ECLI:NL:RBROT:2023:1946

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 februari 2023
Publicatiedatum
8 maart 2023
Zaaknummer
651228
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot uitvoering van de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 24 februari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen de vader en de moeder van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige01]. De vader heeft verzocht om de uitvoering van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] bij hem te laten effectueren. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er een eerdere beschikking is geweest die de uithuisplaatsing bij de vader heeft goedgekeurd, maar dat [voornaam minderjarige01] in werkelijkheid bij de moeder verblijft. De moeder heeft de rechterlijke uitspraak genegeerd en de vader heeft zorgen geuit over de opvoedsituatie bij de moeder, waaronder het schoolverzuim van [voornaam minderjarige01]. De kinderrechter heeft de GI (Jeugdbescherming West) de ruimte gegeven om de situatie te monitoren en heeft besloten het verzoek van de vader af te wijzen, omdat de GI eerst het MST-CAN traject moet doorlopen. De kinderrechter heeft de vader niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek om de GI te gelasten een machtiging tot gesloten jeugdhulp aan te vragen, omdat de wet hierin niet voorziet. De kinderrechter benadrukt dat de veiligheid van [voornaam minderjarige01] voorop staat en dat de GI de situatie moet blijven volgen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/651228 / JE RK 23-119
Datum uitspraak: 24 februari 2023

Beschikking van de kinderrechter op basis van de geschillenregeling

in de zaak van

[vader01] ,

hierna te noemen: de vader, wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: mr. M.G. Hoogerwerf, te Dordrecht,
betreffende

[minderjarige01] ,

geboren op [geboortedatum01] 2010 te [geboorteplaats01] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[moeder01] ,

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats02] ,
advocaat: mr. K. Zaad, te Den Haag,

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West,

locatie Dordrecht, hierna te noemen: de GI.
De kinderrechter merkt als informant aan:

[naam01] ,

medewerkster MST-CAN te Rotterdam (De Viersprong), hierna te noemen: mw. [naam01] .

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikking van 27 januari 2023 van de kinderrechter van deze rechtbank, met de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- de e-mail van [voornaam minderjarige01] van 8 februari 2023;
- de e-mail met bijlage van mr. Hoogerwerf van 9 februari 2023.
Op 10 februari 2023 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- een vertegenwoordigster van de GI, mw. [naam02] ;
- een medewerkster van MST-CAN, mw. [naam01] .
[voornaam minderjarige01] is in de gelegenheid gesteld om haar mening kenbaar te maken. Omdat [voornaam minderjarige01] voorafgaand aan de zitting van 27 januari 2023 is gehoord door de kinderrechter, is zij ter zitting van 10 februari 2023 niet (opnieuw) verschenen. Wel heeft zij de kinderrechter een e-mail gestuurd op 8 februari 2023.
Aangezien de moeder de Nederlandse taal niet of onvoldoende machtig is, maar wel de Russische taal, heeft de kinderrechter het verhoor doen plaatsvinden met bijstand van mw. F. Ivanov, tolk in de Russische taal. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de tolk is beëdigd overeenkomstig het bepaalde in artikel 12 van de Wet beëdigde tolken en vertalers.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige01] wordt uitgeoefend door de ouders.
Bij beschikking van 30 augustus 2022, verbeterd bij beschikking van 11 november 2022 is de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] verlengd tot 14 september 2023. De kinderrechter heeft bij deze beschikking tevens de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] bij de vader met gezag verlengd tot 14 september 2023.

