ECLI:NL:RBROT:2023:1756

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 maart 2023
Publicatiedatum
2 maart 2023
Zaaknummer
10/068748-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bezit van vuurwapen en munitie met inachtneming van zelfinlevering en omstandigheden

Op 2 maart 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1999, die op 17 maart 2022 in Rotterdam een vuurwapen en bijbehorende munitie voorhanden had. De verdachte heeft het vuurwapen zelf bij de politie ingeleverd, wat door de rechtbank als een verzachtende omstandigheid werd beschouwd. De rechtbank oordeelde dat het feit wettig en overtuigend bewezen was, gebaseerd op de bekennende verklaring van de verdachte en het dossier. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten. De rechtbank legde een taakstraf van 180 uur op, met een voorwaardelijke gevangenisstraf van acht maanden en bijzondere voorwaarden, waaronder toezicht door de reclassering. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en het risico dat het voorhanden hebben van een vuurwapen met zich meebrengt voor de maatschappij. De beslissing is gebaseerd op relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Wet wapens en munitie.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Zittingsplaats: Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda
Strafrecht
parketnummer: 10/068748-22
vonnis van de meervoudige kamer van 2 maart 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte01]
geboren op [geboortedatum01] 1999 te [geboorteplaats01] ,
verblijvende te ( [postcode01] ) [plaats01] , [adres01] ,
raadsman mr. J.J. van Santbrink, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 16 februari 2023 waarbij de officier van justitie, mr. M. Smetsers, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er op neer dat verdachte een vuurwapen en munitie voorhanden heeft gehad.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en baseert zich daarbij op het dossier en de bekennende verklaring van verdachte ter zitting.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich ten aanzien van de bewezenverklaring aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bewijsmiddelen en overwegingen met betrekking tot het bewijs
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen en verwijst daartoe naar de bewijsmiddelen opgenomen in bijlage II.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 17 maart 2022 te Rotterdam
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool van het merk/type Union Pocket Pistol kaliber 6.35mm
en (bijbehorende) munitie in de zin van artikel 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III te weten 4 kogelpatronen, kaliber 6.35mm
voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een taakstraf van 180 uur met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Tevens vordert de officier van justitie een voorwaardelijke gevangenisstraf van acht maanden met een proeftijd van twee jaar en met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging kan zich vinden in het opleggen van een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf maar vraagt de rechtbank om rekening te houden met het feit dat dit een
a-typische zaak betreft. Verdachte heeft zelf zijn wapen ingeleverd. De eis van de officier van justitie is gegeven deze omstandigheden te hoog.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft op 17 maart 2022 in zijn auto een vuurwapen en bijbehorende munitie voorhanden gehad. Het aanwezig hebben van een vuurwapen en munitie kan gemakkelijk leiden tot het gebruik ervan en vormt daarom een onaanvaardbaar risico in de maatschappij. Vuurwapengeweld leidt regelmatig tot slachtoffers en zowel het gebruik als het voorhanden hebben van een wapen brengt ook gevoelens van onveiligheid teweeg in de samenleving. Dit betreft dus een ernstig feit en hiertegen dient, in het bijzonder uit oogpunt van generale preventie, streng te worden opgetreden. In het geval van verdachte had hij het wapen binnen handbereik en liep hij nog in een proeftijd voor een ander strafbaar feit. Dit rekent de rechtbank verdachte aan.
Volgens de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht is het uitgangspunt bij het voorhanden hebben van één vuurwapen in de openbare ruimte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van acht maanden.
De rechtbank overweegt het volgende. Verdachte heeft op 16 maart 2022 de politie gebeld en aangegeven een verklaring af te willen leggen. Op 17 maart 2022 heeft hij op het politiebureau uit zichzelf tegen de politie gezegd dat hij een wapen in zijn auto had liggen, waarna verdachte het wapen heeft overgedragen aan de politie. Hij had het wapen gekocht omdat hij zich bedreigd voelde maar bij nader inzien vond hij het niet verstandig om met een vuurwapen rond te lopen. Hierbij koos hij er bewust voor het wapen in te leveren in plaats van het weg te gooien.
Daarnaast volgt uit het proces-verbaal onderzoek vuurwapen en munitie dat er met het in beslag genomen pistool geen schoten konden worden afgevuurd.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsrapport van 14 oktober 2022. De reclassering heeft verdachte niet kunnen spreken maar stelt dat op basis van het dossier sprake is van een instabiel leven. Hij heeft geen vaste woon- of verblijfplaats, er zijn schulden en hij heeft geen structurele dagbesteding. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met oplegging van bijzondere voorwaarden waaronder ambulante behandeling, meewerken aan schuldhulpverlening en meewerken aan het vinden van een verantwoorde woonplek. Ter zitting geeft verdachte aan inmiddels wel een vast contract te hebben. Ook geeft hij aan inmiddels in het kader van een nog lopende proeftijd een begin te hebben gemaakt met het aflossen van zijn schulden. De rechtbank acht het van belang dat verdachte deze stijgende lijn vasthoudt.
Ten slotte volgt uit het strafblad van verdachte dat hij niet eerder is veroordeeld voor wapen- en munitiebezit.
Gelet op de voorgaande omstandigheden ziet de rechtbank aanleiding om af te wijken van de in de oriëntatiepunten genoemde strafmodaliteit. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf is in dit geval niet passend. Alles afwegend acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van 180 uur met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht passend en geboden. Om de ernst van het feit te benadrukken en om te voorkomen dat verdachte in de toekomst niet nogmaals de fout in zal gaan, zal de rechtbank daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf van acht maanden opleggen, met een proeftijd van twee jaar en de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.

