ECLI:NL:RBROT:2023:1759

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 februari 2023
Publicatiedatum
2 maart 2023
Zaaknummer
10/331760-21 en 10/063892-22 (ter terechtzitting gevoegd)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verkeersongeval met letsel en doorrijden na ongeval

Op 6 februari 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 14 april 2021 een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, een jonge bestuurder, reed zeer onvoorzichtig en onoplettend, waardoor hij een fietser aanreed die over een verkeerslicht met groen licht stak. De verdachte negeerde een rood verkeerslicht en haalde een afremmende auto rechts in, waarna hij het kruispunt overstak zonder de fietser voorrang te verlenen. Het slachtoffer liep letsel op, waaronder een sleutelbeenbreuk. Na het ongeval verliet de verdachte de plaats van het ongeval zonder zich om het slachtoffer te bekommeren. Enkele maanden later veroorzaakte hij opnieuw een ongeval en verliet wederom de plaats van het ongeval. De rechtbank oordeelde dat de verdachte schuldig was aan overtredingen van de Wegenverkeerswet en legde een taakstraf van 240 uren op, evenals een rijontzegging van twee jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die als beginnend bestuurder nog bij zijn ouders woont en zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn werk als grondwerker.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummers: 10/331760-21 en 10/063892-22 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 6 februari 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 2000,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres01] [postcode01] [plaats01] ,
raadsvrouw mr. K.C. van de Wijngaart, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 23 januari 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E. Blanken heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair en het onder 2 ten laste gelegde op de dagvaarding met parketnummer 10-331760-21 en van het ten laste gelegde feit in de dagvaarding met parketnummer 10-063892-22;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf van 1 (een) maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, een taakstraf voor de duur van 240 uur, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis en een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid om motorvoertuigen te besturen voor de tijd van 6 maanden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 2 op de dagvaarding met parketnummer 10-331760-21 ten laste gelegde is door de verdachte bekend.
Het in de dagvaarding met parketnummer 10-063892-22 ten laste gelegde feit is eveneens door de verdachte bekend. Beide feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering feit 1
4.2.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat het onder feit 1 primair ten laste gelegde niet bewezen kan worden verklaard omdat er geen sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW) en er ook geen sprake is van zwaar lichamelijk letsel. Het onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde, overtreding van art. 5 WVW is wel wettig en overtuigend bewezen.
4.2.2.
Beoordeling
Voor een bewezenverklaring van artikel 6 WVW is vereist dat vast komt te staan dat de verdachte zich zodanig heeft gedragen in het verkeer dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval plaatsvindt. Of sprake is van schuld hangt af van het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Dat sprake is van schuld kan niet zonder meer uit de ernst van de gevolgen van een ongeval worden afgeleid. Ook behoeft een beperkte, tijdelijke onoplettendheid in het verkeer nog geen schuld op te leveren. Van schuld in de zin van artikel 6 WVW is pas sprake in het geval van (tenminste) een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Om een aanmerkelijke, dan wel een sterkere mate van verwijtbare onvoorzichtigheid vast te kunnen stellen, dient de rechtbank te kijken naar alle vaststaande feiten en omstandigheden van het geval.
De verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij op 14 april 2021 de bestuurder was van een witte bestelbus en dat hij daarmee een aanrijding heeft veroorzaakt met een overstekende fietser op de kruising Dokweg/Wilgenbos/Korte Parallelweg. Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de verdachte vlak daarvoor een voor de verkeerslichten afremmende auto rechts heeft ingehaald en vervolgens rechtdoor het kruispunt is overgestoken, zonder zijn snelheid aan te passen en zonder de overstekende fietser voor te laten gaan. Daarbij heeft hij het voor hem geldende verkeerslicht genegeerd, dat al 6,5 seconden rood licht uitstraalde. Het voor de fietser geldende verkeerslicht straalde op dat moment al 3,8 seconden groen licht uit. Ten gevolge van deze aanrijding heeft het slachtoffer, genaamd [slachtoffer01] , letsel opgelopen, te weten een breuk in het sleutelbeen en in het schouderblad.
Het hierboven kort omschreven rijgedrag van de verdachte is
zeeronvoorzichtig geweest. De verdachte heeft dan ook schuld aan het ongeval als bedoeld in artikel 6 WVW.
Het door het slachtoffer opgelopen letsel en de verdere bijkomende klachten zijn zodanig dat het hier gaat om letsel waaruit gedurende enkele maanden verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan. Ook dergelijk letsel valt onder het bereik van artikel 6 WVW.
