ECLI:NL:RBROT:2023:1808

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 maart 2023
Publicatiedatum
3 maart 2023
Zaaknummer
10/339635-21, 10/278687-21, 10/191719-21 en 10-026678-23 (gevoegde zaken) TUL: 10/219507-21 en 96/266470-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandelingen en vernieling met plaatsing in inrichting voor stelselmatige daders

Op 2 maart 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere mishandelingen en vernielingen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaar. De zaak omvatte vier gevoegde parketnummers, waarbij de verdachte onder andere werd beschuldigd van het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan een slachtoffer door herhaaldelijk te slaan en te schoppen. De rechtbank oordeelde dat de poging tot zware mishandeling niet wettig en overtuigend kon worden bewezen, maar dat de subsidiair ten laste gelegde mishandeling wel bewezen werd verklaard. Daarnaast werd de verdachte schuldig bevonden aan vernieling van een ruit en mishandeling van andere slachtoffers, waaronder een minderjarige. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het advies van de reclassering, die een hoog recidiverisico inschatte. De verdachte had eerder al meerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten en had niet kunnen profiteren van eerdere interventies. De rechtbank legde de maatregel op om de samenleving te beschermen tegen de verdachte en om recidive te voorkomen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummers: 10/339635-21, 10/278687-21, 10/191719-21 en 10-026678-23
(gevoegde zaken)
Parketnummers TUL: 10/219507-21 en 96/266470-18
Datum uitspraak: 2 maart 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte01]
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [detentieadres01] ,
raadsman mr. R.A.L.F. Frijns, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 16 februari 2023.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. Vollebregt heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 10/339635-21;
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde op de dagvaarding met parketnummer 10/278687-21,
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde op de dagvaarding met parketnummer 10/191719-21;
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde op de dagvaarding met parketnummer 10-026678-23;
  • veroordeling van de verdachte tot oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaar;
  • afwijzing van de vorderingen tot tenuitvoerlegging in de zaken met parketnummers 10/219507-21 en 96/266470-18 in het geval de rechtbank de vordering tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders volgt. Indien de rechtbank dit niet volgt, vordert de officier van justitie toewijzing van de vorderingen tot tenuitvoerlegging in voornoemde zaken.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
Parketnummer 10-339635-21
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling is wettig en overtuigend bewezen. De verdachte heeft door aangeefster herhaaldelijk te slaan, aan de haren mee te slepen en terwijl zij op de grond lag tegen het hoofd te schoppen, bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij haar zwaar lichamelijk letsel toe zou brengen.
4.1.2.
Standpunt verdediging
De verdachte ontkent aangeefster te hebben mishandeld. De verdediging heeft aangevoerd dat er naast de aangifte onvoldoende ondersteunend bewijs is om tot bewezenverklaring van dit feit te komen. De betrouwbaarheid van de aangifte wordt ook betwist.
4.1.3.
Beoordeling
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de aangeefster meermalen in het gezicht heeft geslagen, aan de haren heeft getrokken en tegen haar lichaam heeft geschopt. Haar verklaring wordt ondersteund door de verklaring van de verdachte dat de aangeefster hem in het gezicht heeft gespuugd en de bevindingen van de verbalisanten die even later ter plaatse waren en die haar verwondingen hebben beschreven. Hiernaast heeft zij zich direct na het incident voor hulp gemeld bij enkele personen die in de buurt waren en hen verteld dat het haar vriend was die haar had mishandeld. De verdachte werd vervolgens in de directe nabijheid aangehouden en door aangeefster aangewezen.
De aangeefster heeft bij de politie verklaard dat de verdachte haar ook tegen het hoofd heeft geschopt, maar later heeft zij tegenover de rechter-commissaris slechts verklaard tegen de zij te zijn geschopt. Voor dat deel zal de verdachte partieel worden vrijgesproken.
Er is bij de aangeefster letsel waargenomen aan haar hoofd, maar noch uit het dossier, noch uit het verhandelde ter terechtzitting volgt met hoeveel kracht tegen/op het hoofd zou zijn geslagen. Nu ook niet bewezen kan worden verklaard dat de verdachte haar op haar hoofd heeft geschopt, kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat er door het handelen van de verdachte (minst genomen) een aanmerkelijke kans was op zwaar lichamelijk letsel.
