Uitspraak
en anderen,eisers
[naam bedrijf]uit [vestigingsplaats]
Eisers zijn het niet eens met de afwijzing van het verzoek om handhaving. Zij betogen in beroep dat de bouwplaats overlast veroorzaakt en dat het college er ten onrechte van is uitgegaan dat op de bouwplaats geen sprake is van een illegale situatie.
Eisers stellen dat op het terrein afvalstoffen van de bouwlocaties worden verzameld en opgeslagen en dat er bouwmaterialen, hulpmaterialen en dieselolie worden opgeslagen. Volgens hen vinden de activiteiten binnen een zekere begrenzing plaats en duren ze veel langer dan zes maanden. Over de begrenzing stellen zij dat het terrein is omheind met een hekwerk. Eisers betogen dat het college ten onrechte stelt dat een openbare weg per definitie geen onderdeel is van een inrichting. Zij wijzen erop dat de activiteiten plaatsvinden op een vaste locatie die (tijdelijk) niet meer de functie van openbare weg heeft. Het bouwterrein ligt in het openbare groen aan de [straatnaam] en met de vergunning van 30 november 2020 is vergunning verleend voor het gebruik van de openbare weg.
Wanneer een inrichting kan worden aangemerkt als een type B-inrichting als bedoeld in artikel 1.2 van het Activiteitenbesluit, moet op grond van artikel 1.10 van het Activiteitenbesluit een melding van de oprichting van de inrichting aan het bevoegd gezag worden gedaan.
Eisers hebben gewezen op drie categorieën activiteiten uit onderdeel C van bijlage I bij het Bor.
Het college en [naam bedrijf] hebben onweersproken gesteld dat op de bouwplaats geen ontvlambare of brandbare vloeistoffen worden opgeslagen. De dieselolie voor de ruwterreinheftruck wordt niet op het terrein opgeslagen. Het aftanken van de ruwterreinheftruck gebeurt op locatie door een tankwagen. Categorie 5.1 is daarom niet van toepassing.
Naar het oordeel van de rechtbank is categorie 15.1 in dit geval ook niet van toepassing. Er worden weliswaar soms tijdelijk houten pallets opgeslagen in de inrichting, maar naar het oordeel van de rechtbank is die opslag in tijdsduur en omvang niet zodanig dat sprake is van een inrichting voor de opslag van hout of houten voorwerpen.
Verder is gebleken dat er een capaciteit is voor het opslaan van 5 m3 of meer aan bedrijfsafvalstoffen. De bedrijfsafvalstoffen worden echter uitsluitend opgeslagen in een of meer containers met een (gezamenlijke) capaciteit van minder dan 35 m3. [naam bedrijf] heeft ter zitting gesteld dat de opslagcapaciteit 10 tot 12 m3 is en eisers hebben niet aannemelijk gemaakt dat de capaciteit groter is dan 35 m3. Dat betekent dat de uitzondering uit categorie 28.3, onder e, in dit geval van toepassing is.
Gelet hierop vallen de activiteiten op de bouwplaats niet onder een categorie activiteiten die in onderdeel C van bijlage I bij het Bor is aangewezen. Dat betekent dat de bouwplaats geen aangewezen categorie inrichtingen als bedoeld in artikel 1.1, derde lid, van de Wet milieubeheer is. De bouwplaats is daarom geen type B-inrichting in de zin van artikel 1.2 van het Activiteitenbesluit. De meldingsplicht en de overige bepalingen van het Activiteitenbesluit zijn niet van toepassing op de bouwplaats.
Is er een vergunning nodig voor de bouwwerken op de bouwplaats?
Eisers betogen dat het bouwwerk het uitzicht belemmert, een inbreuk op de privacy vormt en niet voldoet aan redelijke eisen van welstand.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college zijn standpunt hierover onvoldoende onderbouwd in het bestreden besluit. Het college is niet ingegaan op het in het bezwaarschrift aangevoerde argument van eisers dat de bouwkeet vanwege zijn omvang niet meer functioneel is te achten voor de werkzaamheden. Nu het college zijn standpunt pas in het verweerschrift nader heeft gemotiveerd, is het bestreden besluit op dit punt in strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb. De beroepsgrond slaagt.
