ECLI:NL:RBROT:2023:1930

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 maart 2023
Publicatiedatum
8 maart 2023
Zaaknummer
10.289561.22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor brandstichting met gevaar voor goederen en bedreiging in een kliniek

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 2 maart 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van brandstichting en bedreiging. De verdachte weigerde medewerking aan een pro-Justitiarapportage, maar op basis van eerdere rapportages werd hij verminderd toerekeningsvatbaar geacht. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 9 oktober 2022 opzettelijk brand had gesticht in een kamer van een kliniek, wat gemeen gevaar voor goederen veroorzaakte. De verdachte werd vrijgesproken van een eerdere brandstichting op 8 september 2022, omdat er onvoldoende bewijs was. Daarnaast werd de verdachte schuldig bevonden aan bedreiging van zijn psychiater op 29 september 2022, waarbij hij dreigende woorden had geuit. De rechtbank legde een gevangenisstraf van vier maanden op, met de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met voorwaarden, en bepaalde dat de TBS dadelijk uitvoerbaar is. De rechtbank hield rekening met de psychische problematiek van de verdachte en het risico op recidive, en achtte het noodzakelijk om de verdachte te behandelen in een forensische setting.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10.289561.22
Datum uitspraak: 2 maart 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren op [geboortedatum01] te [geboorteplaats01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] te [plaats01] ,
preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [detentieadres01] , Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC),
raadsvrouw mr. T. Gümüs, advocaat te Schiedam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 16 februari 2023.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. B.M.M. Zonneveld heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met aftrek van voorarrest;
  • oplegging van de maatregel tot terbeschikkingstelling (hierna: TBS) met de voorwaarden zoals genoemd in het rapport van Reclassering Nederland van 3 februari 2023 en met dadelijke uitvoerbaarheid van deze maatregel.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak feit 2 zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Vrijspraak feit 1
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat bewezen kan worden dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit (brandstichting op 8 september 2022) heeft begaan. De verdachte ontkent weliswaar dit feit, maar het dossier bevat verklaringen van de aangeefster [aangeefster01] en van de getuige [getuige01] . Hieruit blijkt dat er rook uit de kamer van de verdachte kwam en dat er in deze kamer, terwijl de verdachte zich hier bevond, een brandende kartonnen doos is gevonden. Daarmee heeft de verdachte gevaar veroorzaakt voor de aanwezige goederen in de kamer.
4.2.2.
Beoordeling
De rechtbank oordeelt dat op basis van de bevindingen in het dossier en de verklaringen hierover van de verdachte niet kan worden vastgesteld dat de verdachte de ten laste gelegde brandstichting heeft begaan. Het dossier bevat geen concrete feiten en omstandigheden over de toedracht van de brand (plaats waar de doos in de kamer is aangetroffen, hoe fel deze brandde, handelwijze daarbij van de verdachte). Daarnaast worden geen aanknopingspunten gevonden om te kunnen vaststellen dat met het in brand steken van een kartonnen doos gemeen gevaar voor (andere) goederen is ontstaan. Van enig gevaar voor personen is evenmin gebleken.
4.2.3.
Conclusie
Het onder 1 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.3.
Bewijswaardering feiten 3 en 4
4.3.1.
Standpunt verdediging
Feit 3
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de verdachte (ook) moet worden vrijgesproken van de brandstichting op 9 oktober 2022. Het brandalarm ging weliswaar af en er is een brandende handdoek in de wasbak aangetroffen, maar er is geen sprake geweest van gemeen gevaar voor goederen.
Feit 4
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de bedreiging op 29 september 2022. De verdachte ontkent het feit en er is verder onvoldoende bewijs in het dossier om tot een bewezenverklaring te komen, aangezien alle beschikbare informatie afkomstig is uit één bron. De ten laste gelegde uitlatingen aan het adres van zijn behandelaar zouden door de verdachte zijn gedaan in een gesprek met de onafhankelijk rapporterend psychiater in het kader van een crisisplaatsing. Via haar zijn deze vervolgens bij de behandelaar terechtgekomen. De aangifte is dus een verklaring van horen zeggen. Een extra bewijsmiddel ontbreekt, zodat vrijspraak dient te volgen bij gebrek aan wettig bewijs.
4.3.2.
