ECLI:NL:RBROT:2023:1951

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 februari 2023
Publicatiedatum
8 maart 2023
Zaaknummer
650702
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot beëindiging van het gezag over een minderjarige met ernstige ontwikkelingsbedreigingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 27 februari 2023 een beschikking gegeven over het verzoek tot beëindiging van het gezag van de moeder over de minderjarige [voornaam minderjarige01]. De vader heeft recentelijk het gezamenlijke gezag over het kind verkregen, maar er zijn twijfels over zijn betrokkenheid en de mogelijkheid om de zorg voor het kind op zich te nemen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om het gezag van de moeder te beëindigen en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (GI) tot voogd te benoemen. De rechtbank heeft de zaak behandeld met gesloten deuren op 10 februari 2023, waarbij de vader, de moeder en vertegenwoordigers van de Raad en de GI aanwezig waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er bij [voornaam minderjarige01] sprake is van ernstige ontwikkelingsbedreigingen, onder andere door hersenschade die mogelijk is ontstaan door het gebruik van lachgas door de moeder tijdens de zwangerschap. De moeder heeft momenteel geen vaste woonplaats en kampt met persoonlijke problemen, waaronder middelengebruik. De Raad heeft geconcludeerd dat het perspectief van [voornaam minderjarige01] niet meer bij de moeder ligt en dat een gezagsbeëindiging noodzakelijk is. De moeder heeft echter verweer gevoerd en stelt dat zij in staat is om voor [voornaam minderjarige01] te zorgen, en dat het verzoek van de Raad te vroeg komt.

De rechtbank heeft besloten om de beslissing op het verzoek aan te houden en de zaak te verwijzen naar de meervoudige kamer voor verdere behandeling. De rechtbank heeft de Raad verzocht om aanvullend onderzoek te doen naar de opvoedmogelijkheden van de vader en om uiterlijk twee weken voor de volgende zitting een rapportage in te dienen. De behandeling van de zaak is gepland voor 21 april 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/650702 / JE RK 23-49
Datum uitspraak: 27 februari 2023

Beschikking van de rechtbank over een gezagsbeëindiging

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,

locatie Rotterdam, hierna te noemen: de Raad,
betreffende

[minderjarige01] ,

geboren op [geboortedatum01] 2022 te [geboorteplaats01] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige01] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:

[moeder01] ,

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: mr. R.V. Paniagua, te Rotterdam,

[vader01] ,

hierna te noemen: de vader, wonende te [woonplaats02] ,

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

locatie Rotterdam, hierna te noemen: de GI.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 6 januari 2023, ingekomen bij de griffie op 9 januari 2023.
Op 10 februari 2023 heeft de rechtbank de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader, dhr. [vader01] ;
- een vertegenwoordiger van de Raad, dhr. [naam01] ;
- een tweetal vertegenwoordigers van de GI, dhr. [naam02] en dhr. [naam03] .

De feiten

Ter zitting heeft de vader medegedeeld dat hij voorafgaand aan de mondelinge behandeling [voornaam minderjarige01] heeft erkend met toestemming van de moeder. Hiermee zou de vader ook automatisch belast zijn met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige01] en zouden de ouders gezamenlijk het gezag over [voornaam minderjarige01] dragen. Uit het uittreksel van de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens van 27 februari 2023 volgt deze erkenning echter (nog) niet.
Bij beschikking van 24 mei 2022 is [voornaam minderjarige01] onder toezicht gesteld tot 24 mei 2023. Bij beschikking van 11 november 2022 is de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 24 mei 2023.
De rechtbank heeft geen verklaring ontvangen van de GI waarin zij zich bereid verklaren om de voogdij te aanvaarden.