Gelet hierop zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van het primair tenlastegelegde. De subsidiair tenlastegelegde mishandeling zal wel wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
Parketnummer 10-278687-21
4.1.4.
Standpunt verdediging
De verdachte ontkent de ruit te hebben vernield. De verdediging heeft aangevoerd dat op grond van de zich in het dossier bevindende verklaringen niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat het de verdachte was die de ruit heeft vernield.
4.1.5.
Beoordeling
Op grond van de verklaringen van de getuige [getuige01] , de getuige [getuige02] en de aangifte, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan vernieling van een ruit in de deur van de [naam stichting01] in [plaats01] .
Parketnummer 10-191719-21
4.1.6.
Standpunt verdediging
Ten aanzien van feit 1.
De verdachte ontkent de mishandeling. De verdediging heeft aangevoerd dat het wettig bewijs er weliswaar is om tot een bewezenverklaring te kunnen komen, maar dat het een dusdanig raar verhaal is, in combinatie met de ontkenning van de verdachte, dat er te veel twijfel is om de verdachte voor dit feit te veroordelen. De verdediging heeft vrijspraak bepleit.
Ten aanzien van feit 2.
De verdachte heeft verklaard dat ongeveer vijf jongens agressief naar hem waren, dat hij door hen werd aangevallen en dat hij toen heeft uitgehaald naar één van hen. Ook heeft hij verklaard dat de jongens hem trapten en dat hij slechts heeft uitgehaald omdat ze achter hem aan liepen. De verdediging heeft op basis van het voorgaande bepleit dat de verdachte werd belaagd door diverse mensen en dat een noodweersituatie ontstond. De door hem gegeven klap is in dat kader te billijken.
4.1.7.
Beoordeling
Ten aanzien van feit 1.
Op grond van de verklaring van de aangeefster, de verklaring van de getuige [getuige03] en de bevindingen van de politie over de rode plek op het been van de aangeefster, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de aangeefster heeft mishandeld door haar tegen haar wil een zuigzoen te geven op haar been.
Ten aanzien van feit 2.
Op grond van de verklaring van de aangever, de getuige [getuige03] en de opgenomen camerabeelden, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de aangever in het gezicht heeft geslagen en aldus heeft mishandeld.
De door de verdediging aangevoerde noodweersituatie als bedoeld in artikel 40 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) zal hieronder, zoals dat past in de betekenis van
mishandeling en het stelsel van de wet waar artikel 40 Sr bepaalt dat niet strafbaar is
hijdie een feit uit zelfverdediging begaat, bij de strafbaarheid van de verdachte nader worden besproken.
Parketnummer 10-026678-23
4.1.8.
Standpunt verdediging
Ten aanzien van feit 1.
De verdachte bekent dat hij de aangever heeft geslagen, maar dat was nadat hij eerst zelf door de aangever was lastig gevallen en op zijn hoofd was geslagen.
De verdediging heeft aangevoerd dat er een valse aangifte is gedaan door [naam01] . Hij heeft verklaard dat de verdachte de eerste klap uitdeelde, terwijl uit de opgenomen camerabeelden blijkt dat het de aangever was die dit deed.
De aangever is een begeleider in een begeleid woonvoorziening en heeft tevens kickboksen als hobby. Hij heeft, gelet op de verwonding aan zijn knokkels, hard uitgehaald naar de verdachte en hem ook nog een low-kick gegeven. De verdachte dient van dit feit te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 2.
De verdachte ontkent dat door de verbalisanten tegen hem is gezegd dat hij mee moest werken aan een alcoholcontrole. Ook van dit feit wordt vrijspraak gevraagd.
4.1.9.
Beoordeling
Ten aanzien van feit 1.
De rechtbank constateert dat de verklaring van de aangever (deels) strookt met het procesverbaal van bevindingen waarin de verbalisanten de opgenomen camerabeelden beschrijven.
Uit deze beschrijving van de camerabeelden volgt dat er twee fasen kunnen worden onderscheiden, namelijk wat er is gebeurd bij de kamerdeur van de verdachte en wat er is gebeurd als de verdachte en de aangever weer terug zijn gelopen.