Beoordeling
Feit 3
Namens [naam kliniek01] te [plaats02] , is aangifte gedaan van brandstichting, gepleegd op 9 oktober 2022. Uit de aangifte volgt dat er een automatisch brandalarm afging op de afdeling waar de verdachte op dat moment als enige patiënt verbleef. Collega’s hebben in de badruimte bij de kamer van de verdachte een brandende handdoek in de wasbak aantroffen. Er was vuur en rookontwikkeling. Van de geblakerde wasbak zijn foto’s in het dossier aanwezig. Op die foto’s is ook te zien dat er meerdere goederen op en boven de wasbak liggen. De rechtbank is van oordeel dat hiermee gemeen gevaar voor andere omliggende goederen is ontstaan. De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij in opdracht van een stem in zijn hoofd vuur heeft veroorzaakt in de wasbak. De rechtbank acht bewezen dat de verdachte door aldus te handelen zich schuldig heeft gemaakt aan opzettelijke brandstichting, waarbij gemeen gevaar voor goederen is ontstaan. Van gevaar voor personen is niet gebleken, zodat de verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.
Feit 4
Psychiater [naam01] , als behandelaar verbonden aan de kliniek waar de verdachte ten tijde van het tenlastegelegde was opgenomen, heeft aangifte gedaan van bedreiging door de verdachte. De aangeefster verklaarde dat een collega-psychiater, die de verdachte sprak naar aanleiding van een crisisplaatsing, haar direct na dit gesprek informeerde over dreigende uitlatingen door de verdachte over de aangeefster. De verdachte vertelde in het gesprek met de rapporterend psychiater dat hij door zijn behandelaar (aangeefster [aangeefster02] ) een slecht gevoel kreeg en dat hij haar op zijn beurt ook een slecht gevoel wilde geven. De verdachte heeft daarbij volgens de aangeefster gezegd dat hij haar en haar familie ging vermoorden.
Ter terechtzitting heeft de verdachte bevestigd dat hij op 29 september 2022 met de genoemde psychiater in de kliniek een gesprek heeft gevoerd naar aanleiding van een crisisplaatsing.
Anders dan de verdediging ziet de rechtbank op basis van het voorgaande voldoende wettig bewijs om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. De rechtbank acht dit wettig bewijs ook overtuigend en is van oordeel dat er geen redenen zijn tot twijfel aan de betrouwbaarheid van de verklaring van de aangeefster. Op basis van de ten laste gelegde uitlatingen kon bij de aangeefster de redelijke vrees ontstaan voor agressieve gedragingen door de verdachte. De rechtbank acht daarmee bewezen dat de verdachte zich jegens de aangeefster heeft schuldig gemaakt aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven.
4.3.3.
Conclusie
Het is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 3 (brandstichting) en 4 (bedreiging) tenlastegelegde feiten heeft begaan.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
3
hij op 9 oktober 2022 te [plaats02] in een kamer (te weten een kamer op unit 3 afdeling opname 1) in de [naam instelling01] gelegen aan de [adres02] opzettelijk brand heeft gesticht door in voornoemde kamer een brandende aansteker, althans open vuur in aanraking te brengen met een handdoek (in een wasbak), althans met een brandbare stof ten gevolge waarvan voornoemde handdoek en wasbak geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor voornoemde kamer op unit 3 afdeling opname 1 en/ bijbehorende inboedel , in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was;
4
hij op 29 september 2022 te [plaats02] [slachtoffer01] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door aan [naam02] dreigend de woorden toe te voegen dat hij zijn psychiater, voornoemde [naam01] , en haar
familieging vermoorden, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, welke woorden die [naam01] vervolgens hebben bereikt;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
3. opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;

4..bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het stichten van brand in een kliniek. Hij heeft hiermee bij de brandstichting niet alleen zichzelf in gevaar gebracht, maar ook gevaar veroorzaakt voor omliggende goederen in de kamer.
Voorts heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan bedreiging van zijn behandelaar, [aangeefster02] . De rechtbank rekent de verdachte aan dat het hier een zorgmedewerker betreft, die niets meer deed dan haar werk: het begeleiden en behandelen van patiënten die zorg nodig hebben. Dat de verdachte het mogelijk niet eens was met door haar genomen beslissingen in het kader van zijn behandeling, vormt naar het oordeel van de rechtbank hierbij geen excuus.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 30 januari 2023. Hieruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
7.3.2.
Rapportages
Psychiater [naam03]heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 24 januari 2023. Dit rapport houdt het volgende in.
Bij de verdachte is sprake van een persoonlijkheidsstoornis met borderline en antisociale trekken, waarbij ook sprake kan zijn van psychotische overschrijdingen. Samenhangend met zijn persoonlijkheidsproblematiek is daarnaast sprake van een stoornis in het gebruik van alcohol. Ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten bestonden deze stoornissen. Passend bij zijn psychische problematiek voelde de verdachte zich binnen de kliniek onvoldoende gehoord, waardoor hij boos werd en zich ging verzetten. Geadviseerd wordt de ten laste gelegde feiten, indien bewezen, in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen.
De psychiater schat het risico op recidive van grensoverschrijdend gedrag in als hoog. De verdachte heeft al langer gedragsproblemen, heeft geen zinvolle dagbesteding, heeft schulden en heeft een beperkt sociaal netwerk. Hij is niet goed in staat om zelfstandig te functioneren, maar wil tegelijkertijd zijn eigen plan trekken. Geadviseerd wordt om de verdachte te plaatsen in een forensisch psychiatrische kliniek, waar hij met ondersteuning van medicatie verder kan worden behandeld. Volgens de psychiater is het van belang dat de verdachte binnen de behandeling zoveel mogelijk eigen verantwoordelijkheid houdt. Te veel dwang leidt waarschijnlijk tot een groter risico op regressief en grensoverschrijdend gedrag. Om die reden wordt geadviseerd de behandeling te realiseren in het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel. Hoewel een TBS-maatregel met voorwaarden als voordeel heeft dat er een langer durend behandelkader is, waarbij sneller kan worden ingegrepen in geval van onregelmatigheden, verwacht de psychiater dat per saldo een TBS-maatregel moeizamer zal verlopen, omdat de verdachte zich dan kan gaan verzetten.
Psycholoog [naam04]heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 25 januari 2023. Dit rapport houdt het volgende in.
Bij de verdachte is sprake van hechtingsproblematiek en een persoonlijkheidsstoornis met paranoïde, borderline en antisociale persoonlijkheidstrekken. Deze stoornissen waren van invloed bij de afwegingen en gedragskeuzes van de verdachte ten tijde van de ten laste gelegde feiten; geadviseerd wordt hem deze feiten in verminderde mate toe te rekenen.
De psycholoog acht de kans op psychische ontregeling van de verdachte groot, wanneer hij zou terugkeren in een situatie waarin problemen bestaan op diverse leefgebieden (werk, financiën en interpersoonlijke contact), hij fors alcohol blijft gebruiken en blijft experimenteren met diverse soorten drugs en medicijnen. De kans is groot dat de verdachte vervolgens opnieuw wordt opgenomen in een kliniek en hier oppositioneel gedrag vertoont, omdat hij in een dergelijke setting onvoldoende regie kan houden en geen verantwoordelijkheid hoeft te dragen voor eigen gedrag. De psycholoog schat in een dergelijke situatie de risico’s op gewelddadig en mogelijk ook zelfbeschadigend gedrag in als matig tot hoog.
De rapporteur adviseert, conform het advies van de psychiater, om bijzondere voorwaarden op te leggen bij een voorwaardelijk strafdeel. Indien een voorwaardelijke veroordeling niet passend of niet uitvoerbaar wordt geacht, dan adviseert de psycholoog de beschreven behandeling op te leggen in het kader van een TBS met voorwaarden. Een voordeel van een dergelijk kader is dat de zorg voor de verdachte daarmee gedurende langere tijd kan worden gewaarborgd.
De afdeling reclassering van
GGZ ERW Novadic-Kentron(hierna: de reclassering) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 3 februari 2023. De deskundige [naam05] , werkzaam als reclasseringswerker bij deze instelling, heeft het rapport ter terechtzitting nader toegelicht. Dit rapport houdt het volgende in.
De reclassering adviseert in haar rapport voorzichtig positief over TBS met voorwaarden, maar heeft oog voor de door de pro-Justitiarapporteurs genoemde risico’s die binnen dit traject kunnen optreden. Het zal maatwerk vereisen om de verdachte zoveel mogelijk regie en verantwoordelijkheid te geven binnen de strakke kaders van een TBS met voorwaarden. Risico’s worden gezien op de momenten dat de verdachte het ergens niet mee eens zal zijn of begrensd zal worden, iets wat binnen dit traject zal gebeuren en niet te voorkomen is. De verdachte staat echter open voor behandeling en begeleiding en er is in enige mate sprake van ziektebesef. De reclassering schat het risico op recidive in als hoog en adviseert daarom de dadelijke uitvoerbaarheid te bevelen van de TBS-maatregel met voorwaarden.
