ECLI:NL:RBROT:2023:1985

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 maart 2023
Publicatiedatum
9 maart 2023
Zaaknummer
ROT 21/5942
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betwisting van de ontvangst van een naheffingsaanslag parkeerbelasting via MijnOverheid

Op 9 maart 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een belastingrechtelijke zaak tussen de invorderingsambtenaar van de gemeente Rotterdam en een eiser die betwistte de ontvangst van een naheffingsaanslag parkeerbelasting. De zaak, geregistreerd onder nummer ROT 21/5942, betreft een aanmaning die op 10 augustus 2021 door de gemeente aan eiser is verzonden, waarin hij werd aangespoord om de naheffingsaanslag te betalen, inclusief aanmaningskosten van € 8,-. Eiser had eerder bezwaar aangetekend tegen de naheffingsaanslag, maar dit bezwaar werd op 20 oktober 2021 ongegrond verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld tegen dit besluit.

Tijdens de zitting op 6 februari 2023 was eiser niet aanwezig, terwijl de gemachtigde van de gemeente wel aanwezig was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de uitnodiging voor de zitting op correcte wijze aan eiser was verzonden. De rechtbank heeft vervolgens de zaak behandeld, waarbij eiser aanvoerde dat hij niet was aangemeld voor MijnOverheid en betwistte dat de naheffingsaanslag hem via deze digitale weg had bereikt. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat eiser op 13 oktober 2020 bezwaar had gemaakt tegen de naheffingsaanslag, wat impliceert dat hij op de hoogte was van de aanslag.

De rechtbank concludeert dat de aanmaningskosten terecht in rekening zijn gebracht, aangezien eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet op de hoogte was van de naheffingsaanslag. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de gemeente niet verplicht was om eiser te horen in bezwaar, omdat er geen redelijke twijfel bestond over de uitkomst van het bezwaar. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en de uitspraak is openbaar uitgesproken op 9 maart 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 21/5942

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 maart 2023 in de zaak tussen

[naam eiser], te [plaatsnaam], eiser,
gemachtigde: mr. N.G.A. Voorbach,
en

de invorderingsambtenaar van de gemeente Rotterdam, verweerder,

gemachtigde: mr. P. van Hattem.

Procesverloop

Bij brief, gedagtekend 10 augustus 2021 (het primaire besluit), heeft verweerder eiser aangemaand de naheffingsaanslag parkeerbelasting te betalen, waarbij ook aanmaningskosten van € 8,- zijn opgelegd.
Bij uitspraak op bezwaar van 20 oktober 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 6 februari 2023 op zitting behandeld.
Eiser en zijn gemachtigde zijn zonder voorafgaand bericht niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Uit het Track & Trace-systeem van PostNL is gebleken dat de aangetekende verzending aan eiser van de uitnodigingsbrief voor de zitting op regelmatige wijze aan eisers adres is aangeboden. Gelet daarop is de zaak op zitting behandeld.

Overwegingen

1. Aan eiser is een naheffingsaanslag parkeerbelasting, gedagtekend 15 oktober 2020, opgelegd via het onlinesysteem MijnOverheid. Op het aanslagbiljet staat vermeld dat de aanslag vóór 15 november 2020 dient te worden betaald. Eiser heeft de aanslag niet voor de laatste vervaldag betaald. Op 20 juli 2021 is aan eiser een kosteloze betalingsherinnering gestuurd. Als gevolg van het uitblijven van de betaling van de aanslag heeft verweerder een aanmaning met aanmaningskosten naar eiser verstuurd per post.
2. In geschil is of verweerder terecht de aanmaningskosten in rekening heeft gebracht. Eiser vindt van niet, verweerder vindt van wel.
3. Eiser stelt dat hij niet voor MijnOverheid is aangemeld en hij betwist dat de naheffingsaanslag van 15 oktober 2020 via de Berichtenbox van MijnOverheid hem via de digitale weg heeft bereikt
.Volgens eiser heeft verweerder geen deugdelijke verzendadministratie overgelegd op grond waarvan de verzending van de naheffingsaanslag aannemelijk is gemaakt.
4. De rechtbank stelt vast dat tegen de naheffingsaanslag met dagtekening 15 oktober 2020, die online is verstuurd via MijnOverheid, door eiser op 13 oktober 2020 bezwaar is gemaakt met gebruik van het online portal van verweerder. De rechtbank is er ambtshalve mee bekend dat de dagtekeningen op naheffingsaanslagen parkeerbelasting vaak enkele dagen in de toekomst zijn gelegen. De stelling van eiser dat hij niet via de digitale weg MijnOverheid op de hoogte is geraakt van de naheffingsaanslag is dan ook niet aannemelijk. Vooral niet nu eiser ook niet heeft gesteld of onderbouwd dat hij via een andere weg op hoogte is geraakt van de naheffingsaanslag. Op dit bezwaar is door verweerder op 29 juni 2021 beslist. Het bezwaar van eiser is ongegrond verklaard. Niet is gebleken dat tegen dit besluit beroep is ingesteld. De rechtmatigheid van de naheffingsaanslag staat daarmee vast.
5. Uit het voorgaande volgt dat verweerder de aanmaningskosten terecht bij eiser in rekening heeft gebracht.
6. De beroepsgrond dat verweerder eiser ten onrechte niet heeft gehoord in bezwaar faalt.
6.1
Volgens vaste jurisprudentie mag met toepassing van artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van het horen worden afgezien indien er naar objectieve maatstaven op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat de gemaakte bezwaren niet tot een andersluidend besluit kunnen leiden. Daarbij moet de inhoud van het bezwaarschrift worden beoordeeld in samenhang met de motivering van het primaire besluit. Nu duidelijk uit het dossier blijkt dat eiser al vanaf 13 oktober 2020 kennis had genomen van de naheffingsaanslag, is aan de hiervoor genoemde maatstaf voldaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J. van Spengen, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Tchang, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 maart 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht).