ECLI:NL:RBROT:2023:1921

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 februari 2023
Publicatiedatum
7 maart 2023
Zaaknummer
C/10/652215 / FA RK 23-845
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg voor betrokkene met multiproblematiek

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 23 februari 2023 een beschikking gegeven met betrekking tot een zorgmachtiging voor een betrokkene die lijdt aan ernstige psychische stoornissen en multiproblematiek. De rechtbank heeft vastgesteld dat de huidige GGZ-instelling niet volledig kan voorzien in de zorgbehoefte van betrokkene, maar dat continuïteit van zorg op dit moment noodzakelijk is. De rechtbank oordeelt dat de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) van toepassing is, omdat er geen alternatieve instellingen zijn die beter aansluiten bij de zorgbehoefte van betrokkene. De betrokkene heeft een complexe zorgvraag, waaronder ernstige agressieproblemen en een verstandelijke beperking, en is al jarenlang in behandeling binnen een gedwongen kader. De rechtbank heeft de zorgmachtiging verleend voor een periode van zes maanden, met de mogelijkheid tot verplichte zorg, waaronder het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid. De beslissing is genomen na een mondelinge behandeling waarbij verschillende zorgverleners en de officier van justitie aanwezig waren. De rechtbank benadrukt het belang van continuïteit van zorg en de noodzaak van verplichte zorg om ernstig nadeel voor betrokkene en anderen te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/652215 / FA RK 23-845
Referentienummer: ZM/IND/99858
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 23 februari 2023 betreffende een zorgmachtiging in aansluiting op een voortzetting crisismaatregel als bedoeld in artikel 7:11 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam,hierna: de officier,
met betrekking tot:
[naam01],
geboren op [geboortedatum01], [geboorteplaats01]
hierna: betrokkene,
thans verblijvende bij [naam instelling01] te [plaats01] ,
advocaat mr. L.A. Middelkoop te Rotterdam.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van de officier, ingekomen op 3 februari 2023.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • de medische verklaring opgesteld door [naam02] , psychiater, van 5 januari 2023;
  • de aanvulling op de medische verklaring van 5 januari 2023, opgesteld door [naam03] , psychiater, van 31 januari 2023;
  • de niet-ingevulde zorgkaart;
  • het zorgplan van 11 januari 2023;
  • de bevindingen van de geneesheer-directeur over het zorgplan;
  • de gegevens over eerder afgegeven machtigingen op grond van de Wet Bopz en de Wvggz;
  • de relevante politie-, strafvorderlijke en justitiële gegevens van betrokkene.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 23 februari 2023. Bij die gelegenheid zijn verschenen:
  • betrokkene met de hiervoor genoemde advocaat;
  • mr. O. Zonneveld, officier van justitie;
  • [naam04] , ambulant behandelaar, [naam05] , casemanager, en [naam06] , begeleider, allen verbonden aan Fivoor (hierna: behandelaren).

2..Beoordeling

2.1.
Bij beschikking van deze rechtbank van 13 januari 2023, is op grond van artikel 7:7 Wvggz een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel verleend. Tijdig, te weten op 3 februari 2023, is onderhavig verzoek ingediend.
2.2.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten ernstige en onbehandelbare agressieproblemen, verslavingsgevoeligheid, licht tot matige verstandelijke beperking, een chronische psychose en met andere gedragsstoornissen, mede te begrijpen uit een verstoorde persoonlijkheidsontwikkeling. In het verleden is bij betrokkene paranoïde schizofrenie vastgesteld. De adaptieve vaardigheden van betrokkene zijn inmiddels teruggevallen tot het niveau van een driejarige. Sociaal-emotioneel functioneert betrokkene op het ontwikkelingsniveau van drie tot zes maanden.
2.3.
Het gedrag van betrokkene leidt als gevolg van zijn psychische stoornis tot ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische schade, maatschappelijke teloorgang, en de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is. Betrokkene is al decennia in beeld bij de GGZ. In elk geval vanaf 2009 is hij veelvuldig in behandeling geweest in een gedwongen kader (onder Wet Bopz, de Wvggz en de Wet Zorg en Dwang). Dit gebeurde telkens in een hoog beveiligde setting, omdat er bij betrokkene terugkerend problemen zijn met agressieregulatie. Hij heeft ook een delictgeschiedenis, waaronder twee keer poging moord/doodslag en brandstichting en is ook in penitentiaire inrichtingen opgenomen geweest. Betrokkene heeft diverse hulpverleners fysiek aangevallen, waardoor er een opname-verbod is voor verschillende instellingen. Gezien zijn niveau van functioneren valt te verwachten dat een situatie van overvraging en overprikkeling snel ontstaat. Om die reden is het te voorzien dat betrokkene ook in de huidige instelling agressie zal gaan vertonen. Hij kan uit het niets met forse agressie reageren. Buiten een instelling kan hij niet functioneren. Het lukt daardoor niet betrokkene vanuit een opname setting te laten doorstromen naar een leefvorm met meer autonomie en vrijheid. Gezien zijn niveau van adaptief functioneren is hij niet in staat om voor zichzelf te zorgen. Hij heeft geen huisvesting, geen inkomen, en geen wettelijk vertegenwoordiger. Er is ook geen familie of netwerk waarop hij kan terugvallen.