Ter zitting heeft de deskundige [naam05] toegelicht dat bij de opdracht aan de reclassering de mogelijkheid van een voorwaardelijk strafdeel niet is meegenomen. De verdachte is zowel binnen een TBS-kader als binnen het kader van een voorwaardelijk strafdeel bereid om aan de voorwaarden mee te werken. Beide opties zijn in beginsel mogelijk, waarbij de voorwaarden hetzelfde zullen zijn, maar in het kader van een TBS met voorwaarden is het voor instanties makkelijker om in te grijpen dan bij een voorwaardelijke veroordeling en kan stagnatie van de behandeling beter worden voorkomen. Dat geldt in het bijzonder voor de gevraagde mogelijkheid van een time-out in crisissituaties. Daarnaast bestaat binnen het TBS-kader de mogelijkheid om de maatregel tot maximaal 9 jaar te verlengen, waarmee voor langere tijd een behandelkader kan worden gewaarborgd.
De rechtbank heeft acht geslagen op deze rapportages.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De diagnostische conclusies van de psychiater en psycholoog en hun advies met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van de verdachte worden gedragen door hun bevindingen. De rechtbank neemt die conclusies over. De verdachte wordt ten aanzien van de bewezen feiten dus in verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht.
Gezien de ernst van het feit zal de rechtbank een gevangenisstraf van na te noemen duur opleggen. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Naar het oordeel van de rechtbank eist de algemene veiligheid van personen en goederen dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld. Bij de verdachte is sprake van ernstige psychische problemen, onder invloed waarvan de bewezenverklaarde feiten zijn begaan. Uit de rapportages blijkt een hoog risico op recidive als de verdachte niet zou worden behandeld. De maatschappij moet tegen dat risico worden beschermd. De verdachte wil behandeld worden, maar uit de rapportages blijkt ook dat de verdachte daarover sterke eigen ideeën heeft en dat hij van daaruit kan komen tot oppositioneel gedrag. De rechtbank houdt er rekening mee dat de behandeling van de verdachte gepaard kan gaan met incidenten en vanuit zijn psychische problematiek naar verwachting een traject zal zijn van vallen en opstaan. Hoewel de rechtbank de overweging van de rapporterend psycholoog en psychiater begrijpt om vanwege dit risico te adviseren tot een behandeling in het kader van een voorwaardelijk strafdeel, is een belangrijk voordeel van een TBS-maatregel dat de continuïteit van de behandeling bij eventuele incidenten beter kan worden gewaarborgd. Gelet op de ernst van de psychische problematiek van de verdachte en het herhalingsgevaar, weegt dit voordeel naar het oordeel van de rechtbank op dit moment zwaarder dan het nadeel dat volgens de deskundigen gepaard kan gaan met een strenger behandelregime. Dit betekent dat bij de behandeling van de verdachte een balans dient te worden gezocht tussen voldoende regie van de verdachte bij de invulling van zijn behandeling – wat volgens de deskundigen recidive verlagend zou kunnen werken – en de volgens de behandelaars noodzakelijke interventies bij de verdere uitvoering van de maatregel. Ter terechtzitting heeft de verdachte aangegeven bereid te zijn zich aan de gestelde voorwaarden te houden, ook in het geval van een TBS met voorwaarden.
Vastgesteld wordt dat de bewezen verklaarde feiten ter zake waarvan de TBS met voorwaarden zal worden opgelegd, misdrijven betreft als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, aanhef en onder 2, van het Wetboek van Strafrecht.
Vastgesteld wordt dat de strafbare feiten ter zake waarvan de TBS met voorwaarden zal worden opgelegd geen misdrijven vormen die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. Daartoe zijn de aard en de kwalificatie van de bewezen verklaarde feiten redengevend. Dit betekent dat in geval van mogelijke omzetting van de maatregel de duur van een bevel tot dwangverpleging is gemaximeerd tot ten hoogste vier jaar.
