ECLI:NL:RBROT:2023:1809

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 februari 2023
Publicatiedatum
3 maart 2023
Zaaknummer
10/682057-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontucht met minderjarige kinderen met gevangenisstraf en schadevergoeding

Op 27 februari 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontucht met zijn minderjarige kinderen, [kind01] en [kind02]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte tussen september 2018 en december 2019 ontuchtige handelingen heeft gepleegd met zijn zoon en dochter. De zaak kwam aan het licht door verklaringen van de kinderen, die gedetailleerd en consistent waren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde feiten en legde een gevangenisstraf op van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. Daarnaast werden er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, [kind01] en [kind02], voor immateriële schade. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, die nog steeds psychische klachten ervaren. De verdachte werd ook veroordeeld tot het betalen van wettelijke rente over de schadevergoedingen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/682057-20
Datum uitspraak: 27 februari 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01]
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] te ( [postcode01] ) [plaats01] ,
raadsman mr. W.B.M. Bos, advocaat te Oud-Beijerland.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 13 februari 2023.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De officier van justitie verwijt de verdachte dat hij tussen september 2018 en december 2019 ontucht heeft gepleegd met zijn zoon [kind01] (feit 1) en met zijn dochter [kind02] (feiten 2 en 3), waarbij de ontuchtige handelingen bij [kind02] mede hebben bestaan uit het seksueel binnendringen.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J. Verschuren heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt verdediging
Er is onvoldoende wettig bewijs voor het ten laste gelegde, nu het dossier uitsluitend de verklaringen van [kind02] en [kind01] , dan wel verklaringen die tot hen te herleiden zijn, bevat. Bovendien zijn de verklaringen van [kind02] , [kind01] en de overige getuigen inconsistent wat de verklaringen onbetrouwbaar maakt. Tevens is niet uit te sluiten dat de slachtoffers en getuigen met elkaar hebben overlegd.
Evenmin is sprake van overtuigend bewijs, nu niet kan worden uitgesloten dat de verklaringen van [kind02] en [kind01] zijn verzonnen. De verdachte dient volgens de verdediging dan ook te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten.
4.2.
Beoordeling
4.2.1.
Verklaring aangeefsterDe verdachte is getrouwd geweest met mevrouw [aangeefster01] (hierna: de aangeefster). Zij hebben twee kinderen gekregen: in 2007 is [kind02] geboren en in 2011 [kind01] . Het huwelijk is in 2018 beëindigd. De kinderen zijn vervolgens bij de aangeefster gaan wonen. Om het weekend verbleven [kind02] en [kind01] bij hun vader, de verdachte. In de weekenden dat [kind02] en [kind01] bij de verdachte verbleven, hadden zij een min of meer vast ritueel. Op de zaterdagen werd er gesport en voor het slapen gaan gingen [kind02] en [kind01] in bad of onder de douche. Rond 20:00 uur bracht de verdachte eerst [kind01] naar bed, en later op de avond bracht de verdachte [kind02] naar bed.
Op 11 december 2019 zou de nieuwe partner van de aangeefster gaan douchen. [kind01] liep achter hem aan en zei:
Ik kom kijken hoe groot zijn stengel is.Met ‘stengel’ bedoelde [kind01] de penis. Nadat de aangeefster had gezegd dat [kind01] “normaal” moest doen, reageerde [kind01] met
Ja maar bij papa mag ik hem ook zien, ik mag er dan ook aan zitten en dan wordt hij groter.[kind01] heeft vervolgens verteld dat de verdachte en hij aan elkaars penis hadden gezeten. Toen [kind02] later die avond thuiskwam, bespeurde zij dat er iets aan de hand was. Op aandringen van [kind02] vertelde de aangeefster haar wat [kind01] had verteld. Daarop reageerde [kind02] met de woorden
Mam, dan moet ik jou ook iets vertellen. [kind02] vertelde die avond aan de aangeefster dat zij aan de penis van de verdachte had moeten zitten. Ook vertelde [kind02] dat de verdachte aan haar blote vagina had gezeten, waaronder aan haar clitoris.
4.2.2.