De rechtbank stelt vast dat er een discussie ontstond tussen de verdachte en de aangever, omdat de verdachte niet wilde meewerken aan een blaastest op het gebruik van alcohol. Dit wordt door de verdachte erkend. Vervolgens liep de verdachte toch door naar zijn kamer. Hier begint de eerste fase. Volgens de aangever is het de verdachte die als eerste geweld heeft gebruikt. Dat wordt bevestigd door de beelden: de verdachte geeft de aangever een duw, waarna deze hem terug duwt. De verdachte duwt nog een keer, waarna de aangever hem slaat.
Deze fase eindigt omdat de aangever en de verdachte uit elkaar worden gehaald door een omstander.
Vervolgens lopen de verdachte en de aangever terug en gaan zij weer met elkaar in discussie. Uit de camerabeelden blijkt dat de verdachte een slaande beweging maakt. Uit de verklaring van de aangever volgt dat hij ook is geraakt. De aangever geeft de verdachte vervolgens een schop. Daarna ontstaat er een schermutseling, waarna de verdachte en de aangever weer uit elkaar worden gehaald.
Ook in deze fase is de verdachte de agressor. Hij begint met slaan en ook nadat zij uit elkaar zijn gehaald, blijft hij nog slaande bewegingen naar de aangever maken.
De verklaring van de verdachte dat hij zich alleen moest verdedigen, strookt niet met de camerabeelden. Dat de aangever in de eerste fase als eerste heeft geslagen, maakt dit niet anders, zeker nu de verdachte in die fase als eerste heeft geduwd.
Het feit zal wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
Ten aanzien van feit 2.
Gelet op de bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte dit feit heeft gepleegd. De verbalisant heeft beschreven dat de verdachte geweigerd heeft mee te werken aan een alcoholonderzoek. De enkele verklaring van de verdachte dat dit niet het geval is geweest, is onvoldoende om hieraan te twijfelen.
4.1.10.
Algehele conclusie
Bewezen zijn het subsidiair ten laste gelegde feit op de dagvaarding met parketnummer 10/339635-21, het feit op de dagvaarding met parketnummer 10/278687-21, de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten op de dagvaarding met parketnummer 10/191719-21 en de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten op de dagvaarding met parketnummer 10-026678-23.
Van het primair ten laste gelegde feit op de dagvaarding met parketnummer 10/339635-21 wordt de verdachte vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
Parketnummer 10-339635-21
subsidiair
hij op 18 december 2021 te [plaats01]
[naam02] heeft mishandeld door:
- die [naam02] een of meerdere malen in het gezicht te slaan, en tegen het lichaam, te schoppen en
- die [naam02] (met kracht) aan de haren te trekken;
Parketnummer 10-278687-21
hij op 31 augustus 2021 te [plaats01] opzettelijk en wederrechtelijk een ruit, die aan NAS, toebehoorde heeft vernield;
Parketnummer 10-191719-21
1
hij op 17 juli 2021 te [plaats01]
[naam03] heeft mishandeld door een zuigzoen te geven op het been van die [naam03] , ten gevolge waarvan verdachte een hevige onlust veroorzakende gewaarwording in of aan het lichaam van die [naam03] teweeg heeft gebracht;
2
hij op 17 juli 2021 te [plaats01]
[naam04] heeft mishandeld door die [naam04] meermalen in zijn gezicht te slaan.
Parketnummer 10-026678-23
1
hij op 22 januari 2023 te [plaats01]
[naam01] heeft mishandeld door die [naam01] tegen het hoofd te slaan;
2
hij op 22 januari 2023 te [plaats01]
opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens enig wettelijk
voorschrift, te weten artikel 55e, eerste lid, Wetboek van Strafvordering gedaan door een ambtenaar, te weten, [naam05] , belast met en/of bevoegd verklaard tot het opsporen en/of onderzoeken van strafbare feiten, door, nadat deze ambtenaar hem had bevolen of van hem had gevorderd medewerking te verlenen aan een onderzoek uitgeademde lucht, hieraan geen gevolg te geven.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in cursief verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Parketnummer 10-339635-21
Subsidiair
mishandeling
Parketnummer 10-278687-21
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen en onbruikbaar maken;
Parketnummer 10-191719-21
1
mishandeling;
2
mishandeling;
Parketnummer 10-026678-23
1
mishandeling;
2
opzettelijk niet voldoen aan een bevel of vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar bevoegd verklaard tot het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

6.1.
