgt toe.
4.3.2.
Volgens artikel 14a, eerste lid, van het Brvvp heeft de aspirant aanspraak op vergoeding van kosten voor tijdelijke huisvesting, indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de aspirant niet dagelijks heen en weer kan reizen tussen de woning en de plaats waar een krachtens artikel 2c, eerste lid, van het Besluit algemene rechtspositie aangewezen politieopleiding wordt gevolgd en het bevoegd gezag geen voorziening voor verblijf in de omgeving van de plaats waar deze politieopleiding wordt gevolgd, aan de aspirant verstrekt. Niet in geding is dat eiseres niet dagelijks tussen Vriezenveen en Rotterdam heen en weer kon reizen.
4.3.3.
Het Brvvp geeft geen definitie van het begrip ‘tijdelijke huisvesting’. Ook de Nota van toelichting bij het Brvvp bevat geen uitleg van dit begrip. De Nota van toelichting geeft evenmin inzicht in de ratio van de regeling. Bij gebreke van een duidelijke invulling van een begrip door de regelgever en onduidelijkheid over de ratio van een regeling, dient zoveel mogelijk van de letterlijke tekst en de betekenis daarvan in het normale spraakgebruik te worden uitgegaan. Volgens het Van Dale woordenboek wordt onder tijdelijk verstaan: voor een bepaalde tijd, niet voor vast of altijd. De rechtbank sluit zich bij deze definitie aan. Niet is in te zien waarom het huurcontract van eiseres dat is afgesloten voor bepaalde duur niet als tijdelijke huisvesting aangemerkt zou kunnen worden. De rechtbank is van oordeel dat de korpschef in het bestreden besluit het begrip tijdelijke huisvesting te beperkt heeft opgevat.
Dat voor tijdelijke huisvesting sprake moet zijn van behoud van de oorspronkelijke woning en eventueel dubbele woonlasten volgt niet uit de tekst van het Brvvp en de Nota van toelichting en dit volgt evenmin uit het feit dat ook reiskosten kunnen worden toegekend.
Dat, zoals door de korpschef gesteld, toen artikel 14a van het Brvvp in 2011 werd ingevoerd, het theoretische deel van de opleiding veelal buiten de plaats dan de eenheid van aanstelling plaatsvond, vormt evenmin voldoende grond om in dit geval de huisvesting niet tijdelijk te achten.
Uit de inschrijving in de BRP kan naar het oordeel van de rechtbank, anders dan de korpschef stelt, niet worden afgeleid dat sprake is van een verhuizing en daarmee niet van tijdelijke huisvesting. Inschrijving in de BRP geschiedt (onder meer) op basis van het woonadres. Volgens artikel 1.1 onder o, van de Wet BRP wordt onder woonadres verstaan het adres waar de betrokkene woont of indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar redelijke verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten. Een inschrijving in de BRP beoogt een feitelijke woonsituatie vast te leggen, maar behelst geen vastlegging van de status (tijdelijk of permanent) daarvan.
4.3.4.
Het beroep dient gegrond te worden verklaard en het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking. De rechtbank ziet geen mogelijkheid tot definitieve geschilbeslechting. Voor een nieuw besluit dient alsnog te worden beoordeeld of en zo ja, tot welk bedrag aan eiseres een vergoeding van de kosten van tijdelijke huisvesting moet worden verleend. De korpschef zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak.
De onjuiste voorlichting in een flyer over arbeidsvoorwaarden en overige beroepsgronden
5.1.
Met het oog op de nadere besluitvorming door de korpschef overweegt de rechtbank nog het volgende. Eiseres stelt dat zij is uitgegaan van informatie in een aan haar verstrekte flyer over arbeidsvoorwaarden, welke informatie achteraf bezien onjuist is. De korpschef erkent dat in de aan eiseres verstrekte flyer onjuiste informatie is opgenomen, maar stelt dat eiseres hierdoor niet in haar belangen is geschaad. De korpschef wijst erop dat in de flyer een disclaimer is opgenomen en dat daarin wordt verwezen naar de juiste informatie in het Brvvp en op het intranet van de politie. De korpschef stelt dat eiseres ook bij het verstrekken van een juiste flyer niet in aanmerking was gekomen voor een vergoeding, omdat zij niet aan de voorwaarden voldoet. Met de korpschef is de rechtbank van oordeel dat aan onjuistheden in de flyer nog geen recht op een vergoeding van de kosten van tijdelijke huisvesting kan worden ontleend. De erkende onjuistheden in de flyer leiden er naar het oordeel van de rechtbank wel toe dat verweerder aan eiseres niet kan tegenwerpen dat zij de aanvraag met terugwerkende kracht heeft gedaan en niet (vooraf) heeft besproken.
