In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 17 februari 2023 een beschikking gegeven met betrekking tot de uithuisplaatsing van de minderjarige [voornaam minderjarige01], geboren in 2006. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West heeft op 20 januari 2023 een verzoek ingediend voor een machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige, die op dat moment in de crisisopvang verbleef. De ouders van de minderjarige hebben aangegeven dat zij niet meer in staat zijn om de volledige zorg voor hem te dragen, mede door de gedragsproblemen van de minderjarige en de onhoudbare situatie thuis.
De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren en heeft de minderjarige, de ouders en een vertegenwoordigster van de GI gehoord. Uit de stukken en de zitting is gebleken dat de minderjarige gedragsproblemen vertoont, moeite heeft met het reguleren van zijn emoties en dat er zorgen zijn over zijn netwerk en activiteiten buitenshuis. De ouders hebben verklaard dat de minderjarige hulp en behandeling nodig heeft om weer thuis te kunnen wonen.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat er een noodzaak is voor uithuisplaatsing om de ontwikkeling van de minderjarige te waarborgen. De kinderrechter heeft daarom besloten om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen, met ingang van 17 februari 2023 tot 25 augustus 2023, en heeft deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door de kinderrechter, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.