Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.De procedure
- schuldenaar;
- mevrouw [naam01] en mevrouw [naam02] , beiden werkzaam bij GNG Bewindvoering (hierna: beschermingsbewindvoerder);
- mevrouw J.M. Hoogland, bewindvoerder.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 23 januari 2023 uitspraak gedaan over de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van de schuldenaar, die in 2020 was uitgesproken. De bewindvoerder heeft verzocht om de regeling te beëindigen vanwege meerdere tekortkomingen van de schuldenaar, waaronder het niet nakomen van de sollicitatieplicht, informatieplicht en het ontstaan van een boedelachterstand van € 23.859,59. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldenaar zijn verplichtingen niet is nagekomen, onder andere door inkomsten niet op de juiste rekening te storten en niet tijdig informatie te verstrekken aan de bewindvoerder.
Tijdens de zitting op 9 januari 2023 heeft de schuldenaar erkend dat hij fouten heeft gemaakt, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet voldoende was om de regeling voort te zetten. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de schuldenaar ernstig tekort is geschoten in zijn verplichtingen, wat leidt tot de beëindiging van de schuldsaneringsregeling op grond van artikel 350, derde lid, onder c, d en e, van de Faillissementswet. De rechtbank heeft ook het salaris van de bewindvoerder vastgesteld, maar er zijn geen baten beschikbaar om vorderingen te voldoen, waardoor er geen faillissement van rechtswege ontstaat.
De uitspraak benadrukt het belang van het naleven van verplichtingen binnen de schuldsaneringsregeling en de gevolgen van het niet voldoen aan deze verplichtingen. De schuldenaar heeft de mogelijkheid om binnen acht dagen hoger beroep aan te tekenen tegen deze beslissing.