ECLI:NL:RBROT:2023:1779

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 februari 2023
Publicatiedatum
2 maart 2023
Zaaknummer
FT EA 23/46 en FT EA 23/47
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing voorlopige voorziening in faillissementszaak met betrekking tot huurwoning

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 februari 2023 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure op basis van artikel 287b van de Faillissementswet. Verzoeker, die in financiële problemen verkeert, heeft op 18 januari 2023 een verzoekschrift ingediend voor een voorlopige voorziening om ontruiming van zijn woning te voorkomen. De rechtbank heeft eerder op 20 januari 2023 de behandeling van het verzoek bepaald op 1 februari 2023. Tijdens de zitting op 1 februari 2023 zijn verschillende partijen gehoord, waaronder vertegenwoordigers van de schuldhulpverlening en de gerechtsdeurwaarder. Verzoeker heeft verklaard dat hij zijn inkomen kan doorstorten naar een budgetbeheerder om zijn vaste lasten te voldoen, en dat hij recentelijk een deel van de huur heeft betaald. Verweerder, de verhuurder, heeft echter betoogd dat verzoeker onregelmatig en te weinig betaalt, en dat er al een huurachterstand van zeven maanden is. De rechtbank heeft vervolgens beoordeeld of er sprake is van een bedreigende situatie, zoals vereist door de wet. Gezien de dreigende ontruiming en de omstandigheden van verzoeker, heeft de rechtbank geoordeeld dat het belang van verzoeker om in zijn woning te blijven zwaarder weegt dan het belang van de verhuurder om het vonnis tot ontruiming uit te voeren. De rechtbank heeft daarom de tenuitvoerlegging van het ontruimingsvonnis opgeschort voor de duur van zes maanden, mits verzoeker zijn huurtermijnen tijdig blijft voldoen. Tevens is verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar kan hij in de toekomst een nieuw verzoek indienen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
voorlopige voorziening ex artikel 287b Faillissementswet: toewijzing
toepassing schuldsaneringsregeling: niet-ontvankelijk
rekestnummers: [nummer01] – [nummer02]
uitspraakdatum: 17 februari 2023
[verzoeker01],
wonende te [adres01]
[postcode01] [plaats01] ,
verzoeker.

1.De procedure

Verzoeker heeft op 18 januari 2023, met een verzoekschrift ex artikel 284 Faillissementswet (Fw), een verzoekschrift ex artikel 287b, eerste lid, Fw ingediend, waarin wordt gevraagd om een voorlopige voorziening bij voorraad.
In het vonnis van deze rechtbank van 20 januari 2023 heeft de rechtbank de behandeling van het verzoekschrift bepaald op 1 februari 2023.
Ter zitting van 1 februari 2023 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoeker;
  • mevrouw [naam01] , werkzaam bij Kredietbank Rotterdam (hierna: SHV);
  • de heer [naam02] , werkzaam bij Velthoven De Koning Gerechtsdeurwaarders, gemachtigde van de heer [naam03] ;
  • de heer [naam03] , verweerder.
Schuldhulpverlening heeft op 9 februari 2023 de rechtbank de ter zitting gevraagde informatie toegezonden. Verweerder heeft hierop bij e-mailbericht van 14 februari 2023 gereageerd.
De rechtbank heeft de uitspraak bepaald op heden.

2.Het verzoek

Het verzoek strekt ertoe op grond van artikel 287b, eerste lid, Fw, gedurende een termijn van zes maanden bij uitspraak een voorlopige voorziening te treffen en verweerder te verbieden het vonnis van de Rechtbank Rotterdam van 29 december 2022 tot ontruiming van de woonruimte van verzoeker ten uitvoer te leggen.
Schuldhulpverlening heeft ter zitting verklaard dat verzoeker een machtiging voor budgetbeheer heeft ondertekend. Deze machtiging is toegezonden naar de werkgever van verzoeker, met het verzoek aan de werkgever deze machtiging te ondertekenen en het inkomen van verzoeker naar de budgetbeheerder over te maken. Nadat de machtiging is ontvangen, kan het budgetbeheer binnen afzienbare tijd worden opgestart. Tot aan het moment dat de machtiging door de werkgever is ondertekend, zal verzoeker zijn inkomen naar de budgetbeheerder doorstorten, zodat de vaste lasten kunnen worden voldaan. Ter zitting heeft verzoeker meegedeeld dat hij voor de maand februari 2023 een bedrag van
€ 150,-- heeft voldaan. Na de zitting heeft verzoeker het restant van de huur over de maand februari 2023 voldaan. Verzoeker is werkzaam via een uitzendbureau en krijgt zijn salaris per week uitbetaald. Verzoeker stelt dat hij voldoende inkomen heeft om de huur van
€ 615,47 te betalen.
Daarnaast heeft verzoeker ter zitting verklaard dat hij de huur in de aan het verzoek voorafgaande periode niet kon voldoen, omdat hij een eigen onderneming heeft gehad. Hij kreeg problemen met zijn vaste opdrachtgever en heeft over een periode van vijf maanden geen inkomen gehad. Verzoeker is nu in loondienst en wil zijn schuldproblematiek aanpakken.