Standpunt verdediging parketnummer 10-191719-21, feit 2
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte werd belaagd door meerdere jongens en dat er een noodweersituatie ontstond. De verdachte heeft toen één van die jongens in zijn gezicht geslagen.
6.2.
Beoordeling
De rechtbank stelt vast dat de verdachte en aangever [aangever01] met elkaar hebben gevochten, waarbij de aangever door de verdachte in zijn gezicht is geslagen en daarbij letsel heeft opgelopen aan zijn neus.
Naast de verklaring van de aangever [aangever01] en de getuige [getuige03] , bevinden zich in het dossier ook camerabeelden en een proces-verbaal van bevindingen waarin de politie deze camerabeelden beschrijft.
Hieruit blijkt dat de donkere man, zijnde de verdachte, naar een auto toe loopt en dat de aangever achter de verdachte aan loopt. Vervolgens lopen ze om elkaar heen en staan zij beiden in gevechtshouding tegenover elkaar. Vervolgens maakt de verdachte als eerste slaande bewegingen naar een blanke persoon en daarna nog een trappende beweging. Het is dus de verdachte die als eerste geweld heeft uitgeoefend jegens de aangever en dient hij aangemerkt te worden als agressor.
De rechtbank is van oordeel dat er bij deze gang van zaken geen sprake is van een noodweersituatie. Het verweer wordt verworpen.
Ook ten aanzien van de overige feiten is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is strafbaar.

7..Motivering maatregel

7.1.
Algemene overweging
De maatregel die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de maatregel is gebaseerd
De verdachte heeft zich in een periode van ruim een jaar schuldig gemaakt aan vier mishandelingen, een vernieling van een ruit en hij heeft geweigerd mee te werken aan een alcoholonderzoek en aldus niet voldaan aan een ambtelijk bevel. Bij al deze feiten is de rode draad dat de verdachte deze daden van agressie pleegde terwijl hij onder invloed was van alcohol.
De mishandelingen waren gericht tegen zijn voormalige vriendin, een woonbegeleider en twee minderjarigen die hij in een park was tegengekomen. Het minderjarige meisje van 13 jaar oud heeft hij tegen haar wil een zuigzoen gegeven op haar been en de drie andere slachtoffers heeft hij in het gezicht geslagen. Bij al deze slachtoffers heeft de verdachte door zijn handelen pijn en letsel veroorzaakt.
Door de ruit te vernielen heeft de verdachte de woonvoorziening waar hij verbleef financieel nadeel toegebracht en ook veroorzaakt dit feit veel ergernis.
Door niet te voldoen aan een ambtelijk bevel heeft de verdachte verder blijk gegeven geen respect te hebben voor een door het bevoegde gezag gegeven bevel dat is bedoeld voor het handhaven van de openbare orde.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 27 januari 2023, waaruit blijkt dat de verdachte eerder meermalen is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft rapporten over de verdachte opgemaakt, waaronder die van 22 maart 2022 en 14 februari 2023. Deze rapporten houden onder meer het volgende in.
De verdachte heeft geen huisvesting, geen dagbesteding, er is instabiliteit op financieel vlak, er zijn problemen op het gebied van middelen (alcohol en cannabis) en er zijn problemen op het gebied van zijn psychosociaal functioneren. Vanuit de reclassering is er intensief ingezet op het aanpakken van deze problemen. Zo is de verdachte aangemeld voor behandeling en is hij geplaatst in een begeleide woonvorm van Antes. De verdachte heeft gedurende zijn verblijf bij de begeleide woonvorm meerdere waarschuwingen gekregen naar aanleiding van grensoverschrijdend gedrag en (verbale) agressie. Hierdoor is hij overgeplaatst naar een andere woonvorm van Antes. De verdachte komt opnieuw de regels van de begeleide woonvorm en de bijzondere voorwaarde omtrent controle op het middelengebruik niet na. Hierop volgt een agressie-incident met een medewerker van de begeleide woonvorm waarna hij ook daar niet langer meer welkom is en overtreedt daarmee de bijzondere voorwaarde voor opname in een instelling voor begeleid wonen.
