8.4.Beoordeling
Affectieschade
De benadeelde partijen [benadeelde partij01] , [benadeelde partij02] , [benadeelde partij03] en [benadeelde partij04] vorderen vergoeding van affectieschade.
Het vorderen van vergoeding van affectieschade is vanaf 1 januari 2019 mogelijk voor de in artikel 51f, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering en artikel 6:108 van het Burgerlijk Wetboek, genoemde naasten van het door het misdrijf overleden slachtoffer. De aanspraak op affectieschade is een naar omvang beperkte vergoeding, die vooral beoogt het leed van de naasten en nabestaanden te erkennen.
In het Besluit vergoeding affectieschade is uitdrukkelijk bepaald wie er voor vergoeding van affectieschade in aanmerking komen. De rechtbank stelt vast dat de vader en de moeder van het slachtoffer tot de kring van gerechtigden behoren. Broers en zussen komen slechts onder bijzondere, uitzonderlijke omstandigheden die maken dat sprake is van een nauwe persoonlijke relatie met het slachtoffer, in aanmerking voor vergoeding van affectieschade.
De rechtbank is van oordeel dat in de onderhavige zaak tussen de broer en zus en het slachtoffer sprake is van een dergelijke nauwe persoonlijke relatie. Zij hebben tot kort voor diens overlijden met het slachtoffer als gezin met elkaar samengewoond.
De rechtbank zal gelet op voorgaande aan de ouders, de broer en de zus ieder € 17.500,- aan vergoeding van affectieschade toewijzen.
Shockschade
Alle benadeelde partijen hebben een vergoeding gevorderd van shockschade.
Ten aanzien van het toekennen van immateriële schade in de vorm van shockschade sluit de rechtbank aan bij de jurisprudentie van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2022:958). Vergoeding van shockschade kan plaatsvinden als bij de benadeelde partij een hevige emotionele schok wordt teweeggebracht door het waarnemen van het ten laste gelegde of door de directe confrontatie met de ernstige gevolgen daarvan. Er moet uit de waarneming of confrontatie geestelijk letsel zijn voortgevloeid dat in rechte kan worden vastgesteld, wat in het algemeen slechts het geval zal zijn indien sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. Dergelijk geestelijk letsel zal zich vooral voordoen als iemand in een nauwe relatie staat met degene die bij het ongeval is gedood of gewond is geraakt. De rechtbank komt tot het oordeel dat alle benadeelde partijen ten aanzien van dit deel van de vorderingen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard, omdat de stelling, dat sprake is van geestelijk letsel, onvoldoende is onderbouwd. De bewijsstukken ter onderbouwing van de vorderingen, zoals informatie van een huisarts of een praktijkondersteuner, zijn ontoereikend en een nader onderzoek naar de gegrondheid van de vorderingen levert een onevenredige belasting op van het strafgeding. Dit deel van de vorderingen kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Materiële schade [benadeelde partij01]
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht.
De volgende materiële schade zal aan de benadeelde partij toegewezen worden:
1. Kosten lijkbezorging
- Uitvaartverzorging: € 9.613,95
- Grafsteen: € 6.665,37
- Kleding uitvaart [voornaam slachtoffer01] : € 300,-
- Reiskosten uitvaart: € 37,80
2. Reis- en parkeerkosten
- Reiskosten overig: € 99,68
- Parkeerkosten overig: € 68,98
Deze schadeposten zijn genoegzaam onderbouwd.
Ten aanzien van de gevorderde kosten van de stille tocht zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering, omdat onvoldoende is komen vast te staan dat de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd rechtstreeks verband houdt met het bewezen verklaarde feit.
Concluderend zal de rechtbank een vergoeding van € 16.785,78 aan materiële schade toewijzen aan de benadeelde partij.
Materiële schade [benadeelde partij02]
De behandeling van dit deel van de vordering (verlies aan verdienvermogen) levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partij zal daarin niet-ontvankelijk worden verklaard. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Materiële schade [benadeelde partij04]
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht.
De volgende materiële schade zal aan de benadeelde partij toegewezen worden:
Kosten vliegticket: (subsidiair) € 172,32
Verblijfkosten vakantie: € 146,-
Deze schades zijn genoegzaam onderbouwd.
Voor het overige deel zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. Ten aanzien van de primair gevorderde kosten van het vliegticket (inclusief de vliegticketkosten van de vriendin) is de rechtbank van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de schade rechtstreeks verband houdt met het bewezen verklaarde feit.
Ten aanzien van de kosten studievertraging en verlies aan verdienvermogen is de rechtbank van oordeel dat deze kosten onvoldoende zijn onderbouwd en de behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
Concluderend zal de rechtbank een vergoeding van € 318,32 aan materiële schade toewijzen aan de benadeelde partij.
Nader te onderbouwen schade
Alle benadeelde partijen hebben een vergoeding gevorderd in verband met een eventuele hoger beroepsprocedure.
Nu eventuele toekomstige kosten niet gemaakt zijn en bovendien onzeker is of deze kosten gemaakt zullen worden, zal de rechtbank de vorderingen op dit onderdeel afwijzen.
Eigen schuld
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat [slachtoffer01] zelf ook een actief aandeel heeft gehad in de gebeurtenissen die tot het fatale steekincident hebben geleid. De rechtbank vindt dat deze omstandigheid zo nauw verband houdt met de bewezen doodslag dat dit een beroep op ‘eigen schuld’ in de zin van artikel 6:101 van het Burgerlijk Wetboek rechtvaardigt. Dit leidt tot een vermindering van de schadevergoedingsplicht.
De rechtbank zal daarom de hiervoor vastgestelde schade als gevolg van het strafbare feit, voor 50 procent toewijzen, en de vorderingen voor het overige afwijzen.
Wettelijke rente en overige kosten
De benadeelde partijen hebben gevorderd de te vergoeden bedragen te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank zal bepalen dat de te vergoeden schadebedragen telkens worden vermeerderd met wettelijke rente vanaf 24 juli 2021.
Nu de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde partij01] , [benadeelde partij02] , [benadeelde partij03] en [benadeelde partij04] in overwegende mate zullen worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door deze benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de nog te maken kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging.
Nu de benadeelde partij [benadeelde partij05] niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.