Het aangehouden verzoek

De vader heeft een geschil voorgelegd met betrekking tot de uitvoering van de
ondertoezichtstelling. Hij heeft verzocht Jeugdbescherming West te gelasten de beschikking betreffende de uithuisplaatsing van 30 augustus 2022 te executeren en erop toe te zien en te
bewerkstellingen dat [voornaam minderjarige01] naar vader terugkeert dan wel – indien het afdwingen van
terugkeer naar vader niet mogelijk is door voortdurend wegloopgedrag of een andere oorzaak – Jeugdbescherming West te gelasten een machtiging uithuisplaatsing te verzoeken
tot plaatsing in een gesloten of besloten instelling of andere voorziening en deze machtiging
ten uitvoer te leggen.
De vader heeft het aangehouden verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. Er ligt een uitspraak van de rechtbank waarbij een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] bij de vader is verleend. [voornaam minderjarige01] loopt echter steeds terug naar de moeder. Op die momenten had de moeder [voornaam minderjarige01] moeten terugsturen naar de vader, maar dat doet zij niet. Inmiddels verblijft zij al een aantal maanden bij de moeder en wordt er dus geen gevolg gegeven aan de machtiging tot uithuisplaatsing. Sinds [voornaam minderjarige01] weer bij de moeder verblijft, nemen de zorgen toe. [voornaam minderjarige01] gaat niet meer naar school en er wordt ook geen schoolwerk vanuit huis ingeleverd. De moeder stelde tijdens de vorige zitting dat het goed ging met de schoolgang van [voornaam minderjarige01] , maar dit bleek niet te kloppen. Ook wordt er ter zitting gesteld dat [voornaam minderjarige01] altijd op tijd thuis is, maar de vader hoort verhalen dat [voornaam minderjarige01] af en toe ’s nachts thuis komt. Verder maakt de vader zich nog steeds zorgen over het feit dat de moeder een avond in een diepe slaap terecht is gekomen en niet wakker werd. Deze situatie heeft er uiteindelijk toe geleid dat [broer minderjarige01], het broertje van [voornaam minderjarige01] , niet meer bij de moeder mag slapen. De GI geeft aan dat zij niet overgaan tot de inzet van dwangmiddelen richting de moeder, zoals een schriftelijke aanwijzing, omdat de verwachting bestaat dat dergelijke dwangmiddelen geen effect zullen hebben. De vader begrijpt dit niet. Het is immers pas bekend wat het effect is van dergelijke dwangmiddelen op het moment dat deze worden ingezet. Het is onbegrijpelijk waarom de GI geen actie onderneemt. [voornaam minderjarige01] krijgt hierdoor het idee dat zij zelf mag bepalen of zij zich wel of niet aan de uitspraak van de rechtbank houdt. Het lukt de moeder niet om het gezag uit te oefenen over [voornaam minderjarige01] . [voornaam minderjarige01] is aan het afglijden. Het is belangrijk om de inzet van dwangmiddelen te proberen. Als dit niet gebeurt, dan blijft de situatie onveranderd. De vader vindt het niet in het belang van [voornaam minderjarige01] om eerst het gehele MST-CAN traject af te wachten. Er moet nu iets gebeuren. De machtiging tot uithuisplaatsing moet worden nageleefd en de schoolgang van [voornaam minderjarige01] moet weer opgepakt worden.

Het standpunt van de GI

De GI heeft ter zitting het volgende naar voren gebracht. Er is een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] bij de vader met gezag verleend door de kinderrechter. [voornaam minderjarige01] zou dus bij de vader dienen te verblijven, maar in werkelijkheid verblijft zij bij de moeder. De GI heeft [voornaam minderjarige01] verschillende keren aangespoord naar haar vader te gaan en daar te blijven, maar zonder resultaat. [voornaam minderjarige01] is zeer zelfbepalend. Evenals de vader is de GI van mening dat er sprake is van een zorgelijke situatie, maar de GI is tegelijkertijd van mening dat het niet wenselijk is om [voornaam minderjarige01] te forceren en (fysiek) te dwingen om naar de vader te gaan. De GI heeft andere mogelijkheden overwogen, waaronder een schriftelijke aanwijzing aan de moeder, maar de verwachting is dat [voornaam minderjarige01] dan nog steeds niet naar de vader toe zal gaan en daar zal blijven. Een neutrale plaatsing is evenmin wenselijk. Op het moment dat er een neutrale plek is gevonden, zal [voornaam minderjarige01] daar niet willen verblijven. [voornaam minderjarige01] wil immers bij de moeder wonen. Inmiddels is er hulpverlening vanuit De Viersprong (MST-CAN) ingezet. Het MST-CAN traject verloopt helaas minder snel dan gehoopt. Het is begrijpelijk dat dit frustrerend is voor de vader. Toch is de GI van mening dat het MST-CAN traject doorlopen dient te worden zodat er geprofiteerd kan worden van deze hulpverlening. Na een aantal maanden vindt er een evaluatie plaatst met De Viersprong. Vanwege de zorgen is deze evaluatie naar voren gehaald. Binnen het traject zijn al afspraken gemaakt over het tijdstip waarop [voornaam minderjarige01] ’s avonds thuis hoort te komen. Ook wordt het incident onderzocht, waarbij de moeder in een diepe slaap was en de politie ter plaatse is gekomen.
De GI is het eens met de vader dat meer zicht moet komen op de schoolgang van [voornaam minderjarige01] . Het is zeer zorgelijk dat [voornaam minderjarige01] momenteel niet naar school gaat. Er zijn afspraken gemaakt met de school dat [voornaam minderjarige01] onderwijs volgt vanuit huis. De school ziet echter nauwelijks tot geen inspanningen van [voornaam minderjarige01] en dit is erg zorgelijk. Het lukt moeder niet om haar hierin te begeleiden. Het is van belang dat hiervoor de aankomende periode meer aandacht komt.

Het standpunt van de moeder

Door en namens de moeder is verweer gevoerd tegen het verzoek van de vader. De moeder heeft ter zitting aangegeven niet bereid te zijn om zich aan de uitspraak van de rechter te houden. De moeder is van mening dat er al meerdere vorderingen zijn gemaakt in de thuissituatie met [voornaam minderjarige01] . [voornaam minderjarige01] houdt zich aan de afspraken die gemaakt worden. Ze is op tijd thuis. Met betrekking tot de schoolgang van [voornaam minderjarige01] is de moeder het eens dat [voornaam minderjarige01] momenteel te weinig doet aan school. Ze maakt wel opdrachten voor school, maar onvoldoende. De moeder begrijpt dat er een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] bij de vader is verleend, maar zij vraagt zich af in hoeverre deze beschikking te handhaven is. [voornaam minderjarige01] miste het contact met haar broertje, [broer minderjarige01]. [broer minderjarige01] was in de weekenden bij de moeder en [voornaam minderjarige01] doordeweeks, waardoor zij elkaar continu misliepen. De moeder zou het eventueel een oplossing vinden als de zorgregeling wordt aangepast. Er ligt nu een verzoek van de vader in het kader van de geschillenregeling. Het is echter de vraag of het momenteel wenselijk is dat de knoop wordt doorgehakt ten aanzien van de naleving van de machtiging tot uithuisplaatsing. Het is immers nog niet duidelijk wat de meest geschikte oplossing is voor [voornaam minderjarige01] . De moeder wil het liefste dat [voornaam minderjarige01] bij haar blijft. De moeder maakt zich zorgen om [voornaam minderjarige01] als zij bij de vader is. De vader vloekt tegen [voornaam minderjarige01] en hij wil haar enkel bij zich omdat hij dan geld zou krijgen. Ook wil de moeder niet dat [voornaam minderjarige01] terug gaat naar haar oude school. Het gaat nu eindelijk goed met haar sinds ze bij de moeder woont. Dit maakt dat de moeder geen medewerking wil verlenen aan de naleving van de beschikking van de rechtbank waarbij een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] bij de vader is verleend. Er moet gekeken worden naar een andere oplossing.

Toelichting door de informant

Mw. [naam01] heeft ter zitting het volgende naar voren gebracht. MST-CAN werkt systeemgericht. Er wordt gekeken naar alle woonsituaties van [voornaam minderjarige01] . Verder wordt er onderzocht wat de onderliggende patronen zijn van de ouders en wat [voornaam minderjarige01] en de ouders nodig hebben om deze patronen te doorbreken. Het is begrijpelijk dat de vader graag wil dat het MST-CAN traject sneller verloopt. Op dit moment is dit niet mogelijk. Er is tijd nodig om te kijken naar de onderliggende patronen van de ouders en naar de communicatie tussen de ouders. Op het moment dat de ouders niet met elkaar communiceren, trekt [voornaam minderjarige01] haar eigen plan. De ouders moeten hun ouderrol op zich nemen. Momenteel is het voornaamste doel de veiligheid van [voornaam minderjarige01] . Er mag geen sprake zijn van fysieke of verbale agressie richting [voornaam minderjarige01] . Een ander doel is om te onderzoeken of de moeder in staat is om voldoende aan te sluiten bij de behoeften van de kinderen; zowel [voornaam minderjarige01] als [broer minderjarige01]. Het lukt de moeder nog niet om regels te stellen en haar gezag te laten gelden. Een derde en laatste doel op dit moment is dat [voornaam minderjarige01] naar school gaat. Ook zal er focus worden gelegd op gesprekken met [voornaam minderjarige01] over het pestgedrag op school richting [voornaam minderjarige01] .