Omdat de verdachte – ook niet in het kader van een schorsing van de preventieve hechtenis – niet heeft kunnen profiteren van de ingezette interventies, ziet de reclassering nu geen mogelijkheden meer om met interventies of toezicht in een voorwaardelijk kader de risico’s te beperken of het gedrag te veranderen. Het recidive risico wordt als hoog ingeschat.
De reclassering adviseert de verdachte een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Hij is blijkens het op zijn naam gestelde uittreksel uit de justitiële documentatie van 27 januari 2023 in de vijf jaren voorafgaande aan de door hem begane feiten ten minste driemaal tot een vrijheidsbenemende straf veroordeeld. Daarnaast zijn er de afgelopen vijf jaren tenminste tien processen-verbaal tegen hem opgemaakt, waarvan de laatste nog in 2023. De desbetreffende vonnissen zijn onherroepelijk. De onderhavige feiten zijn ook begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen. Er moet ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan.
De rechtbank stelt vast dat de tot op heden aan de verdachte opgelegde straffen er niet toe hebben geleid dat het criminele gedrag van de verdachte is beëindigd. Er moet ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan.
De rechtbank onderschrijft de conclusies van de reclassering dat oplegging van de ISDmaatregel aangewezen is.
De raadsman heeft bepleit de verdachte nog een kans te geven en geen onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen; een klinische opname is nog niet geprobeerd.
De rechtbank overweegt dat de verdachte meerdere kansen zijn gegeven. Uit de rapporten van de reclassering van maart 2022 en februari 2023 blijkt dat in de afgelopen jaren, drie keer een (schorsings)toezicht voortijdig is beëindigd omdat de verdachte weigerde mee te werken aan een ambulante behandeling.
De voorlopige hechtenis van de verdachte is in april 2022 wederom onder voorwaarden geschorst, waarbij onder meer is ingezet op begeleid wonen en controle op het gebruik van alcohol en middelen. De veroordeelde heeft niet kunnen profiteren van de ingezette interventies en met de reclassering ziet ook de rechtbank geen mogelijkheden meer om in een voorwaardelijk kader de risico’s te beperken of het gedrag van de verdachte te veranderen. Het stringente kader van de ISD-maatregel is daarom op dit moment aangewezen. Hierbinnen kan een nieuw plan van aanpak opgesteld en uitgevoerd worden.
Gelet op de door de verdachte steeds weer veroorzaakte overlast en schade staat nu het belang van de samenleving voorop. De veiligheid van personen of goederen vereist dat aan de verdachte wordt opgelegd de maatregel plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren. De ernst van de begane feiten en de veelvuldigheid van de voorafgaande veroordelingen zijn daarbij meegewogen.
Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat de maatregel er mede toe strekt de maatschappij te beveiligen en de recidive van verdachte te beëindigen. Met het opleggen van deze maatregel kan worden bereikt dat de maatschappij wordt beveiligd en de recidive van de verdachte wordt beëindigd, in elk geval gedurende genoemde periode.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen maatregel passend en geboden.

8..Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [benadeelde partij01] , bijgestaan door mr. Y.L. Zandbergen, advocaat te Rotterdam, ter zake van het ten laste gelegde feit op de dagvaarding met parketnummer 10/339635-21. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 1.500,- aan immateriële schade.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht.
Die schade zal op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 600,-. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard, aangezien de bewijsstukken ter onderbouwing van de vordering thans ontoereikend zijn. Nader onderzoek naar de omvang daarvan zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de nadere behandeling van dat deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces zou vormen. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 18 december 2021. Tevens wordt oplegging van de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.

9..Vorderingen tenuitvoerlegging

Bij vonnis van 16 december 2020 van de politierechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van overtreding van artikel 163, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994 veroordeeld voor zover van belang tot een voorwaardelijke geldboete van 1.100 euro, subsidiair 21 dagen hechtenis, met een proeftijd van 2 jaar.