Het primair ten laste gelegde feit is dus wettig en overtuigend bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het
onder 1 primairten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het
onder 2op de dagvaarding met parketnummer 10-331760-21 ten laste gelegde heeft begaan, alsook het ten laste gelegde op de dagvaarding met parketnummer 10-063892-22
.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
Dagvaarding met parketnummer 10-331760-21
1 primair
hij op 14 april 2021 te Dordrecht als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door met dat motorrijtuig zeer onvoorzichtig en onoplettend te rijden op de kruising gevormd door de voor het openbaar verkeer openstaande wegen, de Dokweg, de Wilgenbos en de Korte Parallelweg,
welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
-een personenauto die op de voorsorteerstrook voor het rechtdoor gaande verkeer reed en afremde voor een voor die rijrichting rood licht uitstralend verkeerslicht, rechts heeft ingehaald via de voorsorteerstrook voor het rechts afslaande verkeer en
-in strijd met dat verkeerslicht, dat inmiddels minimaal 6,5 seconden rood licht uitstraalde, via de voorsorteerstrook voor het rechtdoor gaande verkeer die bovengenoemde kruising recht doorgaand met een snelheid van ongeveer 54 km/u is gaan oversteken en
-bij het oversteken van die kruising zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte, zijn voertuig tot stilstand kon brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was en
-(aldus rijdende) op die kruising niet of te laat heeft opgemerkt dat een fietser, genaamd [slachtoffer01] , die zich op de middenberm van de aldaar gelegen fietsersoversteekplaats bevond, doende was de rijbaan van de Wilgenbos van links naar rechts over te steken terwijl het voor die fietser bestemde verkeerslicht (inmiddels) 3,8 seconden groen licht uitstraalde, en
-die fietser niet heeft laten voorgaan en
-(vervolgens) in botsing of aanrijding is gekomen met die fietser, die daardoor ten val is gekomen;
waardoor die [slachtoffer01] letsel (te weten een sleutelbeenbreuk en een schouderbreuk), werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
2
hij, op 14 april 2021, te Dordrecht, als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto) betrokken bij en door wiens gedragingen een verkeersongeval is veroorzaakt op de kruising gevormd door de Wilgenbos en de Korte Parallelweg, de plaats van dat ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist aan een ander (te weten [slachtoffer01] ) letsel en schade was toegebracht;
Dagvaarding met parketnummer 10-063892-22
hij, als degene die al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in Rotterdam aan de Ruitenborghstraat, op 9 december 2021 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een
ander, te weten [slachtoffer02] , schade was toegebracht.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Dagvaarding met parketnummer 10-331760-21
feit 1 primair
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht
feit 2
overtreding van artikel 7, eerste lid, onderdeel a en onderdeel b van de Wegenverkeerswet 1994
Dagvaarding met parketnummer 10-063892-22
overtreding van artikel 7, eerste lid, onderdeel b van de Wegenverkeerswet 1994

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft als beginnend bestuurder zeer onvoorzichtig en onoplettend gereden, waardoor hij een verkeersongeval heeft veroorzaakt, waarbij een fietser letsel heeft opgelopen. De verdachte heeft een voor het stoplicht afremmende auto rechts ingehaald en is vervolgens met dezelfde snelheid doorgereden, terwijl het voor hem geldende verkeerslicht al geruime tijd rood licht uitstraalde. Daarbij heeft hij niet opgelet bij het oversteken van het kruispunt en het slachtoffer dat als fietser doende was over te steken geen voorrang verleend en hem daarbij aangereden.
De verdachte heeft er bovendien voor gekozen om wel zijn bus aan de kant te zetten om de schade aan zijn bus op te nemen, maar vervolgens door te rijden en niet naar het slachtoffer om te kijken. En dit terwijl hij er door een getuige op was aangesproken dat hij een fietser had aangereden.
Enige maanden later heeft de verdachte opnieuw schade toegebracht aan een geparkeerde auto en heeft hij er toen wederom voor gekozen de plaats van de aanrijding te verlaten zonder zich te bekommeren om de schade die hij aan een ander had toegebracht en heeft hij nagelaten (op zijn minst) zijn contactgegevens achter te laten.
De rechtbank rekent de verdachte dit alles stevig aan, vooral de combinatie van gedragingen bij het eerste ongeval.
7.1.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straffen rekening gehouden met het feit dat het hier gaat om een jonge bestuurder die nog bij zijn ouders woont en die er, zoals ter zitting door hem is toegelicht, onder meer door deze gebeurtenissen voor heeft gekozen niet meer als koerier werkzaam te zijn. De verdachte heeft aangegeven dat hij voor zijn nieuwe werk, als grondwerker in de bouw, zijn rijbewijs hard nodig heeft.
7.2.
Conclusies van de rechtbank
Gezien de ernst van de feiten zou de rechtbank ervoor kunnen kiezen een gevangenisstraf op te leggen. Daarbij verwijst de rechtbank naar de straffen die in min of meer vergelijkbare zaken zijn opgelegd, en op de oriëntatiepunten voor straftoemeting voor artikel 6 van de Wegenverkeersweg 1994, zoals geformuleerd door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. De rechtbank acht echter, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, een gevangenisstraf niet passend of geboden. De rechtbank heeft daarbij ook gelet op het uittreksel uit de justitiële documentatie van de verdachte van 7 december 2022, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld.
