ECLI:NL:RBROT:2023:1815

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 februari 2023
Publicatiedatum
3 maart 2023
Zaaknummer
10173943
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente in handelsovereenkomst

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam, heeft Lieshout Services B.V. een vordering ingesteld tegen [gedaagde01] wegens onbetaalde incassokosten en wettelijke rente. De procedure begon met een dagvaarding op 28 september 2022, gevolgd door een mondelinge behandeling op 24 januari 2023. Lieshout had werkzaamheden verricht voor [gedaagde01] en een factuur van € 1.803,94 gestuurd, die pas na de betalingstermijn van veertien dagen werd voldaan. Lieshout vorderde een bedrag van € 342,10, inclusief wettelijke rente en incassokosten. De kantonrechter oordeelde dat [gedaagde01] € 40,00 aan buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd was, maar wees het hogere bedrag aan incassokosten en de vordering tot wettelijke rente af. De rechter oordeelde dat Lieshout onvoldoende bewijs had geleverd voor de gemaakte incassokosten en dat de wettelijke rente niet correct was berekend. De proceskosten werden gecompenseerd, en het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10173943 \ CV EXPL 22-33536
datum uitspraak: 24 februari 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Lieshout Services B.V.,
vestigingsplaats: Ridderkerk,
eiseres,
gemachtigde: mr. J.J.F.M. Konings,
tegen
[gedaagde01],
vestigingsplaats: [vestigingsplaats01] ,
gedaagde,
vertegenwoordigd door: [naam01] ,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘Lieshout’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 28 september 2022, met bijlagen;
  • het antwoord, met bijlagen;
  • de brief van de gemachtigde van Lieshout, met bijlage.
1.2.
Op 24 januari 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij waren aanwezig: [naam02] als gemachtigde van Lieshout, en de heren [naam01] en [naam03] namens [gedaagde01] . Van hetgeen is besproken heeft de griffier aantekeningen gemaakt.

2..De feiten

2.1.
Lieshout heeft werkzaamheden verricht voor [gedaagde01] . Hiervoor heeft Lieshout een factuur gestuurd aan [gedaagde01] , waarop onder meer is vermeld dat de factuurdatum 3 april 2022 is, dat het te betalen bedrag € 1.803,94 is en dat de betalingstermijn 14 dagen is.
2.2.
Per e-mail van 3 mei 2022 heeft Lieshout aan [gedaagde01] geschreven dat de factuur nog openstaat, en verzocht om zo snel mogelijk te betalen.
2.3.
Op 9 mei 2022 heeft [gedaagde01] het factuurbedrag van € 1.803,94 betaald aan Lieshout.
2.4.
De gemachtigde van Lieshout heeft op 15 september 2022 [gedaagde01] aangemaand tot betaling van € 342,05.

3..Het geschil

3.1.
Lieshout eist samengevat:
  • [gedaagde01] te veroordelen aan haar te betalen € 342,10, te vermeerderen met wettelijke handelsrente;
  • [gedaagde01] te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke handelsrente;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Lieshout baseert de eis – kort gezegd – op het volgende. [gedaagde01] heeft de factuur van Lieshout pas na het verstrijken van de betalingstermijn betaald. Hierdoor is [gedaagde01] wettelijke rente verschuldigd en een vergoeding voor de kosten die Lieshout heeft gemaakt voor werkzaamheden ter verkrijging van voldoening buiten rechte. De ontvangen betaling van het factuurbedrag wordt ex artikel 6:44 BW afgeboekt, waardoor een vordering resteert van € 342,10:
Hoofdsom € 1.803,94
Rente over voornoemde hoofdsom € 14,69
Incassokosten € 270,59
BTW over incassokosten € 56,82
Subtotaal € 2.146,04
Betaald na aanmaning € 1.803,94
Totaal te vorderen € 342,10
3.3.
[gedaagde01] is het niet eens met de eis en voert het volgende aan. De dagvaarding bevat onjuistheden, zoals de factuurdatum, de vervaldatum en de datum van betaling. [gedaagde01] heeft de factuur direct betaald nadat zij een herinnering heeft ontvangen van Lieshout.

