Op 9 maart 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een belastingrechtelijke zaak tussen de invorderingsambtenaar van de gemeente Rotterdam en een eiser die betwistte de ontvangst van een naheffingsaanslag parkeerbelasting. De zaak, geregistreerd onder nummer ROT 21/5942, betreft een aanmaning die op 10 augustus 2021 door de gemeente aan eiser is verzonden, waarin hij werd aangespoord om de naheffingsaanslag te betalen, inclusief aanmaningskosten van € 8,-. Eiser had eerder bezwaar aangetekend tegen de naheffingsaanslag, maar dit bezwaar werd op 20 oktober 2021 ongegrond verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld tegen dit besluit.
Tijdens de zitting op 6 februari 2023 was eiser niet aanwezig, terwijl de gemachtigde van de gemeente wel aanwezig was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de uitnodiging voor de zitting op correcte wijze aan eiser was verzonden. De rechtbank heeft vervolgens de zaak behandeld, waarbij eiser aanvoerde dat hij niet was aangemeld voor MijnOverheid en betwistte dat de naheffingsaanslag hem via deze digitale weg had bereikt. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat eiser op 13 oktober 2020 bezwaar had gemaakt tegen de naheffingsaanslag, wat impliceert dat hij op de hoogte was van de aanslag.
De rechtbank concludeert dat de aanmaningskosten terecht in rekening zijn gebracht, aangezien eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet op de hoogte was van de naheffingsaanslag. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de gemeente niet verplicht was om eiser te horen in bezwaar, omdat er geen redelijke twijfel bestond over de uitkomst van het bezwaar. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en de uitspraak is openbaar uitgesproken op 9 maart 2023.