In deze zaak heeft de opposant verzet aangetekend tegen de uitspraak van de rechtbank van 11 augustus 2022, waarin zijn beroep tegen de beslissing op bezwaar van het Dagelijks bestuur van GR Sociaal niet-ontvankelijk werd verklaard. De opposant heeft aangevoerd dat hij de nota griffierecht niet heeft ontvangen en dat de aangetekend verstuurde herinnering niet kan worden getraceerd. Dit heeft geleid tot twijfel over de rechtmatigheid van de buiten-zittinguitspraak.
De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht, omdat het eindoordeel buiten redelijke twijfel stond. De rechtbank concludeerde dat de opposant het verschuldigde griffierecht niet of niet tijdig had voldaan, waardoor hij in verzuim was. In het verzet heeft de opposant gesteld dat hij geen kennis had van de verplichting om het griffierecht te voldoen, mede door zijn scheiding van tafel en bed.
De verzetrechter heeft de vraag beoordeeld of de uitspraak van 11 augustus 2022 terecht zonder zitting is gedaan. De verzetrechter heeft vastgesteld dat de herinnering voor de betaling van het griffierecht op 23 april 2022 was verstuurd, maar dat deze zending niet kon worden getraceerd. Hierdoor kon niet worden vastgesteld of de uitnodiging om te betalen op de juiste wijze en tijdig was aangeboden.
De verzetrechter heeft geconcludeerd dat er twijfel is gerezen over de buiten-zittinguitspraak, waardoor het verzet gegrond is verklaard. De rechtbank heeft de buiten-zittinguitspraak vervallen verklaard en het onderzoek hervat in de stand waarin het zich bevond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. P. Vrolijk, rechter, en is openbaar uitgesproken op 17 januari 2023.