2.4.
De rechtbank constateert dat er bij betrokkene sprake is van multi-problematiek nu sprake is van zowel een psychische stoornis als een licht tot matige verstandelijke beperking. Voor de vraag of betrokkene onder de Wvggz of onder de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (hierna: Wzd) zou moeten vallen, verwijst de rechtbank naar Hoge Raad 10 juli 2020, ECLI:HR:2020:1271. Bij de beoordeling welk regime bij multi-problematiek van toepassing is, dient blijkens de wetsgeschiedenis (
Kamerstukken I2019/20, 31399, nr. N.) te worden vastgesteld welke problematiek (psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap) op het moment van beoordeling ‘voorliggend is’, dat wil zeggen: op de voorgrond staat en tot een actuele zorgbehoefte leidt, waarbij ook de continuïteit van de zorg in een vertrouwde omgeving in aanmerking moet worden genomen. Het antwoord op de vraag welke problematiek van de betrokkene op het moment van beoordeling op de voorgrond staat en daarmee diens actuele zorgbehoefte bepaalt, dient te berusten op een vaststelling door een ter zake kundige arts.
2.5.
Volgens de medische verklaring is de psychische stoornis ‘disruptieve, impulsbeheersings- en andere gedragsstoornissen’ voorliggend en veroorzaakt deze stoornis het ernstig nadeel. Dit zou ertoe leiden dat de Wvggz op betrokkene van toepassing is.
2.6.
Anderszijds verklaart de onafhankelijk psychiater, zoals de advocaat tijdens de mondelinge behandeling benoemt, dat het de vraag is of het meest problematische in het gedrag van betrokkene (de agressie) het best te benaderen is in een instelling die valt onder de Wvggz. Volgens de onafhankelijk psychiater laat betrokkene zijn psychotische stoornis behandelen door vrijwillige inname van medicatie. De onafhankelijk psychiater voegt toe dat de dreigende nadelen, te weten de agressie en de sociaal-maatschappelijke teloorgang, het beste te begrijpen zijn in het kader van de lage intelligentie van betrokkene, zijn lage niveau van adaptief functioneren en de beperkte sociaal-emotionele ontwikkeling. Op basis van deze verklaring zou ook de Wzd op betrokkene van toepassing kunnen zijn.
2.7.
Uit voornoemde Hoge Raad uitspraak en de Handreiking Samenloop van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport blijkt dat niet alleen de voorliggende stoornis doorslaggevend is voor het toe te passen regime, maar ook de zorgbehoefte en continuïteit van de reeds verleende zorg. Volgens voornoemde Handreiking is belangrijk dat de zorgbehoefte van de persoon leidend is en niet het wettelijke regime of de zorgaanbieder, en dat er waar mogelijk continuïteit van zorg wordt geboden wanneer een betrokkene met multi-problematiek al in zorg is.
2.8.
De behandelaren zeggen dat de huidige forensische GGZ instelling er niet goed op toegerust is om volledig te voorzien in de zorgbehoefte van betrokkene. Hij vraagt veel aandacht en krijgt 1-op-1 begeleiding, maar de medewerkers van de instelling zijn opgeleid voor forensische problematiek en zijn niet opgeleid om aan te kunnen sluiten op het lage adaptieve niveau van betrokkene. Daarnaast wil betrokkene meekomen met medebewoners in de forensische zorg, maar raakt vanwege zijn verstandelijke beperking snel overvraagd en overprikkeld. Deze overprikkeling heeft tijdens de huidige opname al tot vier of vijf incidenten binnen de instelling geleid, waarbij betrokkene de begeleiding heeft geslagen. Tegelijkertijd is de instelling in algemene zin toegerust op het opvangen van de agressie van bewoners en is sprake van een gesloten setting.