5.2.
Gelet op het voorgaande behoeven de gronden van eiseres over de schending van het gelijkheidsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel geen bespreking.

Conclusie en gevolgen

6.1.
Het beroep is gegrond. Dat betekent dat de afwijzing van de aanvraag van een vergoeding voor de kosten van tijdelijke huisvesting niet in stand blijft. De korpschef moet opnieuw beslissen op het bezwaar.
6.2.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat de korpschef aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt. Ook ziet zij daarin aanleiding om de korpschef te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten in beroep. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand levert 2 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 837,-), bij een wegingsfactor 1. Gelet op de gelijktijdige behandeling van een samenhangende zaak wordt de helft, te weten € 837,- toegekend.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt de korpschef op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt de korpschef in de proceskosten van eiseres, tot een bedrag van € 837,-;
- draagt de korpschef op het betaalde griffierecht van € 184,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Dingemanse, voorzitter, en mr. P. Vrolijk en
mr. J. Fransen, leden, in aanwezigheid van G.J. Schoenmakers, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 14 maart 2023.
De griffier is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen.
Griffier
Voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Besluit reis-, verblijf-, en verhuiskosten politie
Artikel 14a
1. De aspirant heeft aanspraak op vergoeding van kosten voor tijdelijke huisvesting, die gelijk is aan 90% van het bedrag van de werkelijk gemaakte kosten met een maximum van € 433,- per maand, indien:
a. naar het oordeel van het bevoegd gezag de aspirant niet dagelijks heen en weer kan reizen tussen de woning en de plaats waar een krachtens artikel 2c, eerste lid, van het Besluit algemene rechtspositie aangewezen politieopleiding wordt gevolgd; en
b. het bevoegd gezag geen voorziening voor verblijf in de omgeving van de plaats waar deze politieopleiding wordt gevolgd, aan de aspirant verstrekt.
2. De aspirant, bedoeld in het eerste lid, heeft maximaal eenmaal per week aanspraak op een tegemoetkoming in de reiskosten naar zijn oorspronkelijke woning. De tegemoetkoming is gelijk aan de kosten voor openbaar vervoer in de tweede vervoersklasse of, bij gebruik van eigen vervoer, € 0,19 per kilometer.
Nota van Toelichting bij het Besluit van 26 februari 2011 tot wijziging van het Besluit algemene rechtspositie politie, het Besluit bezoldiging politie, het Besluit rechtspositie vrijwillige politie en het Besluit reis-, verblijf-, en verhuiskosten politie in verband met de tweede tranche van de harmonisatie van de arbeidsvoorwaarden (HAP II Besluit). (Staatsblad 2011, 2018)
Artikel IV
In het kader van de harmonisatie van arbeidsvoorwaarden bij de politie is afgesproken dat het bevoegd gezag op verzoek van de aspirant kan besluiten tot het toekennen van een vergoeding voor tijdelijke huisvesting indien het dagelijks heen en weer reizen tussen de woonplaats en de plaats waar de initiële opleiding wordt gevolgd, naar het oordeel van het bevoegd gezag bezwaarlijk is. Hiertoe wordt aan het Besluit reis-, verblijf- en verhuiskosten politie een nieuw artikel 14a toegevoegd. Redenen die bij de beslissing een rol spelen, zijn:
• de duur van de reis;
• de reisafstand;
• of betrokkene over al dan niet eigen vervoer beschikt;
• de beschikbaarheid van openbaar vervoer;
• overige persoonlijke omstandigheden, zoals de mogelijkheid al dan niet thuis in rust te kunnen studeren.
Uitgangspunt is dat het bevoegd gezag en de aspirant gezamenlijk moeten bespreken wat voor de aspirant de beste oplossing is.
Het bedrag van € 340,34 is gelijk aan de maximale tegemoetkoming voor pensionkosten zoals deze was opgenomen in artikel 13, eerste lid, van de Regeling vergoeding verplaatsingskosten politie.
Opgemerkt wordt nog dat naast de aanspraak geregeld in het nieuwe artikel 14a ook aanspraak bestaat op vergoeding van reiskosten tussen de tijdelijke verblijfplaats en de plaats van opleiding op grond van artikel 3, eerste lid, onderdeel d, van het Besluit reis-, verblijf- en verhuiskosten politie.