De rechtbank zal de dadelijke uitvoerbaarheid van de TBS met voorwaarden bevelen, gezien het hoge recidivegevaar en de noodzaak tot snelle behandeling.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregel passend en geboden.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 37a, 38, 38a, 157 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gesteld;
stelt daarbij de navolgende voorwaarden betreffende het gedrag van de terbeschikkinggestelde:
de ter beschikking gestelde maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit;
de ter beschikking gestelde meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is;
de ter beschikking gestelde laat één of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien;
de ter beschikking gestelde houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om de ter beschikking gestelde te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
de ter beschikking gestelde helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is;
de ter beschikking gestelde werkt mee aan huisbezoeken;
de ter beschikking gestelde geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
de ter beschikking gestelde vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering;
de ter beschikking gestelde werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met de ter beschikking gestelde, als dat van belang is voor het toezicht;
de ter beschikking gestelde gaat niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden zonder toestemming van de reclassering;
de ter beschikking gestelde laat zich opnemen in een forensische zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start aansluitend aan detentie. De opname duurt zolang de instelling of de reclassering dat nodig vindt. De ter beschikking gestelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt de ter beschikking gestelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
de ter beschikking gestelde laat zich aansluitend aan zijn klinische behandeling behandelen door een nader te bepalen forensisch ambulante zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De ter beschikking gestelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
de ter beschikking gestelde verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start aansluitend aan de klinische opname. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De ter beschikking gestelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
de ter beschikking gestelde gebruikt geen alcohol en drugs, en werkt mee aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit verbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak de ter beschikking gestelde wordt gecontroleerd;
de ter beschikking gestelde spant zich in voor het vinden en behouden van een zinvolle daginvulling, zoals een opleiding, een dagbesteding en/of (on)betaald werk, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
bepaalt tevens dat:
alleen als de reclassering dat nodig vindt én de terbeschikkinggestelde daarmee instemt, de terbeschikkinggestelde voor een time-out kan worden opgenomen in een Forensisch Psychiatrische Centrum (FPC), Kliniek (FPK), Afdeling (FPA) of andere instelling. Deze time-out duurt totdat de reclassering of de terbeschikkinggestelde deze beëindigt, maar maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar.
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt de
dadelijke uitvoerbaarheidvan de terbeschikkingstelling met voorwaarden.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.P. van de Beek, voorzitter,
en mrs. J.M.L. van Mulbregt en R.J.P. Ferwerda, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.J.H. Mooren, griffier
,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 8 september 2022 te [plaats02] in een kamer (te weten kamer 2038) in de [naam instelling01] gelegen aan de [adres02] opzettelijk brand heeft gesticht door in voornoemde kamer en/of pand een brandende aansteker, althans open vuur in aanraking te brengen met een kartonnen doos, althans met een brandbare stof ten gevolge waarvan voornoemde kartonnen doos geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor kamer 2038 en/of bijbehorende inboedel en/of voornoemd pand en/of naastgelegen en/of (andere) omringende kamers en/of panden en/of woningen/appartementen en/of woningcomplex(en) en/of de inboedel van omringende kamers en/of panden en/of woningen/appartementen en/of woningcomplex(en), elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de omringende kamers en/of panden en/of woningen/appartementen en/of woningcomplex(en) aanwezige perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
2
hij op of omstreeks 12 september 2022 te [plaats02] in een kamer (te weten kamer 1.043) in de [naam instelling01] gelegen aan de [adres02] opzettelijk brand heeft gesticht door in voornoemde kamer en/of pand een brandende aansteker, althans open vuur in aanraking te brengen met een brandbare stof (in/nabij een prullenbak) ten gevolge waarvan voornoemde prullenbak geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor kamer 1.043 en/of bijbehorende inboedel en/of voornoemd pand en/of naastgelegen en/of (andere) omringende kamers en/of panden en/of woningen/appartementen en/of woningcomplex(en) en/of de inboedel van omringende kamers en/of panden en/of woningen/appartementen en/of woningcomplex(en)e, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de omringende kamers en/of panden en/of woningen/appartementen en/of woningcomplex(en) aanwezige perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
3
hij op of omstreeks 9 oktober 2022 te [plaats02] in een kamer (te weten een kamer op unit 3 afdeling opname 1) in de [naam instelling01] gelegen aan de [adres02] oopzettelijk brand heeft gesticht door in voornoemde kamer en/of pand een brandende aansteker, althans open vuur in aanraking te brengen met een handdoek (in een wasbak), althans met een brandbare stof ten gevolge waarvan voornoemde handdoek en/of wasbak geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor voornoemde kamer op unit 3 afdeling opname 1 en/of bijbehorende inboedel en/of voornoemd pand en/of naastgelegen en/of (andere) omringende kamers en/of panden en/of woningen/appartementen en/of woningcomplex(en) en/of de inboedel van omringende kamers en/of panden en/of woningen/appartementen en/of woningcomplex(en)e, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de omringende kamers en/of panden en/of woningen/appartementen en/of woningcomplex(en) aanwezige perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
4
hij op of omstreeks 29 en/of 30 september 2022 te [plaats02] [slachtoffer01] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door aan [naam02] dreigend de woorden toe te voegen dat hij zijn psychiater, voornoemde [naam01] , en/of haar famillie ging vermoorden, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, welke woorden die [naam01] vervolgens hebben bereikt;