ECLI:NL:RBROT:2023:1787

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 januari 2023
Publicatiedatum
2 maart 2023
Zaaknummer
C/10/639876
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking inzake ondertoezichtstelling van een minderjarige met zorgen over de opvoedingsomgeving

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 10 januari 2023, wordt de ondertoezichtstelling van de minderjarige [naam kind01] verlengd. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling voor een periode van twaalf maanden, maar de kinderrechter oordeelt dat een verlenging van drie maanden noodzakelijk is. De moeder van [naam kind01] verblijft met het kind in een moeder-kindhuis en heeft in de afgelopen periode positieve stappen gezet, maar er zijn nog zorgen over de interactie tussen moeder en kind en de houding van de moeder richting hulpverleners. De vader heeft verweer gevoerd tegen de verlenging van de ondertoezichtstelling, stellende dat er geen ontwikkelingsbedreigingen meer zijn en dat de ouders in staat zijn om de opvoeding zelf te dragen. De kinderrechter heeft echter vastgesteld dat er nog steeds zorgen zijn over de fysieke en emotionele veiligheid van [naam kind01]. De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling te verlengen tot 18 april 2023, met de nadruk op het belang van de betrokkenheid van een jeugdbeschermer en de noodzaak voor de ouders om open te staan voor adviezen vanuit het moeder-kindhuis. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad en hoger beroep kan worden ingesteld bij het gerechtshof te Den Haag.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/639876 / JE RK 22-1397
Datum uitspraak: 10 januari 2023

Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming, Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen: de Raad, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind01] ,

geboren op [geboortedatum01] 2022 te [geboorteplaats01] , hierna te noemen: [naam kind01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam01] ,

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: mr. N.S. van der Vliet, te Rotterdam,

[naam02] ,

hierna te noemen: de vader, wonende te [woonplaats02] ,
advocaat: mr. A. Apistola, te Zwijndrecht.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikking van 18 juli 2022 en de daarin genoemde stukken;
- de rapportage van de Raad van 27 december 2022, ingekomen bij de griffie op
diezelfde datum;
Op 2 januari 2023 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de vader, bijgestaan door mr. A. Apistola;
- mr. N.S. van der Vliet, namens de moeder;
- [naam03] namens de Raad;
- [naam04] en [naam05] namens de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming
Rotterdam Rijnmond (hierna te noemen: de GI).
Opgeroepen en niet verschenen is:
- de moeder.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind01] wordt uitgeoefend door de moeder.
[naam kind01] verblijft met de moeder in een moeder-kindhuis.
Bij beschikking van 18 juli 2022 is de ondertoezichtstelling van [naam kind01] verleend tot 18 januari 2023. De behandeling voor het overig verzochte is aangehouden.

Het aangehouden verzoek

De Raad heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [naam kind01] voor de duur van twaalf maanden. Thans resteert de periode tot 18 juli 2023.
De Raad heeft het aangehouden verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. Hoewel de moeder in de afgelopen tijd positieve stappen heeft gezet en de basale zorg voor [naam kind01] goed is, zijn er nog verschillende zorgen. Vanuit het moeder-kindhuis, waar de moeder en [naam kind01] verblijven, is aangegeven dat er nog zorgen zijn over de interactie tussen de moeder en [naam kind01] en de houding van de moeder richting de begeleiders van het moeder-kind huis. De moeder heeft zich in de afgelopen periode niet altijd begeleidbaar opgesteld en neemt de opvoedadviezen van de hulpverleners wisselend over. Het is noodzakelijk dat de moeder de komende zes maanden de fases in het moeder-kindhuis verder doorloopt. Daarnaast is het van belang dat het traject van Basic Trust, gericht op de verbetering van de hechting tussen de moeder en de kinderen, gaat starten. De verwachting is dat de moeder zich in het vrijwillige kader onttrekt aan de hulp van het moeder-kindhuis. Gelet op het voorgaande acht de Raad daarom een ondertoezichtstelling voor de duur van zes maanden noodzakelijk.

Het standpunt van de GI

De GI heeft zich ter zitting aangesloten bij het aangehouden verzoek van de Raad. Met de Raad is de GI van mening dat de moeder in de afgelopen periode positieve stappen heeft gezet, maar dat er ook nog verschillende zorgen aanwezig zijn. De moeder is nog niet op verlof naar huis geweest, omdat de moeder zelf (nog) niet om hulp vraagt en zich onvoldoende begeleidbaar opstelt. De GI wil in de komende zes maanden samen met de moeder aan voorgaande zaken werken.

