ECLI:NL:RBROT:2023:178

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 januari 2023
Publicatiedatum
16 januari 2023
Zaaknummer
ROT 21/2348 V
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G.A. Bouter - Rijksen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep niet-tijdig beslissen en beslissing op bezwaar

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 17 januari 2023 uitspraak gedaan over het verzet van een opposant tegen een eerdere uitspraak van 6 september 2022. De opposant had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het Drechtstedenbestuur, dat op 4 december 2020 bijzondere bijstand verleende. Na het indienen van een beroep wegens niet-tijdig beslissen, heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De opposant heeft hiertegen verzet ingesteld, waarbij hij stelde dat hij het eens was met de beslissing op bezwaar van 3 mei 2021, maar dat het beroep niet-tijdig beslissen gegrond had moeten worden verklaard.

De rechtbank heeft het verzet behandeld en geconcludeerd dat de opposant geen belang meer had bij een beslissing op het beroep niet-tijdig beslissen, omdat het beroep ook gericht was tegen de beslissing op bezwaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opposant geen gronden tegen het besluit van 3 mei 2021 had ingediend, waardoor het beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. De verzetrechter heeft de argumenten van de opposant beoordeeld en geconcludeerd dat er geen twijfel was over de eerdere uitspraak zonder zitting. De rechtbank heeft het verzet ongegrond verklaard en de eerdere uitspraak in stand gelaten.

De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling, aangezien de opposant niet had voldaan aan de minimumvereisten voor een beroepschrift. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 21/2348 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 januari 2023 op het verzet van

[naam opposant], te [plaatsnaam], opposant

(gemachtigde: [naam]).

Inleiding

Met het primaire besluit van 4 december 2020 heeft het Drechtstedenbestuur (verweerder) aan opposant bijzondere bijstand verleend. Hiertegen heeft opposant bezwaar gemaakt.
Opposant heeft op 29 april 2021 beroep ingesteld vanwege het niet tijdig nemen van een beslissing op bezwaar.
Op 3 mei 2021 heeft verweerder een beslissing op bezwaar genomen, het bezwaar van opposant gedeeltelijk gegrond verklaard en aan opposant een dwangsom van € 138,- toegekend.
Bij uitspraak van 6 september 2022 heeft de rechtbank de beroepen van opposant tegen het niet tijdig beslissen en het op 3 mei 2021 genomen besluit niet-ontvankelijk verklaard. Hiertegen heeft opposant verzet ingesteld.
De rechtbank heeft het verzet op 10 januari 2023 op zitting behandeld. De gemachtigde van opposant is via Teams verschenen.

De uitspraak van 6 september 2022

1. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank is tot de conclusie gekomen dat opposant geen belang meer heeft bij een beslissing op het beroep niet-tijdig beslissen. Het beroep is (van rechtswege) mede gericht tegen de beslissing op bezwaar. De rechtbank heeft het beroep daartegen eveneens niet-ontvankelijk verklaard, omdat opposant geen gronden tegen dit besluit heeft ingediend.

Het verzet van opposant

2. In verzet voert opposant aan dat hij het eens is met de beslissing op bezwaar van 3 mei 2021. Het beroep niet-tijdig beslissen had echter gegrond moeten worden verklaard, omdat dit op juiste gronden was ingesteld, namelijk om een besluit van verweerder af te dwingen. De door opposant gemaakte proceskosten (en griffierechten) dienen te worden vergoed omdat de beslissing op bezwaar is genomen na het instellen van het beroep niet tijdig beslissen.

Beoordeling door de verzetrechter

3. In deze procedure moet de verzetrechter de vraag beantwoorden of het beroep van opposant bij de uitspraak van 6 september 2022 terecht zonder zitting is afgedaan, omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. Dit betekent dat de beoordeling van de verzetrechter beperkt is tot de vraag of terecht uitspraak is gedaan zonder opposant op zitting te horen. Als in verzet argumenten naar voren worden gebracht, die ook nog hadden kunnen worden aangevoerd als wel een zitting zou zijn gehouden, moet worden beoordeeld of hierdoor twijfel ontstaat over de buiten-zittinguitspraak. Als dat het geval is, dan is het verzet gegrond en komt de buiten-zittinguitspraak te vervallen. Het onderzoek wordt dan voortgezet in de stand waarin het zich bevond.
4. Ten aanzien van de niet-ontvankelijkverklaring van het beroep niet-tijdig beslissen overweegt de verzetrechter het volgende. In beroep heeft verweerder de gang van zaken in de bezwaarprocedure geschetst. Tijdens de bezwaarprocedure heeft verweerder op 20 april 2021 een voorlopig standpunt en het onderliggende dossier naar opposant verstuurd met de mogelijkheid om binnen vijf werkdagen (tot en met 28 april 2021) een schriftelijke reactie in te dienen. Ook is aan opposant de mogelijkheid geboden om aanvullende gronden aan te voeren op een hoorzitting. Omdat geen reactie was ingekomen, heeft verweerder op 29 april 2021 de definitieve beslissing op bezwaar aangemaakt en naar de postkamer verstuurd. Diezelfde dag, om 14:05 uur, heeft de gemachtigde van opposant geprobeerd verweerder te bellen, maar er werd niet opgenomen. Om 14:34 heeft verweerder de gemachtigde van opposant teruggebeld. Dit blijkt uit screenshots van verweerder. Telefonisch is afgesproken om alsnog een hoorzitting te houden. Verweerder heeft de beslissing op bezwaar niet verzonden en op 30 april 2021 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. Op 3 mei 2021 is de uiteindelijke beslissing op bezwaar verstuurd. Opposant heeft op 29 april 2021 om 15:13 uur bij de rechtbank een beroep vanwege niet-tijdig beslissen ingesteld.
5. De gemachtigde van opposant heeft ter zitting ontkend dat hij door verweerder is gebeld voorafgaand aan het instellen van het beroep niet tijdig beslissen. Pas een dag nadat hij op 29 april 2021 het beroep niet-tijdig beslissen had ingesteld, is de gemachtigde van opposant gebeld. Deze stellingen zijn niet nader onderbouwd, terwijl de stellingen van verweerder wel zijn onderbouwd. Bovendien strookt de door de gemachtigde gestelde volgorde niet met het verslag van de hoorzitting, waarin staat dat na telefonisch contact tussen verweerder en de gemachtigde op 29 april 2021 is afgesproken de hoorzitting te laten plaatsvinden op 30 april 2021. Uit de door verweerder geschetste gang van zaken volgt dat het instellen van het beroep niet tijdig beslissen niet de aanleiding is geweest voor het nemen van het besluit op bezwaar. Voor een proceskostenveroordeling is dan ook geen aanleiding. Gelet op dit alles is bij de verzetrechter geen twijfel ontstaan over de buiten-zittinguitspraak.
6. Voor wat betreft de niet-ontvankelijkverklaring van het beroep tegen de beslissing op bezwaar van 3 mei 2021, overweegt de verzetrechter dat geen twijfel is ontstaan over de buiten-zittinguitspraak. Opposant heeft aangegeven het eens te zijn met dit besluit. Er zijn geen gronden tegen dat besluit ingediend en daarmee is niet voldaan aan de minimumvereisten voor een beroepschrift uit artikel 6:5, eerste lid, van de Awb.

Conclusie en gevolgen

7. In wat opposant heeft aangevoerd, ziet de rechtbank dus geen redenen om te twijfelen aan de buiten-zittinguitspraak. Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat de buiten-zittinguitspraak in stand blijft.
8. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. Bouter - Rijksen, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Sabanovic, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 januari 2023.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.