Het verzoek

De Raad heeft verzocht het gezag van de moeder te beëindigen en de GI tot voogd over [voornaam minderjarige01] te benoemen.
De Raad heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. [voornaam minderjarige01] is een heel jong kindje dat sinds zijn geboorte al niet meer bij de moeder opgroeit. Bij [voornaam minderjarige01] is sprake van ernstige (heren)schade. Hij is gebaat bij structuur en heeft extra intensieve (medische) zorg nodig. Hij is daarin volledig afhankelijk van zijn opvoeder(s). De moeder is niet in staat om hem deze structuur en intensieve zorg te bieden. De moeder heeft haar leven niet op orde. Over de plaatsing van de moeder en [voornaam minderjarige01] in een moeder-kindhuis stelt de Raad dat er diverse contra-indicaties bestaan, waaronder middelengebruik en meerdere politiemeldingen. Het valt daarom niet te verwachten dat een plaatsing bij een moeder-kindhuis op korte termijn succesvol zal zijn. Het is in het belang van [voornaam minderjarige01] dat er duidelijkheid komt over zijn perspectief. De Raad is van mening dat zijn perspectief in ieder geval niet meer bij de moeder ligt en dat een gezagsbeëindiging daarom noodzakelijk is.
Ter zitting heeft de vader medegedeeld dat hij [voornaam minderjarige01] heeft erkend met toestemming van de moeder en hiermee ook automatisch is belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige01] . Dit is nieuwe informatie voor de Raad. Desondanks heeft deze informatie geen invloed op het verzoek dat is ingediend. Het verzoek richt zich immers op de gezagsbeëindiging van de moeder. Door de vader is nog geen bewijs overgelegd van zijn ouderlijk gezag. De Raad acht het daarom van belang om de voogdij bij de GI te beleggen, in ieder geval totdat duidelijk wordt of de vader daadwerkelijk is belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige01] . Daarnaast is de vader niet eerder betrokken geweest in het leven van [voornaam minderjarige01] en is hij ook niet meegenomen in het raadsonderzoek. Mocht de vader inderdaad met het gezag over [voornaam minderjarige01] belast zijn, dan zal verder onderzocht moeten worden wat voor band [voornaam minderjarige01] kan opbouwen met de vader en of de vader in staat is om de intensieve zorg voor [voornaam minderjarige01] te dragen.

Het standpunt van de GI

De GI heeft ter zitting het verzoek van de Raad ondersteund. Er is nog altijd geen sprake van een rustige en stabiele situatie. Dit heeft te maken met een aantal gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden. De moeder wilde gedurende een bepaalde periode niet uit huis komen. Verder is er geen zicht op de behandeling van de moeder bij Antes. De moeder is ook meermaals niet verschenen op de bezoekmomenten. Er zouden ook bezoekmomenten worden ingepland met de andere kinderen van de moeder, maar dit is ook niet van de grond gekomen. Afgelopen week heeft De Boeg gebeld dat het verblijf van de moeder daar is stopgezet vanwege het aantreffen van messen en een lachgastank. Een van de afspraken was dat de moeder zou stoppen met lachgas; nu is gebleken dat dit helaas niet is gelukt. De moeder heeft op dit moment dus geen vaste verblijfplaats. De GI staat niet achter een plaatsing bij een moeder-kindhuis. De moeder stond hier eerder niet voor open en het is nu te laat. [voornaam minderjarige01] is gebaat bij een plek waar hij zich kan gaan hechten. Er moet niet meer met hem geëxperimenteerd worden. Al met al kan er worden gesteld dat er tot op heden nog geen rust is gecreëerd in het leven van de moeder. Dit maakt dat de GI van mening is dat een beëindiging van het gezag van de moeder wenselijk is.
Ten aanzien van de voogdij heeft de GI het volgende aangegeven. [voornaam minderjarige01] en de vader hebben elkaar slechts één keer gezien. Omdat de moeder daarvoor geen toestemming gaf, kon de medische informatie van [voornaam minderjarige01] niet gedeeld worden met de vader. De vader is daardoor niet op de hoogte van de medische situatie van [voornaam minderjarige01] . De vader kan daarom momenteel niet goed inschatten of hij de vaderrol ten aanzien van [voornaam minderjarige01] op zich kan nemen. Dit maakt dat de GI van mening is dat het wenselijk is dat de voogdij over [voornaam minderjarige01] bij de GI wordt belegd.