Het standpunt van de vader

Door en namens de vader is ter zitting verweer gevoerd tegen het aangehouden verzoek van de Raad. De vader en de moeder hebben in de afgelopen tijd hard gewerkt en grote stappen gezet. Er zijn geen ontwikkelingsbedreigingen meer voor [naam kind01] en de moeder en de vader zijn samen in staat om de opvoeding over [naam kind01] te dragen. Een stukje ondersteuning en begeleiding blijft nodig, maar dit is ook mogelijk in het vrijwillig kader. Het betreft jonge ouders, die een kans moeten krijgen. Gelet op het voorgaande heeft de ondertoezichtstelling geen toegevoegde waarde meer. Primair wordt daarom verzocht het aangehouden verzoek af te wijzen. Subsidiair wordt verzocht het aangehouden verzoek voor kortere duur, te weten drie maanden, toe te wijzen om de ondertoezichtstelling goed af te ronden.

Het standpunt van de moeder

Namens de moeder is ter zitting verweer gevoerd tegen het aangehouden verzoek van de Raad en aangesloten bij het gevoerde verweer namens de vader. De moeder heeft zich in de afgelopen periode wel degelijk begeleidbaar opgesteld. De moeder verbleef zelfstandig in het moeder-kindhuis, de ondertoezichtstelling was en is niet de waarborg voor het verblijf van de moeder in het moeder-kind huis. Daarnaast heeft de moeder in samenspraak met de vader verschillende zorgen aangepakt, zo heeft de moeder haar schoolgang en financiën weer opgepakt. Ook gaat het mentaal beter met de moeder. In samenspraak met de psychiater is de moeder haar medicatie aan het afbouwen en is er een veiligheidsplan opgesteld. Verder staat de moeder open voor een video-interactie in de thuissituatie. Het is invoelbaar dat de moeder na een verblijf op verschillende plekken graag naar huis wil. Gelet op het voorgaande wordt verzocht het aangehouden verzoek primair af te wijzen. Subsidiair wordt verzocht het aangehouden verzoek voor een korte duur, te weten drie maanden, toe te wijzen om een goede overdracht te bewerkstelligen.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [naam kind01] nog steeds in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Bij de aanvang van de ondertoezichtstelling waren er ernstige zorgen over de opvoedingsomgeving van [naam kind01] . De moeder was opgenomen met een zorgmachtiging bij Antes en vervolgens bij het EMC. Er was een prille positieve ontwikkeling zichtbaar, maar de kinderrechter was van oordeel dat de situatie van de moeder voor een langere tijd gevolgd moest worden. In de afgelopen periode verbleef de moeder met [naam kind01] in het moeder-kindhuis. De moeder en de vader hebben in deze periode positieve stappen gezet. Gebleken is dat de basale opvoedvaardigheden van de moeder en de vader op dit moment in orde zijn. Er zijn nog wel enkele zorgen over de fysieke en emotionele veiligheid van [naam kind01] , nu de moeder soms weerstand naar de hulpverlening vertoond en haar medicatie nog niet geheel is afgebouwd. De kinderrechter acht het in het belang van [naam kind01] dat een jeugdbeschermer nog langer betrokken blijft om de situatie te volgen en de belangen van [naam kind01] te waarborgen. De kinderrechter ziet aanleiding om de ondertoezichtstelling in duur te beperken tot drie maanden en het overige verzochte af te wijzen.
In de komende drie maanden is het van belang dat de ondertoezichtstelling op een zorgvuldige wijze wordt afgerond. Het is daarbij van belang dat de vader en de moeder zich blijven openstellen voor de adviezen vanuit het moeder-kindhuis, zodat de ontwikkelingsbedreiging zo spoedig mogelijk kan worden afgewend.
Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijk criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. De kinderrechter de ondertoezichtstelling daarom verlengen voor de duur van drie maanden.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [naam kind01] onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot 18 april 2023;
wijst het meer of anders verzochte af;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.N. Melkert, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. C.D. Hengst, als griffier en in het openbaar uitgesproken op 10 januari 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.