2.9.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat betrokkene ook opgenomen is geweest in een instelling in de VG sector. Ook in die setting kon niet goed worden voorzien in de gehele zorgbehoefte van betrokkene. Weliswaar konden ze daar beter inspelen op het lage adaptieve niveau van betrokkene, maar konden ze onvoldoende de veiligheid van medebewoners en personeel waarborgen en was er minder aandacht voor de psychiatrische problematiek van betrokkene.
2.10.
Inmiddels is er rondom de zorg aan betrokkene een impasse ontstaan. Het lukt niet om betrokkene duurzaam te plaatsen op een passende, veilige plek waar voldoende kennis en kunde is op de diverse probleemgebieden. Er is kort gezegd geen passende plek waar volledig in de zorgbehoefte kan worden voorzien. De meest recent onderzochte optie was dat het ministerie met het Centrum voor Transculturele Psychiatrie Veldzicht in overleg zou gaan of betrokkene kon worden opgenomen op (een nieuw op te zetten) afdeling voor laagbegaafden met psychische - en verslavingsproblematiek. De officier van justitie vertelt tijdens de mondelinge behandeling dat inmiddels bekend is dat betrokkene niet naar Veldzicht overgeplaatst kan worden. Tijdens de mondelinge behandeling is besproken dat er wel gezocht blijft worden naar een beter passende instelling.
2.11.
De rechtbank stelt vast dat het op dit moment onduidelijk is of er een instelling is die volledig kan voorzien in de zorgbehoefte van betrokkene. In zijn zorgbehoefte lijkt namelijk noch binnen de Wvggz noch binnen de Wzd voorzien te kunnen worden. Alhoewel de huidige instelling niet helemaal aansluit bij betrokkene, is zijn verblijf met veel inspanning van de medewerkers net houdbaar. Zij kunnen voorzien in een deel van de zorgbehoefte, zoals dat ook zou zijn als betrokkene in een Wzd instelling zou verblijven.
2.12.
Inmiddels heeft betrokkene een vertrouwensband met een aantal zorgmedewerkers opgebouwd en heeft betrokkene een bepaalde dagelijkse routine die hij zelf tijdens de mondelinge behandeling heeft verteld en waaraan hij kennelijk inmiddels is gewend. Hoewel de huidige plek niet ideaal is voor betrokkene, vindt de rechtbank dat – bij gebrek aan een instelling die op dit moment beter bij de behoefte van betrokkene aansluit – de zorg in de huidige GGZ-instelling op dit moment gecontinueerd moet worden. De continuïteit van zorg geeft naar het oordeel van de rechtbank dan ook op dit moment de doorslag. Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat de Wvggz op betrokkene van toepassing is.
2.13.
Om ernstig nadeel af te wenden, de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren, de geestelijke gezondheid van betrokkene dusdanig te herstellen dat hij zijn autonomie zoveel mogelijk herwint, de fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen in het geval diens gedrag als gevolg van zijn psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel daarvoor, heeft betrokkene zorg nodig.
2.14.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Uit de medische verklaring blijkt dat betrokkene onvoldoende bereid is om behandeling of zorg op vrijwillige basis te accepteren. Tijdens de mondelinge behandeling zegt betrokkene in de instelling te willen blijven, totdat hij naar een andere instelling overgeplaatst kan worden. Tijdens agressiedoorbraken, die voorzienbaar zijn, verzet betrokkene zich tegen het verlenen van zorg die noodzakelijk is om ernstig nadeel af te wenden. Om die reden is verplichte zorg nodig.
2.15.
De in het verzoekschrift opgenomen vormen van verplichte zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en de bevindingen van de geneesheer-directeur. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
  • het toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
  • het beperken van de bewegingsvrijheid;
  • het insluiten;
  • het uitoefenen van toezicht op betrokkene;
  • het onderzoek aan kleding of lichaam;
  • het onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedragsbeïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
  • het controleren op de aanwezigheid van gedragsbeïnvloedende middelen;
  • het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen tijdens het insluiten, het nakomen van afspraken met het behandelteam tijdens het klinische verblijf en het naleven van het verlofbeleid van de instelling;
  • het beperken van het recht op het ontvangen van bezoek;
  • het opnemen in een accommodatie.
2.16.
Voor de toegewezen vormen van verplichte zorg zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. Verder is de voorgestelde verplichte zorg evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg zoveel als praktisch haalbaar rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.17.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de verzochte duur van zes maanden met ingang van vandaag.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van [naam01] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals opgenomen in rechtsoverweging 2.15. kunnen worden getroffen;
3.3.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 23 augustus 2023.
Deze beschikking is op 23 februari 2023 mondeling gegeven door mr. D.Y.A. van Meersbergen, rechter, in tegenwoordigheid van B. Bajra, griffier, en op 28 februari 2023 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.