ECLI:NL:RBROT:2023:1788

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 januari 2023
Publicatiedatum
2 maart 2023
Zaaknummer
C/10/639564
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking tot ondertoezichtstelling van een minderjarige met betrekking tot hulpverlening en voogdij

Op 10 januari 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind01]. De zaak betreft een verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming om de ondertoezichtstelling van [naam kind01] te verlengen voor de duur van twaalf maanden. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de voogdes en de halfzus aanwezig waren, bijgestaan door hun advocaten. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ondertoezichtstelling van [naam kind01] eerder is verleend en dat er zorgen zijn over haar ontwikkeling en welzijn. De voogdes heeft verweer gevoerd tegen de verlenging van de ondertoezichtstelling, stellende dat het goed gaat met [naam kind01] en dat er geen zorgen meer zijn over haar opvoedomgeving. De kinderrechter heeft echter geconcludeerd dat de situatie van [naam kind01] nog steeds kwetsbaar is en dat er behoefte is aan hulpverlening. De kinderrechter heeft daarom besloten om de ondertoezichtstelling van [naam kind01] te verlengen voor de duur van zes maanden, met als doel de benodigde hulpverlening in te zetten en de situatie van [naam kind01] te blijven volgen. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 10 januari 2023, en is schriftelijk vastgesteld op 24 januari 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Jeugdrecht
Zaaknummer: C/10/639564 / JE RK 22-1341
Datum uitspraak: 10 januari 2023

Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming, Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen: de Raad, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind01] ,

geboren op [geboortedatum01] 2012 te [geboorteplaats01] , hierna te noemen: [naam kind01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam01] ,

hierna te noemen: de voogdes, wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: mr. J. Oversluizen, kantoorhoudende te Rotterdam,

[naam02] ,

Hierna te noemen: de halfzus, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat mr. H. Asal, kantoorhoudende te Rotterdam,
De kinderrechter merkt als informant aan: [naam03] , aspirant voogd.
advocaat: mr. P.A. Ellenbroek, kantoorhoudende te Rotterdam.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikking van 11 juli 2022 en de daarin genoemde stukken;
- de briefrapportage van de GI van 21 november 2022, ingekomen bij de griffie op
diezelfde datum.
Op 10 januari 2023 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld, gelijktijdig met de behandeling van het verzoek gezamenlijke voogdij (zaaknummer C/10/647925/FA RK 22-8173) en het verzoek betreffende de omgangsregeling (zaaknummer C/10/620020 / FA RK 21-4452), waarop afzonderlijk is beslist.
Verschenen zijn:
- [naam kind01] , die apart is gehoord;
- [naam04] namens de Raad;
- de voogdes, bijgestaan door haar advocaat mr. J. Oversluizen;
- de halfzus, bijgestaan door haar advocaat mr. H. Asal.
Opgeroepen en niet verschenen is een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (hierna te noemen: de GI).
Als informant is gehoord: [naam05] , aspirant voogd.

De feiten

Bij beschikking van 26 januari 2016 is [naam kind01] onder voogdij gesteld van [naam06] .
[naam kind01] woont bij voogdes.
Bij beschikking van 11 juli 2022 is de ondertoezichtstelling van [naam kind01] verleend tot 11 januari 2023. De behandeling voor het overig verzochte is aangehouden.

Het aangehouden verzoek

De Raad heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [naam kind01] voor de duur van twaalf maanden. Thans resteert de periode tot 11 juli 2023.
De Raad heeft het aangehouden verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. Het is van belang dat de resterende maanden van de ondertoezichtstelling worden uitgesproken. De ondertoezichtstelling is uitgesproken om [naam kind01] hulp en steun te geven. De ondertoezichtstelling mist op dit moment zijn doel, nu de voogdes in de afgelopen periode meermaals in discussie met de jeugdbescherming is gegaan over de invulling van de ondertoezichtstelling. De hulpverlening aan [naam kind01] is hierdoor gestagneerd. Het is van belang dat in de komende periode de nodige hulpverlening voor [naam kind01] wordt ingezet.

Het standpunt van de belanghebbenden

Door en namens de voogdes is ter zitting verweer gevoerd tegen het aangehouden verzoek van de Raad. De voogdes is erg betrokken op [naam kind01] en ziet van zij nodig heeft. Zij heeft in het verleden daarom ook zelf hulp ingeschakeld voor [naam kind01] . Op dit moment gaat het goed met [naam kind01] . Er is een goed netwerk bij [naam kind01] betrokken en zij heeft het naar haar zin op haar nieuwe school. In de laatste briefrapportage van de GI blijkt bovendien dat er geen zorgen meer bestaan over de opvoedomgeving van [naam kind01] . Het contact tussen de jeugdbeschermer en de voogdes was in de afgelopen periode minimaal en het contact dat er is geweest, verliep niet prettig. Gelet op het voorgaande ziet de voogdes daarom niet langer de toegevoegde waarde van een ondertoezichtstelling.
Door en namens de halfzus is ter zitting geen verweer gevoerd tegen het aangehouden verzoek van de Raad.

De beoordeling

Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [naam kind01] nog steeds in haar ontwikkeling wordt bedreigd. Bij de aanvang van de ondertoezichtstelling waren er ernstige zorgen over het welzijn van [naam kind01] . De combinatie van ingrijpende levensgebeurtenissen in haar eerste jaren en haar verdere cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling maken [naam kind01] een kwetsbaar meisje. Gezien de problematiek het vrijwillig kader oversteeg, had de ondertoezichtstelling tot doel de benodigde hulpverlening voor [naam kind01] in te zetten en zicht te houden op de opvoedomgeving van [naam kind01] en de omgang met de halfzus. In de afgelopen periode is de GI meermaals met de voogdes in gesprek gegaan over de zorgen rondom [naam kind01] en de voorgestelde hulpverlening voor [naam kind01] door Forta Jeugd. De voogdes verschilt echter van visie met de GI, waardoor de benodigde hulpverlening aan [naam kind01] in de afgelopen periode uit is gebleven. Daarnaast is er in de afgelopen periode nog veel onrust met betrekking tot de omgang tussen [naam kind01] en haar halfzus. De kinderrechter acht het in het belang van [naam kind01] dat een jeugdbeschermer nog langer betrokken blijft om de situatie te volgen en de belangen van [naam kind01] te waarborgen.
In de komende zes maanden is het van belang dat de ondertoezichtstelling een goede uitwerking krijgt. Het is daarbij van belang dat de benodigde hulpverlening voor [naam kind01] wordt ingezet. Daarnaast dient in de komende periode onderzocht te worden hoe de omgang met de halfzus op een bevredigende manier kan verlopen. De kinderrechter zal daarom [naam kind01] onder toezicht stellen voor de duur van zes maanden.
Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijk criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. De kinderrechter de ondertoezichtstelling daarom verlengen voor de duur van zes maanden.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [naam kind01] onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond met ingang van 11 januari 2023 tot 11 juli 2023;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 10 januari 2023 door mr. P. Vlaardingerbroek, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. C.D. Hengst, als griffier. Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 24 januari 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.