4..De beoordeling

4.1.
Aangezien de verschuldigdheid van het factuurbedrag van € 1.803,94 als oorspronkelijke hoofdsom tussen partijen niet in geschil is, spitst het geschil zich toe op de vraag of [gedaagde01] een bedrag inzake de nevenvorderingen (wettelijke rente en incassokosten) verschuldigd is aan Lieshout.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.2.
Op grond van artikel 6:96 lid 4 BW bestaat de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten in geval van een handelsovereenkomst uit ten minste een bedrag van € 40,00. Dit bedrag is zonder aanmaning verschuldigd vanaf de dag na het verstrijken van de wettelijke of overeengekomen betalingstermijn. [gedaagde01] heeft het factuurbedrag aan Lieshout betaald nadat de op de factuur vermelde betalingstermijn van veertien dagen was verstreken, te weten na 17 april 2022. Conform het bepaalde in artikel 6:96 lid 4 BW is [gedaagde01] dan ook € 40,00 aan vergoeding voor incassokosten aan Lieshout verschuldigd. Lieshout maakt echter aanspraak op een hoger bedrag aan incassokosten.
4.3.
Een hoger bedrag aan incassokosten is verschuldigd als ten minste één incassohandeling is verricht. Het is niet relevant welke incassohandelingen zijn verricht; het versturen van een enkele brief is voldoende (ECLI:NL:HR:2014:1405). Lieshout heeft aangevoerd dat zij reeds voorafgaand aan de betaling door [gedaagde01] op 9 mei 2022 incassowerkzaamheden heeft laten verrichten. Zij heeft deze stelling echter onvoldoende onderbouwd. Zo heeft zij geen aanmaningsbrieven overgelegd van haar gemachtigde die dateren van die periode, en wordt in de herinneringse-mail van Lieshout zelf van 3 mei 2022 niet verwezen naar een (op te starten) incassotraject. Weliswaar heeft de gemachtigde van Lieshout op 15 september 2022 een brief gestuurd die als incassohandeling kan worden gekwalificeerd, maar op dat moment was het factuurbedrag reeds (geruime tijd) betaald. Dat Lieshout een aantal maanden na ontvangst van de betaling incassokosten heeft gemaakt omdat zij kennelijk in de veronderstelling verkeerde dat er nog geen betaling was ontvangen, komt voor haar rekening en risico.
Kortom: nu Lieshout onvoldoende heeft onderbouwd dat zij incassowerkzaamheden heeft laten verrichten op een moment dat haar factuurbedrag niet betaald was, zal het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen voor zover dit het bedrag van € 40,00 te boven gaat.
4.4.
Lieshout heeft de gevorderde vergoeding overigens nog verhoogd met BTW. De BTW is niet toewijsbaar, ook niet over het bedrag van € 40,00. Lieshout heeft immers niet gesteld geen ondernemer te zijn in de zin van artikel 7 van de Wet op de omzetbelasting 1968 of als ondernemer een vrijgestelde prestatie verricht te hebben.
Wettelijke rente
4.5.
De vordering tot vergoeding van de vervallen rente zal worden afgewezen, nu Lieshout bij dagvaarding van een onjuist bedrag aan hoofdsom is uitgegaan. De wettelijke rente voor handelstransacties over € 1.803,92 berekend over de periode van 17 april 2022 tot 9 mei 2022 bedraagt immers € 9,09, en ook na vermeerdering met de wettelijke rente over de openstaande hoofdsom vanaf 9 mei 2022 tot de dag van dagvaarding (een rentebedrag van € 1,25, uitgaande van een hoofdsom van € 40,00, zie hiervoor r.o. 4.6), komt het gevorderde bedrag aan reeds vervallen rente niet met deze berekening overeen. Lieshout heeft dan ook over een te hoog bedrag aan hoofdsom vervallen rente berekend. De rente zal dan ook worden toegewezen vanaf de dag van dagvaarding zoals hierna vermeld.
Deelbetaling; hoofdsom
4.6.
Conform het bepaalde in artikel 6:44 BW strekt de betaling die [gedaagde01] heeft verricht op 9 mei 2022 in de eerste plaats in mindering van de incassokosten, vervolgens in mindering van de verschenen rente en ten slotte in mindering van de hoofdsom en de lopende rente. Uitgaande van een bedrag van € 40,00 aan incassokosten, resteert na de betaling een bedrag van € 40,00 aan hoofdsom. Dit bedrag zal worden toegewezen.
Proceskosten
4.7.
In de omstandigheden dat een aanzienlijk lager bedrag dan gevorderd wordt toegewezen en dat de dagvaarding een relatief groot aantal onjuistheden bevat, ziet de kantonrechter aanleiding om de proceskosten te compenseren, in die zin dat beide partijen hun eigen kosten dragen.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
4.8.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde01] om aan Lieshout te betalen € 40,00, te vermeerderen met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119a BW over voornoemd bedrag vanaf
28 september 2022 tot de dag van volledige betaling;
5.2.
compenseert de proceskosten, in die zin dat beide partijen hun eigen kosten dragen;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.I. Mentink en in het openbaar uitgesproken.
48637