Het standpunt van de belanghebbenden

Door en namens de moeder is verweer gevoerd tegen het verzoek van de Raad. De gebeurtenissen van de afgelopen periode hebben tot op heden geen effect gehad op [voornaam minderjarige01] . De moeder heeft een lange tijd meer rust ervaren toen zij via het Leger des Heils een eigen kamer heeft gekregen. De woning van de moeder is inmiddels verkocht. Er is enkel nog discussie over de verdeling van een deel van de opbrengst van de woning, maar over het algemeen is de rust teruggekeerd in het leven van de moeder. De moeder is van mening dat het verzoek van de Raad momenteel te vroeg komt. Uit het rapport van de Raad blijkt immers dat [voornaam minderjarige01] op dit moment niet in een perspectiefbiedend pleeggezin verblijft. Het perspectief van [voornaam minderjarige01] dient dus nog steeds te worden bepaald. Zolang [voornaam minderjarige01] geen perspectief elders heeft, blijft de mogelijkheid bestaan dat zijn perspectief bij de ouder met gezag ligt. Zolang die mogelijkheid nog bestaat, is een gezagsbeëindiging niet aan de orde. Verder heeft de moeder ook geen misbruik gemaakt van haar gezag. De moeder is altijd bereikbaar geweest voor het nemen van beslissingen van [voornaam minderjarige01] . Zij heeft dit nooit tegengewerkt. Evenmin heeft de moeder de samenwerking met de GI bemoeilijkt.
De moeder heeft nog steeds de wens om voor [voornaam minderjarige01] te zorgen. De moeder staat inmiddels open voor een plaatsing met [voornaam minderjarige01] in een moeder-kindhuis. Het is wenselijk om een dergelijk traject in ieder geval te proberen. Gedurende de opname in een moeder-kindhuis zal duidelijk worden of de moeder in staat is om te kunnen voorzien in de zorgbehoeften van [voornaam minderjarige01] . Verder vindt de moeder het ook belangrijk dat wordt onderzocht welke rol de vader kan spelen in het leven van [voornaam minderjarige01] . De vader heeft inmiddels gezag en wil graag betrokken zijn in het leven van [voornaam minderjarige01] . Geconcludeerd kan worden dat er nog veel te onderzoeken valt en dat daarom nog niet duidelijk is waar het gezag over [voornaam minderjarige01] belegd moet worden. De moeder verzoekt daarom primair om het verzoek van de Raad af te wijzen. Subsidiair verzoekt de moeder om het verzoek van de Raad aan te houden. Meer subsidiair verzoekt de moeder om de beslissing niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren als de gezagsbeëindiging wel wordt uitgesproken.
Door de vader is ter zitting het volgende naar voren gebracht. De vader heeft tot op heden geen medische informatie ontvangen ten aanzien van [voornaam minderjarige01] en zou daarom graag op de hoogte gebracht willen worden zodat hij weet welke zorg [voornaam minderjarige01] nodig heeft. De vader is van mening dat hij in staat is om voor [voornaam minderjarige01] te kunnen zorgen, ondanks de intensieve medische zorgvraag. Oma vz zou ook kunnen helpen bij de verzorging en opvoeding van [voornaam minderjarige01] in de thuissituatie bij de vader. Zij is elke ochtend bij de vader thuis om de andere kinderen van de vader op te vangen.

