ECLI:NL:RBROT:2023:1906

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 februari 2023
Publicatiedatum
7 maart 2023
Zaaknummer
10/285040-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging tot doodslag na tegenstrijdige verklaringen en onvoldoende bewijs

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 28 februari 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1994 en ten tijde van de zitting preventief gedetineerd. De verdachte werd beschuldigd van poging tot doodslag op een slachtoffer, waarbij de officier van justitie een gevangenisstraf van 30 maanden eiste, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende wettig bewijs is om de verdachte schuldig te verklaren. De verklaringen van de verdachte en het slachtoffer stonden lijnrecht tegenover elkaar, en de rechtbank vond dat de verklaring van de verdachte niet weerlegd kon worden door het dossier. De rechtbank concludeerde dat de bewijsmiddelen geen duidelijkheid gaven over de gebeurtenissen en sprak de verdachte vrij van de tenlastelegging. Tevens werd het in beslag genomen mes onttrokken aan het verkeer, omdat het niet aan de verdachte toebehoorde. De beslissing van de rechtbank werd genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en het vonnis werd openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/285040-22
Datum uitspraak: 28 februari 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1994,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres01] te ( [postcode01] ) [plaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de
Penitentiaire Inrichting [detentieadres01] ,
raadsvrouw mr. R. van den Hemel, advocaat te Dordrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 16 februari 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J. Spaans heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde poging tot doodslag;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar;
  • oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (Sr), inhoudende een contactverbod met slachtoffer [slachtoffer01] voor de duur van 2 jaar. Bij overtreding van dat verbod dient er (telkens) 1 week hechtenis te worden toegepast, met een maximum van 6 maanden, alsmede de dadelijke uitvoerbaarheid van de maatregel.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
Aangevoerd is dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag. De aangifte is helder en op voorhand zijn daar geen vraagtekens bij te plaatsen. Bovendien wordt de verklaring van aangever ondersteund door de overige bewijsmiddelen in het dossier. De camerabeelden bij de ingang van de flat bevestigen de gang van zaken zoals aangever heeft beschreven. Getuige [getuige01] zag twee mensen ‘dansen’ op straat en hoorde en zag vervolgens een mes vallen. Zij zag een man wegrennen in de richting van het Kasperspad. Getuige [getuige02] , een cruciale getuige, heeft verklaard dat zij een conflict op straat hoorde en dat één man een mes had. Dat was volgens deze getuige de man met kroeshaar en de verdachte heeft kroeshaar en de aangever niet. Deze getuige koppelt derhalve nadrukkelijk en eensluidend het mes aan de verdachte en daarmee bevestigt zij hetgeen aangever heeft verklaard.
De verdachte komt pas ter terechtzitting voor het eerst met een verklaring. Nu deze verklaring is afgelegd na kennisneming van het gehele dossier moet daar uiterst terughoudend mee om worden gegaan. Overigens wordt deze verklaring niet ondersteund door de stukken in het dossier.
4.1.2.
Beoordeling door de rechtbank
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag dan wel aan poging tot zware mishandeling, zodat integrale vrijspraak dient te volgen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Schoppen/trappen van de aangever
Op basis van de inhoud van het dossier is er onvoldoende wettig bewijs om tot een bewezenverklaring ten aanzien van het schoppen/trappen van de aangever [slachtoffer01] te komen. Dat de verdachte de aangever zou hebben geschopt of getrapt blijkt enkel uit de verklaring van aangever en vindt geen steun in andere bewijsmiddelen, zodat de verdachte van dit onderdeel moet worden vrijgesproken.
Steken/snijden van de aangever
Ten aanzien van de vraag wie er een mes heeft getrokken en hoe het letsel bij de aangever is ontstaan, staan de verklaringen van de aangever en de verdachte lijnrecht tegenover elkaar. Volgens de aangever kwamen hij en de verdachte elkaar tegen en zei de verdachte tegen de aangever dat hij uit de buurt moest blijven of woorden van gelijke strekking. Vervolgens zou de verdachte uit zijn tas een bruine hoes hebben gepakt en uit die hoes een mes hebben gepakt. Hiermee heeft hij vervolgens aangever in zijn hoofd gestoken. De verdachte heeft daarop het mes laten vallen en is weggerend. De aangever heeft het mes opgeraapt en is met het mes in de hand achter de verdachte aangerend, aldus de aangever.
De verdachte heeft verklaard dat hij en de aangever elkaar tegenkwamen. De verdachte zei tegen de aangever dat hij uit zijn buurt moest blijven. Daarna zou de aangever uit zijn bovenkleding een mes hebben getrokken. De verdachte probeerde de aangever op afstand te houden door de hand met daarin het mes van zich af te houden en in die situatie zag de verdachte ineens bloed over het gezicht van de aangever stromen. Mogelijk is het letsel bij de aangever tijdens deze situatie ontstaan.
De verdachte is vervolgens weggerend in de richting van het huis waar hij verbleef. Vervolgens is de aangever met het mes in zijn handen achter de verdachte aan gerend. Eenmaal aangekomen bij het portiek van de flat waar de verdachte woont, probeerde de verdachte de deur dicht te doen maar de aangever verhinderde dit. Uit de camerabeelden blijkt dat de aangever het mes had, dat de aangever de agressor was en deze beelden ondersteunen daarmee de verklaring van de verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat het dossier – ook niet in onderlinge samenhang bezien – geen uitsluitsel biedt over de juistheid van het door de verdachte dan wel het door de aangever gestelde scenario. De verklaring van de verdachte, die de rechtbank niet onaannemelijk voorkomt, kan in ieder geval niet worden weerlegd door de inhoud van het dossier.
Getuige [getuige02] heeft weliswaar verklaard dat de man met het kroeshaar – en dat moet verdachte zijn geweest gelet op het dossier – een mes in zijn handen had, maar deze getuigenverklaring is op zichzelf onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen. Immers zegt dit niets over wat er precies is gebeurd en hoe het letsel bij de aangever is ontstaan. Ook de verklaringen van de overige getuigen geven geen uitsluitsel.
Indien er nader onderzoek zou zijn verricht, zoals DNA-onderzoek aan het mes, had een en ander mogelijk geverifieerd kunnen worden. Het voorgaande leidt ertoe dat niet onomstotelijk kan worden vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde.
4.1.3.
Conclusie
De bewijsmiddelen geven geen duidelijkheid over wat er precies is gebeurd. Zowel de verklaring van aangever als de verklaring van de verdachte kunnen door de overige onafhankelijke bewijsmiddelen in het dossier worden ondersteund. Het ten laste gelegde is daarom niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

5.In beslag genomen voorwerpen

De officier van justitie heeft gevorderd het in beslag genomen mes verbeurd te verklaren.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het mes niet aan de verdachte toebehoort.
Het in beslag genomen mes zal worden onttrokken aan het verkeer. Het mes is in opdracht van het Openbaar Ministerie reeds vernietigd.

6.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

7.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- onttrekking aan het verkeer: 1 STK mes;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van 16 februari 2023. Het bevel tot opheffing van de voorlopige hechtenis is afzonderlijk geminuteerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. van der Leeden, voorzitter,
en mrs. I. Bouter en P.E. van Althuis, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.H. Frerichs, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 28 oktober 2022 te Dordrecht, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer01] opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer01] ,
- in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd, althans het lichaam heeft geschopt/getrapt (ten gevolge waarvan die [slachtoffer01] (naar achteren) is gevallen) en/of
- (vervolgens) met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in/op het (voor)hoofd, althans het lichaam, heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.