ECLI:NL:RBROT:2023:1748

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 februari 2023
Publicatiedatum
2 maart 2023
Zaaknummer
FT EA 22/1083 en FT EA 22/947 en FT EA 22/1084 en FT EA 22/948
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een dwangakkoord in het kader van een schuldregeling met ABN AMRO Bank N.V.

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 23 februari 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van een schuldregeling door verzoekers, die onder beschermingsbewind staan. Verzoekers, die te maken hebben met een aanzienlijke schuldenlast van € 88.060,12, hebben een schuldregeling aangeboden aan hun schuldeisers, waarbij ABN AMRO Bank N.V. als enige schuldeiser niet instemde. De rechtbank heeft de procedure op 9 januari 2023 aangehouden in afwachting van aanvullende informatie, die op 1 februari 2023 is verstrekt. De rechtbank heeft vastgesteld dat achttien van de negentien schuldeisers akkoord zijn gegaan met de aangeboden regeling, die is gebaseerd op de NVVK-norm en de afloscapaciteit van verzoekers. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de medische situatie van verzoekster, die beperkt belastbaar is, en de werkstatus van verzoeker, die fulltime werkt en uitzicht heeft op een vast contract.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de belangen van verzoekers en de overige schuldeisers die instemden met de regeling zwaarder wegen dan de belangen van ABN, die zich op het standpunt stelde dat de regeling niet goed gedocumenteerd was en dat er niet voldaan werd aan de inspanningsverplichting. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de aangeboden regeling het uiterste is wat verzoekers kunnen bieden en dat de afloscapaciteit niet zal toenemen door de medische situatie van verzoekster. Daarom heeft de rechtbank ABN bevolen in te stemmen met de schuldregeling en de kosten van de procedure aan ABN opgelegd, begroot op nihil. Het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling is afgewezen, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummers: [nummer01] - [nummer02]
[nummer03] - [nummer04]
uitspraakdatum: 23 februari 2023
in de zaak van:
[verzoeker01] en [verzoeker02],
wonende te [adres01]
[postcode01] [plaats01] ,
verzoekers.

1.De procedure

Verzoekers hebben op 5 december 2022, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om een één schuldeiser, te weten:
- ABN AMRO Bank N.V., (hierna: ABN),
die weigert mee te werken aan een door verzoekers aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
ABN heeft voorafgaand aan de zitting een verweerschrift toegezonden.
Ter zitting van 9 januari 2023 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoekers;
  • mevrouw [naam01] , werkzaam bij Avres (hierna: schuldhulpverlening);
  • de heer I. Bilici, werkzaam bij de Nederlandse Budgetcentrale (hierna: beschermingsbewind).
De zaak is ter zitting aangehouden in afwachting van nadere informatie. Deze informatie is op 1 februari 2023 aan de rechtbank en ABN toegezonden. ABN heeft op 15 februari 2023 op de aanvullende stukken gereageerd.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het verzoek

Verzoekers hebben volgens het ingediende verzoekschrift negentien schuldeisers, waarvan drie schuldeisers met twee preferente vorderingen en zestien schuldeisers met achtentwintig concurrente vorderingen. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 88.060,12 van verzoekers te vorderen. Verzoekers hebben bij brief van 2 maart 2022 een schuldregeling aangeboden aan hun schuldeisers, inhoudende een betaling van 3,18 % aan de preferente schuldeisers en 1,59 % aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting. De schuldenlast bedroeg op dat moment € 88.060,12. De schuldenlast uit het WSNP-verzoek blijkt hoger te zijn, te weten € 89.052,06. De uitkering aan de schuldeisers zal derhalve lager zijn, namelijk 3,106 % aan de preferente schuldeisers en 1,553 % aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De aangeboden regeling is gebaseerd op de afloscapaciteit die verzoeker heeft op basis van zijn dienstbetrekking. Verzoeker werkt sinds oktober 2022 fulltime en heeft een arbeidscontract voor bepaalde tijd. Hij heeft zicht op een vast contract. Verzoekster stelt medische klachten te hebben waardoor zij niet in staat is om te werken. Verzoekster heeft op 30 januari 2023 een medische keuring ondergaan bij een onafhankelijke keuringsinstantie. Uit het keuringsrapport blijkt dat verzoekster zeer beperkt belastbaar is in het kader van arbeid, te weten maximaal twee uur per dag, rekening houdend met haar beperkingen.
De aangeboden regeling voorziet in uitkering van een prognosepercentage. Dat betekent dat de afloscapaciteit eventueel nog hoger of nog lager zal kunnen uitvallen. Verzoekers hebben zich op het standpunt gesteld dat zij al het mogelijke hebben gedaan om het aangeboden percentage aan hun schuldeisers aan te bieden. Verzoekers staan onder beschermingsbewind en hebben sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan. Hun vaste lasten worden inmiddels door hun beschermingsbewindvoerder voldaan.
Achttien schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. ABN stemt hier als enige niet mee in. Zij heeft een vordering van € 9.843,05 op verzoekers, welke 11,1 % van de totale schuldenlast beloopt en volgens het crediteurenlijst ontstaan is op 28 juni 2011.