De beoordeling

De vader stelt in zijn verzoekschrift met een beroep de geschillenregeling van artikel 1:262b van het Burgerlijk Wetboek (BW) de uitvoering van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] bij de vader aan de orde, waar hij verzoekt de GI te verplichten de beschikking tot uithuisplaatsing van 30 augustus 2022 te executeren en erop toe te zien en te bewerkstellingen dat [voornaam minderjarige01] naar vader terugkeert dan wel – indien het afdwingen van terugkeer naar vader niet mogelijk is door voortdurend wegloopgedrag of een andere oorzaak – de GI te gelasten een machtiging uithuisplaatsing te verzoeken tot plaatsing in een gesloten of besloten instelling of andere voorziening en deze machtiging ten uitvoer te leggen.
In artikel 262b BW is bepaald dat geschillen die de uitvoering van de ondertoezichtstelling betreffen, voor zover niet vallend onder de reikwijdte van het klachtrecht als bedoeld in artikel 4.2.1 van de Jeugdwet, aan de kinderrechter kunnen worden voorgelegd. De kinderrechter neemt een zodanige beslissing als haar in het belang van de minderjarige wenselijk voorkomt.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat er een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] bij de vader is verleend. In werkelijkheid verblijft [voornaam minderjarige01] echter bij de moeder, waardoor de beschikking van de kinderrechter van 30 augustus 2022 momenteel niet wordt nageleefd. [voornaam minderjarige01] geeft zelf aan niet naar de vader toe te willen. Zij wil bij de moeder wonen. [voornaam minderjarige01] is de afgelopen maanden meermaals weggelopen van de vader naar de moeder. In plaats van [voornaam minderjarige01] terug te sturen naar de vader, overeenkomstig de rechterlijke uitspraak, laat de moeder [voornaam minderjarige01] telkens binnen. De moeder stimuleert haar niet om terug te gaan naar de vader op de momenten dat [voornaam minderjarige01] bij haar voor de deur staat. Inmiddels verblijft [voornaam minderjarige01] al een aantal maanden structureel bij de moeder.
De kinderrechter acht het kwalijk dat de beschikking momenteel niet wordt nageleefd. De moeder legt aan haar verweer ten grondslag dat zij zelf zorgen heeft over de opvoedsituatie van de vader en dat het bij haar thuis beter is voor [voornaam minderjarige01] . Het is echter niet aan de moeder om haar visie te laten gelden en eigenhandig te besluiten een rechterlijke beslissing te negeren. Door de rechtbank is de vraag welke opvoedsituatie het meest tegemoetkomt aan de belangen van [voornaam minderjarige01] namelijk al beantwoord op 30 augustus 2022. Tegen deze beslissing is de moeder niet in hoger beroep gegaan. De moeder lijkt niet in te zien dat zij door haar handelen een verkeerd voorbeeld geeft aan [voornaam minderjarige01] . [voornaam minderjarige01] lijkt op haar beurt misbruik van de situatie te maken.
Naast de zorgen over het eigenhandig negeren van een rechterlijke uitspraak, zijn er meerdere zorgen over de opvoedsituatie bij de moeder. Op 21 december 2022 heeft zich een incident voorgedaan. De politie heeft ca 22:30 de woning van de moeder betreden, nadat de moeder niet open deed (en [voornaam minderjarige01] voor een dichte deur buiten zat te wachten). De moeder lag binnen diep te slapen en reageerde aanvankelijk niet op pogingen om haar wakker te krijgen. Volgens de politie was het een grote rommel in huis. Blijkbaar mag het halfbroertje [broer minderjarige01] sindsdien niet meer bij de moeder overnachten. Daarnaast zijn er grote zorgen over de schoolgang van [voornaam minderjarige01] . Zij gaat al geruime tijd niet naar school. De moeder verklaarde eerder dat [voornaam minderjarige01] thuis onderwijs volgt, maar dit blijkt niet het geval. [voornaam minderjarige01] heeft nauwelijks iets aan school gedaan. Ook hierin lukt het de moeder niet om [voornaam minderjarige01] te stimuleren en haar gezag te laten gelden. De ouders communiceren in het geheel niet met elkaar, hetgeen de reeds aanwezige zorgen enkel versterkt.
