4.2.Beoordeling
Inleiding
[medeverdachte01] (hierna: [medeverdachte01] ) en [medeverdachte02] (hierna: [medeverdachte02] ), beide werkzaam als koelmonteur bij [bedrijf01] bv (hierna: [bedrijf01] ) zijn verdachten in
een grootschalig onderzoek naar de invoer van drugs via de haven van Rotterdam. Binnen dit onderzoek is de volgende modus operandi vastgesteld.
De drugs worden in Centraal- of Zuid -Amerika achter de inspectieluiken (‘ogen’)van gekoelde containers (‘reefers’) geplaatst door een criminele organisatie. De verdachten krijgen van een contact van de criminele organisatie te horen op welk containerschip de reefercontainer met drugs staat. Hierdoor hebben de verdachten een indicatie wanneer het schip aanmeert bij de ECT Delta Terminal. De verdachten halen regelmatig drugs uit reefercontainers die afkomstig zijn van schepen waarmee een lijndienst onderhouden wordt, en die het woord ‘express’ in hun naam hebben. Na het afmeren van het schip laten de verdachten zich vervolgens twee of drie nachtdiensten inplannen. Via een contact krijgen zij dan een containernummer te horen en soms een mogelijke locatie van de container. Nadat de container is getraceerd, worden de drugs via de ‘ogen’ uit de daarachter gelegen ruimte gehaald en in sporttassen gedaan. De sporttassen worden vervolgens in een dienstvoertuig van een van de verdachten geplaatst en naar de parkeerplaats voor het personeel gereden. Daar worden de sporttassen overgezet in de particuliere auto van een verdachte. Vervolgens wordt iemand uit de vriendengroep van [medeverdachte01] en [medeverdachte02] , die eveneens werkt voor een bedrijf op de ECT Delta Terminal, gevraagd of deze zicht kan houden op de uitgaande poort van de ECT, om zo vroegtijdig te kunnen opmerken of de Douane bij de poort controles uitvoert. Als niet gecontroleerd wordt kunnen de verdachten vervolgens met hun eigen auto met daarin de uitgehaalde drugs van het terrein af rijden.
Feiten
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 6 augustus 2022 is in Callao (Peru) een container met het nummer [containernummer01] geladen (hierna: de container). Op 9 augustus 2022 is deze container aan boord van het motorschip [vaartuig01] geladen, dat die dag de haven van Callao heeft verlaten en koers heeft gezet naar Rotterdam. De lading van de container bestond uit avocado’s en is verzonden door Fruglobe SAC te Lima (Peru) en bestemd voor Fruglobe Europe te Utrecht. Het motorschip [vaartuig01] is op 31 augustus 2022 in de haven van Rotterdam gelost.
Diezelfde dag is de container gescand, waarbij in het koelgedeelte van de container rechthoekige pakketten zijn waargenomen. Tijdens de daaropvolgende fysieke controle van de container zijn in het koelgedeelte in totaal 58 identieke pakketten cocaïne aangetroffen met een nettogewicht van in totaal 57,9 kilogram.
De douaneautoriteiten hebben 58 dummy-pakketten in de betreffende container geplaatst. Op één van deze dummy-pakketten was een terugplaatsmonster van 10 gram bevestigd. Twee van deze dummy-pakketten zijn voorzien van peilbakens.
Op 2 september 2022 om 00:05 uur stonden de privéauto’s van [medeverdachte01] en [medeverdachte02] op het parkeerterrein van de firma Hutchison ECT Delta, gelegen aan de Maasvlakte Rotterdam (hierna: het parkeerterrein) geparkeerd. De privéauto van [medeverdachte01] is een Volkswagen met kenteken [kenteken01] (hierna: de Volkswagen). Om 02.:01 uur die nacht reden [medeverdachte01] en [medeverdachte02] in hun dienstauto’s vanaf het parkeerterrein het ECT Delta terrein op.
[medeverdachte01] reed om 02:09 uur met zijn dienstauto, na voorverkenning door [medeverdachte02] , richting zijn Volkswagen, opende de kofferbak en gooide er een tas in. Het peilbaken was toen actief geworden en had meebewogen met de verplaatsing van de dienstauto van [medeverdachte01] .
Omstreeks 04:18 uur kwamen [medeverdachte01] en [medeverdachte02] wederom met hun dienstauto’s het parkeerterrein op gereden, waarna op vergelijkbare wijze naar de Volkswagen van [medeverdachte01] is gereden. [medeverdachte01] opende de kofferbak van de Volkswagen en gooide er iets in. Ook toen was het peilbaken actief geworden en is blijven uitstralen bij de Volkswagen van [medeverdachte01] .
Daarna verlieten [medeverdachte01] en [medeverdachte02] in hun dienstauto’s het parkeerterrein om daar vervolgens om 07:03 uur weer terug te keren.
Om 07:08 uur passeerde [medeverdachte01] met de Volkswagen de hoofdingang van de ECT Delta Terminal. Kort daarop is hij door de politie aangehouden. In de Volkswagen werden 2 sporttassen met daarin de 58 dummy-pakketten en het terugplaatsmonster aangetroffen.
Tussenconclusie
Op basis van deze feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat sprake is van verlengde invoer van cocaïne als bedoeld in art. 1 lid 4 van de Opiumwet door [medeverdachte01] en [medeverdachte02] .
Betrokkenheid verdachte en wetenschap
De verdachte heeft ter zitting bekend dat hij in de ochtend van 2 september 2022 op de parkeerplaats voor de beveiligingsloge van Hutchison Ports ECT Delta vanuit zijn Volvo in de gaten heeft gehouden of de Douane daar op dat moment controles uitvoerde. Om 06:47 uur heeft de verdachte aan [medeverdachte01] een bericht gestuurd dat het ‘safe’ was, zodat [medeverdachte01] veilig – zonder gecontroleerd te worden – met zijn Volkswagen het terrein van de ECT Delta Terminal kon verlaten. De verdachte heeft kort voorafgaande aan deze klus telefonisch contact gehad met [medeverdachte01] over de wijze van uitvoering van de ‘uithaal. Uit voornoemde berichtenverkeer en de overige inhoud van het dossier blijkt dat de verdachte wist van de hoed en de rand van de hiervoor beschreven modus operandi.
Conclusie
Op grond van bovenstaande overwegingen is de rechtbank van oordeel dat de verdachte zowel (voorwaardelijk) opzet op de verlengde invoer van cocaïne heeft gehad als opzet op de behulpzaamheid daarbij. Door toedoen van de verdachte heeft [medeverdachte01] in de vroege ochtend van 2 september 2022 het terrein van de ECT Delta Terminal met zijn Volkswagen kunnen verlaten in de wetenschap dat de Douane op dat moment geen controle uitvoerde bij de uitgaande poort. Naar het oordeel van de rechtbank dient verdachtes behulpzaamheid als medeplichtigheid gekwalificeerd te worden; het verstrekken van inlichtingen en het op de uitkijk staan betreffen naar hun aard handelingen zijn die duiden op medeplichtigheid. De verdachte heeft geen zodanig wezenlijke bijdrage aan de (verlengde) invoer van de cocaïne geleverd dat hij als medepleger moet worden aangemerkt.
De rechtbank komt daarmee tot een vrijspraak van het primair ten laste gelegde en een bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde.