In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 februari 2023 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure op basis van artikel 287b van de Faillissementswet. Verzoeker, die in financiële problemen verkeert, heeft op 18 januari 2023 een verzoekschrift ingediend voor een voorlopige voorziening om ontruiming van zijn woning te voorkomen. De rechtbank heeft eerder op 20 januari 2023 de behandeling van het verzoek bepaald op 1 februari 2023. Tijdens de zitting op 1 februari 2023 zijn verschillende partijen gehoord, waaronder vertegenwoordigers van de schuldhulpverlening en de gerechtsdeurwaarder. Verzoeker heeft verklaard dat hij zijn inkomen kan doorstorten naar een budgetbeheerder om zijn vaste lasten te voldoen, en dat hij recentelijk een deel van de huur heeft betaald. Verweerder, de verhuurder, heeft echter betoogd dat verzoeker onregelmatig en te weinig betaalt, en dat er al een huurachterstand van zeven maanden is. De rechtbank heeft vervolgens beoordeeld of er sprake is van een bedreigende situatie, zoals vereist door de wet. Gezien de dreigende ontruiming en de omstandigheden van verzoeker, heeft de rechtbank geoordeeld dat het belang van verzoeker om in zijn woning te blijven zwaarder weegt dan het belang van de verhuurder om het vonnis tot ontruiming uit te voeren. De rechtbank heeft daarom de tenuitvoerlegging van het ontruimingsvonnis opgeschort voor de duur van zes maanden, mits verzoeker zijn huurtermijnen tijdig blijft voldoen. Tevens is verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar kan hij in de toekomst een nieuw verzoek indienen.