Verklaring [kind02]
heeft verklaard dat haar vader, de verdachte, ontuchtige handelingen bij haar heeft gepleegd vanaf de eerste week van de zomervakantie in 2019. Het is een feit van algemene bekendheid dat de zomervakantie toentertijd is begonnen op zaterdag 20 juli 2019. Eerst bestonden deze handelingen uit het wrijven over en knijpen in haar borsten en het betasten van haar vagina. Later werden de ontuchtige handelingen uitgebreid met het aftrekken van de verdachte en het heen en weer wrijven over de clitoris van [kind02] . De handelingen vonden ’s avonds plaats en hebben ook een enkele keer ’s nachts plaatsgevonden. [kind02] wist details te vertellen over het geslachtsdeel van de verdachte waaruit bleek dat de verdachte besneden is.
4.2.3.
2.3. Verklaring [kind01]
heeft meerdere keren verklaard dat zijn vader, de verdachte, ontuchtige handelingen bij hem heeft gepleegd. Deze handelingen vonden plaats in de slaapkamer van de verdachte nadat [kind01] in bad of onder de douche was geweest. De ontucht bestond uit het aftrekken van de verdachte en het zich laten aftrekken door de verdachte. [kind01] wist details te vertellen over het geslachtsdeel van de verdachte waaruit bleek dat de verdachte een erectie kreeg op die momenten. Ook volgde uit [kind01] s’ beschrijving dat de penis van de verdachte besneden is. Hij had de penis van zijn vader in de periode voorafgaand aan de ontuchtige handelingen niet gezien.
Omdat in de verklaringen onduidelijk is gebleven wanneer de ontuchtige handelingen zijn begonnen, gaat de rechtbank ook wat het eerste feit uit van de verklaring van [kind02] .
4.2.4.
Beoordeling
[kind02] en [kind01] hebben beiden wat betreft de hoofdlijnen – de seksuele handelingen en de momenten waarop dit gebeurde – op meerdere momenten consistent verklaard. De aangifte door de aangeefster waarin zij vertelt wat [kind02] en [kind01] aan haar hebben verteld komt wat dat betreft grotendeels overeen met de verklaringen van [kind02] en [kind01] tijdens het
(studio-)verhoor bij de politie.
De rechtbank is – anders dan de verdediging – van oordeel dat de verklaringen van [kind02] en [kind01] authentiek en voldoende betrouwbaar zijn. Zij zijn op wezenlijke punten gedetailleerd en consistent. Daardoor maken zij op de rechtbank een geloofwaardige en betrouwbare indruk. Zo verklaart [kind01] , destijds 8 jaar oud, over de erectie van het besneden geslachtsdeel van de verdachte en hoe die eruit ziet. [kind02] , destijds 11 jaar oud, beschrijft in haar verklaring ook het besneden geslachtsdeel van de verdachte. De verklaringen van de kinderen worden ondersteund door de verklaring van de verdachte dat hij besneden is en dit nooit aan de kinderen heeft uitgelegd of (eerder) aan [kind02] heeft laten zien. De geloofwaardigheid en betrouwbaarheid van de verklaringen van [kind02] worden onderstreept door de omstandigheid dat zij heeft verklaard over details van het geslachtsdeel van de verdachte die zij kennelijk niet op andere wijze te weten heeft kunnen komen, terwijl de geloofwaardigheid en betrouwbaarheid van de verklaring van [kind01] wordt ondersteund door de wijze van beschrijving van de stijve penis van de verdachte:
Hem ze staat rechtop. Hij staat eigenlijk nooit schuin of naar beneden. Hij zat elke keer omhoog.
En:
Mijn buitenkant komt er niet uit. Alleen als je zo doet [doet voor, maakt beweging van aftrekken]. Alleen bij papa, bij papa staat die wel er uit.
En:
Aan papa's ding zitten. Maar ik weet dat die niet groter kan worden. Ik weet dat die niet groter kan worden, want mijn binnenkant is al helemaal uit gegaan bij hem.
Dat de verklaringen onderling op onderdelen van elkaar afwijken, doet aan de kern van de verklaringen niet af. De rechtbank ziet daarom geen reden om te twijfelen aan deze verklaringen.
Het verweer wordt verworpen.
4.3.