7.Het beslag

7.1
De onttrekking aan het verkeer
De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomen vuurwapen en de munitie vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer. Gebleken is dat de feiten zijn begaan met betrekking tot deze voorwerpen. Verder zijn de voorwerpen van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en/of het algemeen belang.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36b, 36c en 57 van het Wetboek van Strafrecht, en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, terwijl het
feit is begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
-
veroordeelt verdachte tot een taakstraf van 180 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
90 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf naar rato van 2 uur per dag;
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich binnen drie dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis zal melden bij
Reclassering Nederlandop het adres Marconistraat 2 te (3029 AK) Rotterdam en zich daarna gedurende een door de reclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) zal blijven melden, zo lang en zo frequent als de reclassering noodzakelijk acht;
* dat verdachte zich gedurende de proeftijd ambulant laat behandelen door Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Een diagnostisch en intelligentieonderzoek maakt deel uit van dit traject. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
* dat verdachte meewerkt aan het
aflossen van zijn schuldenen het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet schuldsanering natuurlijke personen. Betrokkene geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
* dat verdachte actief meewerkt aan het vinden van een
verantwoorde woonplek, waar hij zich kan inschrijven en bereikt kan worden door de reclassering;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
het vuurwapen Union Pocket Pistol (goednummer [nummer01] ) en
de munitie, vier kogelpatronen (goednummer [nummer02] );
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. K. Verschueren, voorzitter, mr. M. van de Wetering en
mr. H. Skalonjic, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.A.C.M. Roebroeks, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 2 maart 2023.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

10.Bijlage I

De tenlastelegging
hij op of omstreeks 17 maart 2022 te Rotterdam
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool van het merk/type Union Pocket Pistol kaliber 6.35mm
en/of
(bijbehorende) munitie in de zin van artikel 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III te weten 4 kogelpatronen, kaliber 6.35mm
voorhanden heeft gehad.
( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie )

11.Bijlage 2

De bewijsmiddelen
Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal met dossiernummer [proces-verbaalnummer01] van de politie eenheid Rotterdam, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 34.
Aangezien verdachte het ten laste gelegde feit heeft bekend en er geen vrijspraak is bepleit, wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen op grond van:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 16 februari 2023;
- het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant01] d.d. 17 maart 2022, opgenomen op pagina 12;
- het proces-verbaal onderzoek vuurwapen en munitie van verbalisant [verbalisant02] d.d. 18 maart 2022, opgenomen op pagina 13 en verder.