Tot op heden heeft de GI besloten om geen dwangmiddelen in te zetten om de moeder tot naleving van de beschikking te bewegen. De GI geeft aan dat zij verwachten dat deze dwangmiddelen niet het gewenste effect zullen hebben, maar dat deze het risico op wegloopgedrag van [voornaam minderjarige01] juist vergroten. Verder geeft de GI aan dat MST-CAN (vanuit De Viersprong) inmiddels gestart is. De GI wil dit traject eerst doorlopen zodat het gezin kan profiteren van deze hulpverlening. Vanuit MST-CAN zal een evaluatie volgen, op grond waarvan duidelijk wordt wat de onderliggende patronen van het gezin zijn en op welke wijze die doorbroken moeten worden. De evaluatie van het MST-CAN traject is al naar voren gehaald in de hoop eerder een compleet beeld te verkrijgen.
Ondanks de genoemde zorgen over het verblijf van [voornaam minderjarige01] bij de moeder, is de kinderrechter van oordeel dat de GI voldoende ruimte moet krijgen om naar eigen inzicht uitvoering te geven aan de ondertoezichtstelling. Vanzelfsprekend met inachtneming van de wettelijke plicht van de GI om te allen tijde de veiligheid van [voornaam minderjarige01] in het oog te houden en te allen tijde in haar belang te handelen. De GI heeft overtuigend naar voren gebracht dat [voornaam minderjarige01] zal weglopen wanneer zij door de GI gedwongen wordt om naar de vader te gaan. Ter zitting is besproken dat de moeder grenzen moet stellen wanneer [voornaam minderjarige01] zelfbepalend gedrag vertoont. Zo zal de moeder [voornaam minderjarige01] terug naar vader dienen te sturen wanneer zij daar volgens de afspraken dient te zijn. Middels MST-CAN wordt met de moeder gewerkt aan het versterken van haar ouderrol. In dat licht bezien acht de kinderrechter de huidige koers van GI niet onbegrijpelijk. Het is van belang dat de aanstaande evaluatie van het MST-CAN traject wordt afgewacht, zodat duidelijk wordt wat de onderliggende patronen van het gezin zijn, wat wel/niet haalbaar is en op welke vlakken mogelijkerwijs nadere hulpverlening nodig is. De kinderrechter sluit niet uit dat de GI van koers zal veranderen aan de hand van de uitkomsten van voormelde evaluatie, maar wil hierop niet vooruitlopen. Dit maakt dat de kinderrechter het verzoek van de vader waar het de executie van de beschikking van 30 augustus 2022 betreft, afwijst.
Met betrekking tot het deel van het verzoek van de vader dat ziet op het gelasten van de GI om een verzoek te doen om [voornaam minderjarige01] gesloten of besloten te plaatsen, verklaart de kinderrechter de vader niet-ontvankelijk. De wet benoemt in artikel 1:265b, eerste en tweede lid BW en artikel 6.1.8, eerste en tweede lid van de Jeugdwet een limitatieve opsomming van verzoekers. Ouders worden daarin niet genoemd. De wet biedt dus geen mogelijkheid voor een ouder om een machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder of een machtiging gesloten jeugdhulp te verzoeken dan wel af te dwingen. Aan de GI komt immers de beoordelingsvrijheid toe om een dergelijke machtiging al dan niet te verzoeken. Gezien het voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat de vader in zijn verzoek op dit onderdeel niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.

De beslissing

De kinderrechter:
verklaart de vader niet-ontvankelijk in zijn verzoek voor het deel dat ziet op het gelasten van de GI om een verzoek te doen tot machtiging gesloten jeugdhulp, dan wel een machtiging om [voornaam minderjarige01] in een reguliere accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te plaatsen;
wijst het verzoek van de vader voor het deel dat ziet op de verplichting van de GI tot het executeren van de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] bij de vader af;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.J. van Dijk, kinderrechter, in tegenwoordigheid van M. Hermans, als griffier en in het openbaar uitgesproken op 24 februari 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.