De bouwkeet is naar zijn aard functioneel voor de werkzaamheden die elders in de wijk worden uitgevoerd, omdat de bouwkeet wordt gebruikt als schaftruimte voor het personeel op de bouwplaats en als kantoorruimte. Eisers hebben betoogd dat de bouwkeet groter is dan nodig is voor deze functies. De rechtbank volgt dat standpunt niet. Dat in de praktijk vanwege de afstand niet al het personeel gebruik maakt van de schaftruimte is niet doorslaggevend, omdat het een wettelijke verplichting is om een schaftruimte in te richten. Bovendien is ter zitting gesteld dat in latere fases van het project werkzaamheden worden uitgevoerd op locaties die dichter bij de bouwkeet liggen. De functionaliteit van de omvang van de kantoorruimte moet worden beoordeeld naar het moment waarop het bestreden besluit is genomen. Op dat moment, en op het moment dat de vergunning werd verleend, golden er beperkingen in verband met coronamaatregelen. Daartoe behoorde ook de maatregel van 1,5 meter afstand. Naar het oordeel van de rechtbank is de omvang van de kantoorruimtes niet bovenmatig als rekening wordt gehouden met die maatregel. Verder heeft [naam bedrijf] ter zitting toegelicht dat een bepaalde hoeveelheid kantoorpersoneel in verschillende functies nodig is om de werkzaamheden in goede banen te leiden, dat daarvoor naast werkplekken ook vergaderruimten nodig zijn en dat in ieder geval een deel van de werkzaamheden door hun aard in de buurt van het bouwproject moet plaatsvinden. De rechtbank is daarom van oordeel dat de bouwkeet in zijn huidige omvang functioneel is voor de bouw- en onderhoudswerkzaamheden elders in de wijk. Dat betekent dat de bouwkeet op grond van artikel 2, onder 20, van bijlage II bij het Bor een vergunningvrij bouwwerk is. Het college heeft zich dan ook terecht op het standpunt gesteld dat er op dit punt geen sprake is van een overtreding.
Is er sprake van een overschrijding van geluidnormen?
De rechtbank is van oordeel dat het college het bezwaar van eisers op dit punt niet gegrond had hoeven verklaren. Voor zover eisers doelen op de geluidnormen uit het Activiteitenbesluit, is van belang dat die normen in dit geval niet van toepassing zijn, omdat geen sprake is van een type B-inrichting (zie overweging 6.5 van deze uitspraak). Geluidhinder zou ook een overtreding van artikel 4:6 van de APV kunnen inhouden. Die bepaling bevat een verbod om – behoudens ontheffing – buiten een inrichting geluidhinder te veroorzaken. De rechtbank is echter van oordeel dat het verzoek om handhaving van eisers van 12 februari 2021 niet mede kan worden opgevat als verzoek om handhaving van artikel 4:6 van de APV. Eisers hebben in hun verzoek alleen in algemene zin op overlast gewezen. Het onderwerp geluid is niet expliciet genoemd. Anders dan voor de geluidnormen uit het Activiteitenbesluit het geval is, ligt overtreding van artikel 4:6 van de APV ook niet in het verlengde van de stelling van eisers in het handhavingsverzoek dat de bouwplaats een type B-inrichting is. De beroepsgrond slaagt niet.
(…)
inrichting: elke door de mens bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, ondernomen bedrijvigheid die binnen een zekere begrenzing pleegt te worden verricht;
(…)
3. Bij algemene maatregel van bestuur worden categorieën van inrichtingen aangewezen, die nadelige gevolgen voor het milieu kunnen veroorzaken.
(…)
Artikel 1.2
3of meer; 2º. bedrijfsafvalstoffen, die ten aanzien daarvan een capaciteit hebben van 5 m
3of meer; 3º. 5 of meer autowrakken en overige voertuigwrakken;
3;