Conclusie
De rechtbank ziet, kort samengevat, geen aanleiding om aan de geloofwaardigheid of betrouwbaarheid van de verklaringen van [kind02] en [kind01] te twijfelen, terwijl de verklaring wordt ondersteund door de aangifte en de verklaring van de verdachte zelf over zijn penis. Aldus acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich aan de drie ten laste gelegde feiten schuldig heeft gemaakt.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op tijdstippen in de periode van 20 juli 2019 tot 8 december 2019 te [plaats01] met zijn, verdachtes, minderjarige zoon ( [kind01] , geboren [geboortedatum02] 2011) die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit het, meermalen, telkens- betasten van de penis van die [kind01] en
- laten betasten en laten aftrekken van zijn, verdachtes, penis door die [kind01] ;
2.
hij op tijdstippen in de periode van 20 juli 2019 tot 11 november 2019 te [plaats01] met zijn, verdachtes, dochter, [kind02] (geboren op [geboortedatum03] 2007), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [kind02] , namelijk het, meermalen, telkens- wrijven met zijn, verdachtes, vinger over de clitoris van die [kind02] , terwijl die [kind02] aan zijn zorg en waakzaamheid was toevertrouwd;
3.
Hij op tijdstippen in de periode van 20 juli 2019 tot
11 november 2019te [plaats01] met zijn, verdachtes, minderjarige dochter ( [kind02] , geboren [geboortedatum03] 2007) die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit het, meermalen telkens- betasten en bevoelen van en wrijven over de vagina, en
- betasten en knijpen in de borsten van die [kind02] en
- laten betasten en laten aftrekken van zijn, verdachtes, penis door die [kind02] .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
met iemand van wie hij weet dat hij in staat van lichamelijke onmacht verkeert ontuchtige handelingen plegen, terwijl de schuldige het feit begaat tegen zijn kind;
2. en 3.
de eendaadse samenloop van:
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl de schuldige het feit begaat tegen zijn kind;
en
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, terwijl de schuldige het feit begaat tegen zijn kind.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft ontucht gepleegd met zijn minderjarige zoon [kind01] en met zijn minderjarige dochter [kind02] . [kind01] was op dat moment nog maar 8 jaar oud en [kind02] was nog maar 11 jaar oud. De verdachte heeft misbruik gemaakt van het vertrouwen dat zijn kinderen in hem hadden en van de afhankelijke positie waarin zij ten opzichte van hem verkeerden. Daarbij komt dat hen dit is aangedaan door de persoon bij wie zij zich bij uitstek veilig hadden moeten kunnen voelen.
Door zijn handelen heeft de verdachte de lichamelijke en geestelijke integriteit van zijn kinderen in ernstige mate geschonden. Het is een feit van algemene bekendheid dat dit soort strafbare feiten langdurige en ernstige schade kunnen toebrengen aan de mentale ontwikkeling van het slachtoffer. Dat deze nadelige gevolgen ook daadwerkelijk door [kind02] worden gevoeld blijkt uit hetgeen zij in het door haar uitgeoefende spreekrecht daarover heeft verteld. [kind02] ervaart nog altijd psychische klachten en is hiervoor onder behandeling. Ook [kind01] ervaart nog steeds emotionele klachten, hetgeen de aangeefster namens [kind01] in het door haar uitgeoefende spreekrecht daarover heeft verteld.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 23 januari 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 16 april 2021. De reclassering adviseerde bij een veroordeling oplegging van een (deels) voorwaardelijke straf, gekoppeld aan een proeftijd en als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en behandeling. Voorts blijkt uit het rapport dat de verdachte zijn leven op orde heeft wat betreft dagbesteding, financiën, sociale contacten en middelengebruik. In maart 2021 is de verdachte wederom vader geworden van een dochter met zijn huidige vriendin.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De verdachte is op 2 maart 2020 in verzekering gesteld. Op die datum is de redelijke termijn waarbinnen de zaak inhoudelijk dient te worden berecht aangevangen. In deze zaak wordt uitgegaan van een redelijke termijn van twee jaar. De redelijke termijn is dus overschreden met ruim één jaar. De rechtbank ziet daarin aanleiding om af te zien van een volledig onvoorwaardelijke gevangenisstraf, maar zal in plaats daarvan de helft van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Gelet op de aard van de feiten en omdat de verdachte inmiddels een dochtertje met zijn nieuwe partner heeft gekregen, acht de rechtbank het van belang dat de proeftijd drie jaar duurt.
De rechtbank ziet geen aanleiding om de bijzondere voorwaarden zoals genoemd door de reclassering op te leggen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregel passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8..Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen

Als benadeelde partijen hebben zich in het geding gevoegd:
  • [kind01] ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 2.500,- aan immateriële schade;
  • [kind02] ter zake van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 10.000,- aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht om beide vorderingen van de benadeelde partijen toe te wezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.