In plaats van een gevangenisstraf wordt een taakstraf opgelegd voor de duur van 240 uren en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van twee jaren, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
Het voorwaardelijke deel dient er onder meer toe dat de verdachte het belang van een verantwoorde rijstijl tot zich door laat dringen. Op deze wijze wil de rechtbank bereiken dat verdachte niet opnieuw een strafbaar feit zal begaan.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 van het Wetboek van Strafrecht en artikelen 6, 7, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair en het onder 2 ten laste gelegde op de dagvaarding met parketnummer 10-331760-21 en het ten laste gelegde feit op de dagvaarding met parketnummer 10-063892-22, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen;
ontzegtde verdachte
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de tijd van
2 (twee) jaar;
bepaalt dat van deze ontzegging een gedeelte, groot
1 (één) jaar niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig zal maken.
Dit vonnis is gewezen door
mr. W.A.F. Damen, voorzitter,
en mrs. M.A. van der Laan-Kuijt en F.J.E. van Rossum, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.K. van Zanten, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging dagvaarding met parketnummer 10-331760-21.
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 14 april 2021 te Dordrecht als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door met dat motorrijtuig roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend en/ of onachtzaam en/ of met aanmerkelijke verwaarlozing van de te dezen geboden zorgvuldigheid te rijden op de kruising gevormd door de voor het openbaar verkeer openstaande wegen, de Dokweg, de Wilgenbos en de Korte Parallelweg, althans op één van deze wegen,
welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
-een personenauto die op de voorsorteerstrook voor het rechtdoorgaande verkeer reed en afremde voor een voor die rijrichting rood licht uitstralend verkeerslicht, rechts heeft ingehaald via de voorsorteerstrook voor het rechtsafslaande verkeer en/of
-in strijd met dat verkeerslicht, dat inmiddels minimaal 6,5 seconden rood licht uitstraalde, via de voorsorteerstrook voor het rechtdoorgaande verkeer die bovengenoemde kruising rechtdoorgaand met een snelheid van ongeveer 54 km/u is gaan oversteken en/ of
-bij het oversteken van die kruising zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte, zijn voertuig tot stilstand kon brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was en/of
-(aldus rijdende) op die kruising niet of te laat heeft opgemerkt dat een fietser, genaamd [slachtoffer01] , die zich op de middenberm van de aldaar gelegen fietsersoversteekplaats bevond, doende was de rijbaan van de Wilgenbos van links naar rechts over te steken terwijl het voor die fietser bestemde verkeerslicht (inmiddels) 3,8 seconden groen licht uitstraalde, en/of
-die fietser niet heeft laten voorgaan en/of
-(vervolgens) in botsing of aanrijding is gekomen met die fietser, die daardoor ten val is gekomen;
waardoor die [slachtoffer01] zwaar lichamelijk letsel (te weten een sleutelbeenbreuk en/of een schouderbreuk), of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
(art 6 Wegenverkeerswet 1994)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 april 2021 te Dordrecht als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto), daarmee rijdende op de kruising van de Dokweg, de Wilgenbos met de Korte Parallelweg, zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die weg/wegen werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/ of het verkeer op die weg/wegen werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
welk genoemd gedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
-een personenauto die op de voorsorteerstrook voor het rechtdoorgaande verkeer reed en afremde voor een voor die rijrichting rood licht uitstralend verkeerslicht, rechts heeft ingehaald via de voorsorteerstrook voor het rechtsafslaande verkeer en/of
-in strijd met dat verkeerslicht, dat inmiddels minimaal 6,5 seconden rood licht uitstraalde, via de voorsorteerstrook voor het rechtdoorgaande verkeer die bovengenoemde kruising rechtdoorgaand is gaan oversteken met een snelheid van ongeveer 54 km/u en/of
-bij het oversteken van die kruising zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte, zijn voertuig tot stilstand kon brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was en/of
-(aldus rijdende) op die kruising niet of te laat heeft opgemerkt dat een fietser, die zich op de middenberm van de aldaar gelegen fietsersoversteekplaats bevond, doende was de rijbaan van de Wilgenbos van links naar rechts over te steken terwijl het voor die fietser bestemde verkeerslicht (inmiddels) 3,8 seconden groen licht uitstraalde, en/of
-die fietser niet heeft laten voorgaan en/of
-(vervolgens) in botsing of aanrijding is gekomen met die fietser;
(art 5 Wegenverkeerswet 1994)
2
hij, op of omstreeks 14 april 2021, te Dordrecht, als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto) betrokken bij en door wiens gedraging(en) een verkeersongeval is veroorzaakt op de kruising gevormd door de Wilgenbos en de Korte Parallelweg, de plaats van dat ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [slachtoffer01] ) letsel en/of schade was toegebracht.
(art 7 lid 1 ahf/ond a Wegenverkeerswet 1994, art 7 lid 1 ahf/ond b Wegenverkeerswet 1994)
Tekst tenlastelegging dagvaarding met parketnummer 10-063892-22
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij, als degene die al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was
geweest bij een verkeersongeval
dat had plaatsgevonden in Rotterdam op/aan de Ruitenborghstraat,
op of omstreeks 9 december 2021
de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten,
terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een
ander, te weten [slachtoffer02] ,
schade en/of letsel was toegebracht.
(art 7 lid 1 ahf/ond a Wegenverkeerswet 1994, art 7 lid 1 ahf/ond b Wegenverkeerswet 1994)