Op 7 februari 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over de minderjarige [voornaam minderjarige01]. De rechtbank heeft vastgesteld dat het gezag van de moeder beëindigd moet worden, omdat zij niet in staat is om een veilige en stabiele opvoedsituatie te bieden. De minderjarige verblijft sinds juni 2020 bij de grootouders en grootvader, die als pleegouders fungeren. De moeder heeft in de afgelopen periode onvoldoende stappen gezet om haar situatie te verbeteren, ondanks dat zij aangeeft bereid te zijn om hulp te aanvaarden. De rechtbank heeft ook de zorgen van de gecertificeerde instelling (GI) en de Raad voor de Kinderbescherming meegewogen, die beiden hebben gepleit voor beëindiging van het gezag van de moeder en benoeming van de GI als voogd.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat de moeder, door haar persoonlijke problematiek en detentie, niet in staat is om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [voornaam minderjarige01] te dragen. De rechtbank heeft de verzoeken van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing afgewezen, omdat deze maatregelen niet langer geschikt zijn nu het gezag van de moeder is beëindigd. De GI is benoemd tot voogd over de minderjarige, met de opdracht om een structurele bezoekregeling tussen de moeder en [voornaam minderjarige01] te faciliteren. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en de schriftelijke vaststelling vond plaats op 21 oktober 2023.