De proeftijd is ingegaan op 31 december 2020. Bij beslissing van 18 augustus 2021 is de proeftijd verlengd met 1 jaar.
Bij vonnis van 18 augustus 2021 van de politierechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van diefstal door twee of meer verenigde personen veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken met aftrek van voorarrest, waarvan 3 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
De proeftijd is ingegaan op 1 september 2021.
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van deze vonnissen en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan de vonnissen verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straffen worden gelast. Omdat nu prioriteit moet worden gegeven aan het traject dat de verdachte in het kader van het ISD-traject zal moeten volgen, zullen de vorderingen tot tenuitvoerlegging echter worden afgewezen.

10.. Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 38m, 38n, 57, 63, 184, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

11.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit op de dagvaarding met parketnummer 10/339635-21 heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit op de dagvaarding met parketnummer 10/339635-21, het feit op de dagvaarding met parketnummer
10/278687-21, de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten op de dagvaarding met parketnummer 10/191719-21 en de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten op de dagvaarding met parketnummer 10-026678-23, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
gelast dat de verdachte wordt geplaatst in
een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2 (twee) jaren;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan
de benadeelde partij[benadeelde partij01] , bijgestaan door mr. Y.L. Zandbergen, advocaat te Rotterdam, te betalen een bedrag van
€ 600,- (zegge: zeshonderd euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 18 december 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij01] , bijgestaan door mr. Y.L. Zandbergen, advocaat te Rotterdam, te betalen
€ 600,-(hoofdsom,
zegge: zeshonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 december 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 600,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
12 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 16 december 2020 van de politierechter in deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke geldboete;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 18 augustus 2021 van de politierechter in deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door
mr. D.F. Smulders, voorzitter,
en mrs. J.L.M. Boek en J.J. Bade, rechters,
in tegenwoordigheid van M.J. Grootendorst, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlasteleggingen
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Parketnummer 10-339635-21
hij op of omstreeks 18 december 2021 te [plaats01]
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam02]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- die [naam02] een of meerdere malen in het gezicht, althans op/tegen het lichaam, heeft geslagen, gestompt en/of geschopt en/of
- ( vervolgens) die [naam02] (met kracht) aan de haren heeft getrokken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 18 december 2021 te [plaats01]
[naam02] heeft mishandeld door:
- die [naam02] een of meerdere malen in het gezicht, althans op/tegen het lichaam, te slaan, te stompen en/of te schoppen en/of
- ( vervolgens) die [naam02] (met kracht) aan de haren te trekken;
(art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
Parketnummer 10-278687-21
hij, op of omstreeks 31 augustus 2021 te [plaats01]
opzettelijk en wederrechtelijk een ruit, althans een voordeur, in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan NAS, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft
vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
(art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
Parketnummer 10-191719-21
1
hij op of omstreeks 17 juli 2021 te [plaats01]
[naam03] heeft mishandeld door een zuigzoen te geven op het been van die [naam03] ,
ten gevolge waarvan verdachte een hevige onlust veroorzakende gewaarwording in
of aan het lichaam van die [naam03] teweeg heeft gebracht;
(art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 17 juli 2021 te [plaats01]
[naam04] heeft mishandeld door die [naam04] meermalen, althans eenmaal op/tegen
zijn neus, in elk geval in zijn gezicht, althans op/tegen zijn hoofd te slaan;
(art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
Parketnummer 10-026678-23
1
hij op of omstreeks 22 januari 2023 te [plaats01]
[naam01] heeft mishandeld door die [naam01] een of meerdere malen in/tegen het gezicht en/of het hoofd te slaan;
(art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 22 januari 2023 te [plaats01]
opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens enig wettelijk
voorschrift, te weten artikel 55e, eerste lid, Wetboek van Strafvordering
gedaan door een ambtenaar, te weten, [naam05] , belast met de uitoefening van enig toezicht en/of belast met en/of bevoegd verklaard tot het opsporen en/of onderzoeken van strafbare feiten, door, nadat deze ambtenaar hem had bevolen of van hem had gevorderd medewerking te verlenen aan een onderzoek uitgeademde lucht, hieraan geen gevolg te geven.
(art 184 lid 1 Wetboek van Strafrecht)