In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 17 januari 2023 uitspraak gedaan over het verzet van opposante tegen een eerdere uitspraak van 26 oktober 2022, waarin haar beroep tegen het uitblijven van een besluit op haar verzoek om herbeoordeling van kinderopvangtoeslag niet-ontvankelijk werd verklaard. Opposante, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. K. Bozia, stelde dat zij de nota voor het griffierecht nooit had ontvangen en dat er twijfel bestond over de buiten-zittinguitspraak. De rechtbank heeft vastgesteld dat er op 18 juni 2022 een aangetekende herinnering was verstuurd, maar deze kon niet worden getraceerd, wat leidde tot twijfel over de ontvangst door opposante.
De verzetrechter heeft beoordeeld of de eerdere uitspraak zonder zitting terecht was gedaan. Aangezien opposante betwistte de griffierechtnota te hebben ontvangen, concludeerde de rechtbank dat het verzet gegrond was. Dit betekent dat de eerdere buiten-zittinguitspraak vervalt en het onderzoek wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.