Standpunt verdediging
Aangezien vrijspraak is bepleit, heeft de verdediging verzocht om de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren. Daarnaast heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard moeten worden in hun vorderingen omdat deze onvoldoende onderbouwd zijn en bovendien het causale verband tussen de verweten gedragingen en hun problematiek niet is komen vast te staan. Nader onderzoek hiernaar zou een onevenredige belasting van het strafproces opleveren.
8.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partijen door de bewezen verklaarde strafbare feit waarmee bij de strafoplegging rekening is gehouden, rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De schade van [kind01] zal naar billijkheid worden vastgesteld op € 2.500,-. en de schade van [kind02] op € 5.000,-. De benadeelde partij [kind02] zal voor het overige nietontvankelijk worden verklaard, aangezien de bewijsstukken ter nadere onderbouwing van de vordering thans ontbreken. Nader onderzoek naar de gegrondheid van de vordering en de omvang daarvan zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de nadere behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces zou vormen. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partijen hebben gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 20 juli 2019.
Nu de vorderingen van de benadeelde partijen (in overwegende mate) zullen worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partijen gemaakt, begroot op nihil.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partijen [kind02] en [kind01] een schadevergoeding betalen van respectievelijk € 2.500,- en € 5.000,- vermeerderd met de wettelijke rente. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 244, 247 en 248 van het Wetboek van Strafrecht.

10.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden;
bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte, groot
12 (twaalf) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
3 (drie) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [kind01] , te betalen een bedrag van
€ 2.500,- (zegge: tweeduizend vijfhonderd euro)aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 september 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [kind01] te betalen
€ 2.500,-(hoofdsom,
zegge: tweeduizend vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 september 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 2.500,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
35 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [kind02] , te betalen een bedrag van
€ 5.000,- (zegge: vijfduizend euro)aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 september 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [kind02] te betalen
€ 5.000,-(hoofdsom,
zegge: vijfduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 september 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 5.000,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
60 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten van beide benadeelde partijen, aan de zijde van de benadeelde partijen begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. N. Freese, voorzitter,
en mrs. J.L.M. Boek en N.M. Ketelaar, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.C. Suiker, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij
op een of meer tijdstip(pen)
in of omstreeks de periode van 01 september 2018 tot 08 december 2019 te
[plaats01], in elk geval in Nederland,
met zijn, verdachtes, minderjarige zoon ( [kind01] , geboren [geboortedatum04] 2011)
die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt , buiten echt, een
of meer ontuchtige handeling (en) heeft gepleegd, bestaande uit het, meermalen,
althans eenmaal, (telkens)
- betasten van de penis van die [kind01] en/of
- laten betasten en/of laten aftrekken van zijn, verdachtes, penis door
die [kind01] ;
art 248 lid 2 Wetboek van Strafrecht
art 247 Wetboek van Strafrecht
art 248 lid 2 Wetboek van Strafrecht
2.
hij
op een of meer tijdstip(pen)
in of omstreeks de periode van 01 september 2018 tot 11 november 2019 te
[plaats01], in elk geval in Nederland,
met zijn, verdachtes, dochter, [kind02] (geboren op [geboortedatum03] 2007),
die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft
gepleegd die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam
van die [kind02] , namelijk het, meermalen, althans eenmaal, (telkens)
- wrijven met zijn, verdachtes, vinger(s) over de clitoris van die [kind02] ,
althans het brengen en/of (vervolgens) houden en/of bewegen van zijn,
verdachtes, vinger(s) tussen de schaamlippen van die [kind02] ,
terwijl die [kind02] aan zijn zorg en/of waakzaamheid was toevertrouwd;
art 248 lid 2 Wetboek van Strafrecht
art 244 Wetboek van Strafrecht
3.
hij
op een of meer tijdstip(pen)
in of omstreeks de periode van 01 september 2018 tot 08 december 2019 te _
[plaats01], in elk geval in Nederland,
met zijn, verdachtes, minderjarige dochter ( [kind02] , geboren [geboortedatum03]
2007) die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten
echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het,
meermalen, althans eenmaal, (telkens)
- betasten en/of bevoelen van en/of wrijven over de vagina, althans de
schaamstreek van die [kind02] en/of
- betasten en/of knijpen in de borsten van die [kind02] en/of
- laten betasten en/of laten aftrekken van zijn, verdachtes, penis door
die [kind02] ;
art 248 lid 2 Wetboek van Strafrecht