De beoordeling

Op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter het gezag van een ouder beëindigen, indien:
een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
de ouder het gezag misbruikt.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat er bij [voornaam minderjarige01] sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging. Deze ontwikkelingsbedreiging is gelegen in de lichamelijke gezondheid van [voornaam minderjarige01] en de persoonlijke problematiek van de moeder. [voornaam minderjarige01] kampt met ernstige hersenschade. Deze hersenschade is hoogstwaarschijnlijk ontstaan doordat de moeder veelvuldig lachgas heeft gebruikt tijdens de zwangerschap. [voornaam minderjarige01] heeft als gevolg van de hersenschade last van spierspasmes, waardoor hij veel pijn heeft. Verder loopt [voornaam minderjarige01] fors achter in zijn ontwikkeling. Ook ervaart [voornaam minderjarige01] last met ademhalen en met slikken. Verder heeft hij zeer beperkt (of mogelijk geen) zicht. Door zijn hersenschade en bijkomende klachten heeft [voornaam minderjarige01] extra zorgbehoeften. Zijn opvoeding en verzorging vraagt intensieve beschikbaarheid van zijn verzorger(s), zowel op medisch als op pedagogisch vlak. De moeder is hiertoe tot op heden niet in staat geweest. Zij kampt met persoonlijke problematiek. Bij de moeder is nog altijd sprake van fors lachgasgebruik, wat mede heeft geresulteerd in veelvuldige politiecontacten. Daarnaast is er bij moeder sprake van financiële problemen en huisvestingsproblematiek. Tot voorkort had de moeder een onderkomen via het Leger des Heils, maar vanwege haar lachgasgebruik en de vondst van messen, is dit verblijf recent stopgezet. Zij heeft op dit moment (opnieuw) geen vaste woon- of verblijfplaats.
Vanwege voornoemde zorgen verblijft [voornaam minderjarige01] sinds zijn geboorte in een pleeggezin. Inmiddels heeft de Raad geconcludeerd dat het perspectief van [voornaam minderjarige01] niet meer bij de moeder ligt. Het pleeggezin waar [voornaam minderjarige01] momenteel verblijft heeft echter ook aangegeven dat [voornaam minderjarige01] hier niet kan blijven op de lange termijn. De moeder heeft ter zitting aangegeven dat zij een opname wenst met [voornaam minderjarige01] in een moeder-kindhuis. Zij wil graag het gezag behouden over [voornaam minderjarige01] en op termijn zelf voor [voornaam minderjarige01] kunnen zorgen.
Voorts is ter zitting verklaard dat de moeder toestemming heeft gegeven aan de vader voor de erkenning van [voornaam minderjarige01] en dat deze erkenning ook tot stand zou zijn gekomen. Dit blijkt echter niet uit het uittreksel van de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens (van 27 februari 2023). De rechtbank kan derhalve niet vast stellen dat de vader belast is met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige01] . De vader heeft aangegeven dat hij bereid en in staat is om de verzorging en opvoeding van [voornaam minderjarige01] op zich te nemen, eventueel met behulp van de grootmoeder (vz) die dagelijks bij de vader is.
De rechtbank constateert dat er ter zitting nieuwe informatie aan de orde is gekomen. De Raad heeft deze informatie niet kunnen meenemen in het onderzoek. Dat maakt dat er op dit moment geen compleet beeld is van de relevante feiten en omstandigheden die nodig zijn om een gedegen beslissing op het verzoek van de Raad te kunnen nemen. De rechtbank is van oordeel dat de beoordeling van het verzoek tot de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder gezien de stukken, het verloop van de zitting en de mogelijk gewijzigde omstandigheden, zodanig complex is geworden, dat er aanleiding is om de beslissing op het verzoek aan te houden en voor een verdere behandeling te verwijzen naar de meervoudige kamer. Het verzoek zal daarom worden verwezen naar de meervoudige kamer van deze rechtbank op hierna te noemen datum en tijdstip.
In de tussenliggende periode is van belang dat er duidelijkheid komt over het gezag van de vader. Daarnaast verzoekt de rechtbank de Raad om aanvullend onderzoek te doen naar de (opvoed)mogelijkheden van de vader, zowel in praktische zin als in pedagogische zin.
De rechtbank verzoekt de Raad om uiterlijk twee weken voor de hierna te noemen datum een rapportage te doen toekomen omtrent de dan geldende stand van zaken.

De beslissing

De rechtbank:
houdt de behandeling van het verzoek aan tot aan de terechtzitting van de meervoudige kamer van
21 april 2023 om 15:30 uur in het Gerechtsgebouw te Rotterdam, Wilhelminaplein 100-125;
de zaak zal op genoemde datum en tijdstip, behoudens onvoorziene omstandigheden, worden behandeld door mrs. A.J. van Dijk, M. de Geus en A.M.I. van der Does;
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping van de Raad, de GI, de moeder, de vader en mr. R.V. Paniagua;
verzoekt de Raad uiterlijk twee weken voor de genoemde datum de rechtbank (met afschrift aan de GI, de belanghebbenden en mr. R.V. Paniagua) de verzochte rapportage te doen toekomen.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.J. van Dijk, rechter, in tegenwoordigheid van M. Hermans, als griffier en in het openbaar uitgesproken op 27 februari 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.