3.Het verweer

Verweerder stelt zich op het standpunt dat het verzoek moet worden afgewezen. Er is sprake geweest van een langdurige incassoprocedure zonder resultaat. Verzoeker betaalt onregelmatig en te weinig. Er was vorig jaar reeds sprake van een huurachterstand van zeven maanden. Deze huurachterstand loopt verder op, omdat verzoeker structureel te weinig betaalt. Verzoeker had met verweerder in contact moeten blijven, hetgeen hij niet heeft gedaan. Verweerder heeft verzoeker de gelegenheid gegeven tot een oplossing te komen. Nu het budgetbeheer nog niet is opgestart, heeft verweerder er geen vertrouwen in dat de lopende termijnen van de huur tijdig zullen worden voldaan.

4.De beoordeling

Allereerst dient te worden beoordeeld of sprake is van een bedreigende situatie zoals dwingend is voorgeschreven in artikel 287b, tweede lid, Fw. Nu verzoeker een kopie van het vonnis van de Rechtbank Rotterdam van 29 december 2022 tot ontruiming van de woonruimte van verzoeker en een kopie van het exploot van 6 januari 2023 heeft overgelegd waarin wordt aangekondigd dat verweerder op 31 januari 2023 zal overgaan tot ontruiming van de woning van verzoeker, is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een bedreigende situatie.
De wetgever heeft met een moratorium beoogd om een schuldenaar bij een – dreigende – executie een adempauze te bieden opdat de schuldenaar in staat wordt gesteld om met zijn schuldeisers een regeling van zijn schulden overeen te komen.
Artikel 287b Fw bevat geen criterium op grond waarvan kan worden beslist of de voorlopige voorziening dient te worden toegewezen dan wel afgewezen. De rechtbank zoekt daarom aansluiting bij de voorziening zoals genoemd in artikel 287, vierde lid, Fw waarbij een afweging dient plaats te vinden tussen het belang van verzoeker enerzijds en de schuldeiser, in dit geval verweerder, anderzijds.
Het belang van verzoeker bestaat erin dat hij in de huurwoning kan blijven wonen en dat het minnelijk schuldhulpverleningstraject door verzoeker kan worden doorlopen.
Het belang van verweerder bestaat erin dat hij het vonnis van 29 december 2022 ten uitvoer kan leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de lopende termijnen kunnen en zullen worden voldaan. Schuldhulpverlening heeft verklaard dat de werkgever van verzoeker nogmaals is verzocht ervoor zorg te dragen dat het inkomen van verzoeker naar de budgetbeheerder wordt overgemaakt. Verzoeker zal, tot het moment dat budgetbeheer is opgestart, zijn inkomen doorstorten naar de budgetbeheerder, zodat de vaste lasten tijdig kunnen worden voldaan. De huur over de maand februari 2023 is voldaan. Als verzoeker desondanks de lopende termijnen niet betaalt vervalt deze voorziening, zoals in het dictum bepaald. In zoverre wordt dus rekening gehouden met de belangen van verweerder. Tegen deze achtergrond dient het belang van verzoeker zwaarder te wegen dan het belang van verweerder.
Nu het minnelijk traject naar verwachting niet op korte termijn zal zijn afgerond, zal verzoeker gelet op het bepaalde in artikel 285, eerste lid, sub f, in samenhang met artikel 287, tweede lid, Fw, ten aanzien van het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling ex artikel 284, tweede lid, Fw, niet-ontvankelijk worden verklaard. Zo nodig kan verzoeker te zijner tijd een nieuw verzoek indienen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- schort de tenuitvoerlegging op van het op 29 december 2022 op verzoek van verweerder uitgesproken vonnis van deze rechtbank tot ontruiming van de huurwoning van verzoeker gelegen aan de [adres01] te Rotterdam, voor de duur van deze voorziening en verlengt de huurovereenkomst zoals deze tussen partijen bestaat of bestond voor de duur van deze voorziening;
- bepaalt dat de genoemde voorziening geldt voor de duur van zes maanden;
- bepaalt dat deze voorziening slechts geldt zolang de lopende termijnen gedurende deze periode tijdig worden voldaan;
- bepaalt dat SHV die namens verzoeker de buitengerechtelijke schuldregeling gaat uitvoeren, uiterlijk twee weken voor het aflopen van de getroffen voorziening verslag uitbrengt als bedoeld in artikel 287b, zesde lid, Fw;
- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek ex artikel 284, tweede lid, Fw.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Damsteegt, rechter, en in aanwezigheid van
C. van der Velde, griffier, in het openbaar uitgesproken op 17 februari 2023.