3.Het verweer

In de contacten met schuldhulpverlening heeft ABN te kennen gegeven dat er niet wordt voldaan aan de inspanningsverplichting. Verzoeker solliciteert naar een fulltimebaan en verzoekster werkt niet als gevolg van medische klachten. De eventuele arbeidsbeperkingen van verzoekster zijn niet vastgesteld door een onafhankelijk deskundige.
In haar verweerschrift heeft ABN zich op het standpunt gesteld dat de aangeboden regeling niet goed en betrouwbaar is gedocumenteerd. Daarnaast twijfelt ABN eraan of verzoekers het maximaal haalbare hebben aangeboden. De aangeboden regeling is immers alleen gebaseerd op het inkomen van de man, terwijl de inkomenspositie de komende tijd nog zou kunnen verbeteren indien blijkt dat verzoekster wel betaalde arbeid kan verrichten. Ten slotte stelt ABN zich op het standpunt dat binnen het WSNP-traject een beter voorstel kan worden gedaan, mede gelet op de strikte controle met betrekking tot de inspanningsverplichting.
Hoewel behoorlijk opgeroepen heeft ABN geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid haar standpunten ter zitting toe te lichten.
ABN heeft de rechtbank bericht dat het rapport van JPH Consult van 1 februari 2023 geen aanleiding is om haar ingenomen standpunt te wijzigen.

4.De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van ABN bij haar weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of ABN in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoeker of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de vordering van ABN een aandeel vormt in de totale schuldenlast van 11,1 %.
Een ruime meerderheid van de schuldeisers, namelijk achttien van de negentien schuldeisers, is met de aangeboden regeling akkoord gegaan.
De rechtbank stelt ook vast dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij, te weten Avres. Voorts is het voorstel naar het oordeel van de rechtbank goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank is van oordeel dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoekers in staat moeten worden geacht. Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verzoeker fulltime werkzaam is. Hij heeft uitzicht op een vast dienstverband. Uit het medische keuringsrapport van JPH Consult van 1 februari 2023 ten aanzien van verzoekster blijkt dat zij zeer beperkt belastbaar is in het kader van arbeid. Rekening houdend met haar beperkingen, is zij voor maximaal twee uur per dag belastbaar. De rechtbank is van oordeel, mocht verzoekster een betaalde dienstbetrekking vinden, er geen reële verwachting bestaat dat dit direct inkomen oplevert waar schuldeisers profijt van hebben. De inkomsten van verzoekster zullen immers van invloed zijn op de hoogte van de toeslagen die verzoekers ontvangen van de belastingdienst. De afloscapaciteit zal hierdoor in beginsel niet toenemen.
Door schuldhulpverlening is ter zitting verklaard dat aan alle waarborgen, die ervoor moeten zorgen dat verzoekers het maximale ten behoeve van hun schuldeisers zullen afdragen, is voldaan. Verzoekers staan onder beschermingsbewind. Het ontstaan van nieuwe schulden ligt niet in de rede.
Naar verwachting zal de uitwerking van het voorstel een gunstiger resultaat hebben voor de schuldeisers dan in de situatie dat de schuldsaneringsregeling op verzoeker van toepassing zou zijn, zoals subsidiair verzocht. Immers, de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling zal aanzienlijke kosten met zich brengen, bestaande uit salaris voor de bewindvoerder en griffierecht, die in mindering komen op hetgeen verzoekers zouden kunnen afdragen in de schuldsaneringsregeling. Dat betekent dat toepassing van de schuldsaneringsregeling de schuldeisers minder zou opleveren dan bij het akkoord wordt aangeboden.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de belangen van verzoekers die vanuit een stabiele situatie hun schuldenproblematiek willen oplossen en van de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod, zwaarder wegen dan die van ABN, die geweigerd heeft in te stemmen.
Het verzoek om ABN te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt daarom toegewezen.
ABN zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Nu voor het onderhavige verzoekschrift geen griffierecht verschuldigd is en verzoeker niet is bijgestaan door een advocaat, worden de kosten begroot op nihil.
De rechtbank stelt vast dat er thans een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Hieruit volgt dat verzoekers zullen kunnen voortgaan met het betalen van hun schulden en dat zij niet verkeren in de toestand dat zij hebben opgehouden te betalen zodat het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- beveelt ABN om in te stemmen met de door verzoekers aangeboden schuldregeling;
- veroordeelt ABN in de kosten van deze procedure, aan de zijde van verzoekers begroot op nihil;
- bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming;
- wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J. Roos-van Toor, rechter, en in aanwezigheid van
C. van der Velde, griffier, in het openbaar uitgesproken op 23 februari 2023. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.