ECLI:NL:RBROT:2023:1785

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 januari 2023
Publicatiedatum
2 maart 2023
Zaaknummer
C/10/648653
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking inzake ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen

Op 10 januari 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven over de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling voor een periode van zes maanden, evenals een machtiging tot uithuisplaatsing bij de gezaghebbende vader. De kinderrechter heeft de zaak behandeld tijdens een mondelinge zitting op 2 januari 2023, waarbij zowel de vader als de moeder aanwezig waren, de moeder bijgestaan door haar advocaat, mr. H.M. Schwab.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarigen ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd door de instabiele en onveilige opvoedingssituatie bij de moeder, die kampt met persoonlijke en financiële problemen. De kinderen verblijven sinds juli 2022 bij de vader, waar zij meer rust en structuur ervaren. De Raad heeft benadrukt dat hulpverlening voor de moeder noodzakelijk is en dat de opvoedvaardigheden van beide ouders moeten worden vergroot. De moeder heeft verweer gevoerd tegen de ondertoezichtstelling, maar de kinderrechter oordeelde dat de betrokkenheid van een jeugdbeschermer noodzakelijk is om de situatie van de kinderen te stabiliseren.

De kinderrechter heeft uiteindelijk besloten om de ondertoezichtstelling van de minderjarigen te bevestigen en een machtiging tot uithuisplaatsing bij de vader te verlenen, met de mogelijkheid tot terugplaatsing bij de moeder onder strikte voorwaarden. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en hoger beroep kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Jeugdrecht
Zaaknummer: C/10/648653 / JE RK 22-2752
Datum uitspraak: 10 januari 2023

Beschikking over een ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming, Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen: de Raad, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[minderjarige01] ,

geboren op [geboortedatum01] 2013 te [geboorteplaats01] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige01] ,

[minderjarige02]

geboren op [geboortedatum02] 2017 te [geboorteplaats01] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige02] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[moeder01] ,

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: mr. H.M. Schwab, te Rotterdam,

[vader01]

hierna te noemen: de vader, wonende te [woonplaats01] .
De kinderrechter merkt als informant aan: [naam01] , hulpverleenster vanuit het wijkteam van de moeder.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 30 november 2022, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum.
Op 2 januari 2023 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de vader;
- de moeder, bijgestaan door mr. H.M. Schwab;
- [naam02] namens de Raad.
Opgeroepen en niet verschenen is:
- een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (hierna te noemen: de GI).
Als informant is gehoord: [naam01] , hulpverleenster van het wijkteam van de moeder.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] wordt uitgevoerd door de ouders.
[voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] wonen bij de vader.

Het verzoek

De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] voor de duur van zes maanden. Tevens wordt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] bij de gezaghebbende vader verzocht voor de duur van zes maanden. De Raad verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
De Raad heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. Een ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing is noodzakelijk, omdat [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] een onrustige en onveilige periode hebben meegemaakt, vanwege de persoonlijke problematiek van de moeder en de conflicten tussen de ouders. Daarnaast was de woonsituatie van [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] bij de moeder in de afgelopen periode niet stabiel, vanwege een dreigende uithuiszetting. Op dit moment verblijven [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] bij de vader, waar zij structuur en rust ervaren. Het is daarom van belang dat in de komende periode hulpverlening voor de moeder wordt ingezet en dat de opvoedvaardigheden van de ouders worden vergroot. Het is positief dat de opvoedondersteuning reeds is gestart bij de vader en dat hij hier ook van profiteert. Ook is het positief dat ter zitting blijkt dat het beter gaat tussen de ouders. Desalniettemin is een ondertoezichtstelling nodig om een vinger aan de pols te houden om in de komende periode te bezien of het goed blijft gaan.

Het standpunt van de belanghebbenden

Door en namens de moeder is tijdens de mondelinge behandeling verweer gevoerd tegen het verzoek van de Raad. De moeder heeft een traumatische voorgeschiedenis, waarvoor zij slechts korte trauma-behandeling heeft gevolgd. Er is door de Raad onterecht gesteld dat de moeder kampte met een psychose. Er is geen psychose bij de moeder vastgesteld en de rechtbank heeft op 23 november 2022 om die reden een zorgmachtiging afgewezen. Op dit moment heeft de moeder alles weer op de rails. Ze heeft hulp bij haar financiën vanuit het wijkteam en hulp van het FACT-team, verder zijn er afspraken met de vader gemaakt over de omgang met [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] . De moeder is bereid en in staat om in het vrijwillig kader afspraken te maken met het FACT-team. Gelet op het voorgaande is de dwang van een ondertoezichtstelling niet nodig.
De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling het volgende naar voren gebracht. De opvoedondersteuning heeft de vader goed geholpen en hij hoopt dat de moeder ook bereid is deze hulp te accepteren. Verder kunnen de ouders afspraken maken over de verzorging van [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] . De kinderen kunnen bij de vader verblijven.

De beoordeling

Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Ook is de kinderrechter van oordeel dat de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding, zoals genoemd in artikel 1:265b (BW).
Gebleken is dat [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. De ontwikkelingsbedreiging is gelegen in de instabiele en onveilige opvoedingssituatie bij de moeder. De moeder kampt met persoonlijke problematiek, waardoor zij emotioneel onvoldoende beschikbaar is geweest voor de kinderen. Daarnaast kampte de moeder met financiële problemen waardoor er een huisuitzetting van de moeder dreigde. Ook hebben zich in de afgelopen periode veelvuldig conflicten voorgedaan tussen de ouders, die gepaard zijn gegaan met huiselijk geweld. De kinderen zijn daarvan getuige geweest.
[voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] verblijven sinds juli 2022 bij de vader en hebben bezoekmomenten met de moeder. Sinds [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] bij de vader wonen lijkt er meer rust en structuur te zijn ontstaan voor [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] . Het is van belang dat de [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] niet worden belast met volwassenproblematiek en spanningen tussen de ouders. Het is ook van belang dat de ouders op een manier communiceren die geen stress en loyaliteitsproblemen bij de kinderen geeft. Verder is het van belang dat de [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] in de komende periode passende hulp ontvangen voor de ingrijpende gebeurtenissen die zij in de afgelopen periode hebben meegemaakt. Hoewel de ouders in de afgelopen periode reeds stappen hebben gemaakt, staan het resultaat en de bestendigheid hiervan op dit moment onvoldoende vast om te kunnen concluderen dat een ondertoezichtstelling in het belang van de kinderen niet nodig is. De betrokkenheid van een jeugdbeschermer in het kader van een ondertoezichtstelling wordt noodzakelijk geacht om de nodige hulpverlening in te zetten en de regie te voeren. Tevens acht de kinderrechter een machtiging tot uithuisplaatsing bij de vader noodzakelijk om structurele veranderingen en rust aan te brengen bij de ouders en de kinderen. Het is van belang dat vanuit daar gekeken wordt op welke manier [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] in toekomst weer terug geplaatst kunnen worden bij de moeder. Een voorwaarde voor terugplaatsing van de kinderen bij de moeder is in ieder geval dat zij onder controle blijft van de behandeld psychiater en de behandeladviezen van de psychiater opvolgt. De kinderrechter zal daarom [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] onder toezicht stellen en een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] bij de vader verlenen voor de duur van zes maanden.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond met ingang van 10 januari 2023 tot 10 juli 2023;
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] bij de gezaghebbende vader met ingang van 10 januari 2023 tot 10 juli 2023;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.N. Melkert, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. C.D. Hengst, als griffier en in het openbaar uitgesproken op 10 januari 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.