ECLI:NL:RBROT:2023:1744

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 januari 2023
Publicatiedatum
1 maart 2023
Zaaknummer
C/10/648635 / JE RK 22-2747 en C/10/650159 / JE RK 22-3027
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking over machtiging tot uithuisplaatsing en gedeeltelijke gezagsbelasting in jeugdzaken

Op 10 januari 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven over de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige01], en over een verzoek tot gedeeltelijke gezagsbelasting. De zaak betreft de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, die op 30 november en 27 december 2022 verzoekschriften heeft ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling, die met gesloten deuren plaatsvond, was de GI vertegenwoordigd, terwijl de ouders niet verschenen. [voornaam minderjarige01] heeft de gelegenheid gekregen om haar mening te uiten.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige01] door de vader wordt uitgeoefend, terwijl zij bij de moeder woont. De ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] is verlengd tot 12 juni 2023. De GI heeft verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] bij de ouder zonder gezag voor de duur van de ondertoezichtstelling. Dit verzoek is gehandhaafd, ondanks dat er zorgen zijn over de opvoedsituatie bij de moeder. De kinderrechter oordeelt dat de uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van [voornaam minderjarige01].

De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verleend, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad, en het verzoek tot gedeeltelijke gezagsbelasting niet-ontvankelijk verklaard. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 10 januari 2023 door mr. P. Vlaardingerbroek, kinderrechter, en is schriftelijk vastgesteld op 24 januari 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Jeugdrecht
Zaaknummer: C/10/648635 / JE RK 22-2747 en C/10/650159 / JE RK 22-3027
Datum uitspraak: 10 januari 2023
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging tot uithuisplaatsing en over een gedeeltelijke gezagsbelasting
in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen: de GI, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[minderjarige01] ,

geboren op [geboortedatum01] 2009 te [geboorteplaats01] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[moeder01] ,

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats01] ,

[vader01] ,

hierna te noemen: de vader, wonende te [woonplaats01] .

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 30 november 2022, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum;
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 27 december 2022, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum.
Op 10 januari 2023 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- [naam01] namens de GI.
Opgeroepen en niet verschenen zijn:
- de moeder;
- de vader.
[voornaam minderjarige01] is in de gelegenheid gesteld om haar mening kenbaar te maken.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige01] wordt uitgeoefend door de vader.
[voornaam minderjarige01] woont bij de moeder.
Bij beschikking van 30 mei 2022 is de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] verlengd tot 12 juni 2023. Bij beschikking van 30 mei 2022 is ook de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlengd tot uiterlijk 12 juni 2023.

De verzoeken

Het verzoek met zaaknummer C/10/650159
De GI verzoekt te bepalen dat het gezag over [voornaam minderjarige01] wordt uitgeoefend door de gecertificeerde instelling met betrekking tot de aanmelding bij een onderwijsinstelling.
De GI heeft het verzoek ter zitting niet gehandhaafd, nu de vader inmiddels toestemming voor inschrijving bij School2Care heeft gegeven.
Het verzoek met zaaknummer C/10/648635
De GI verzoekt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] bij de ouder zonder gezag voor de duur van de ondertoezichtstelling, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. Het is een afweging in het belang van [voornaam minderjarige01] . De moeder is met [voornaam minderjarige01] en haar oudste broer [naam02] in gezinsbehandeling bij Horizon Harreveld geweest om advies te kunnen geven over een thuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] bij de moeder. Hoewel hieruit naar voren kwam dat er nog sprake is van een onvoldoende veilige opvoedsituatie bij de moeder is een thuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] bij de moeder in het belang van [voornaam minderjarige01] . De verwachting is dat een verdere verharding en geslotenheid bij [voornaam minderjarige01] optreedt als zij niet thuis wordt geplaatst. [voornaam minderjarige01] gaat op dit moment naar School2Care, waar zij goed meedoet en een positieve indruk achterlaat. Niettemin zijn er ook bij School2Care incidenten met [voornaam minderjarige01] . Er is nog een lange tijd nodig om een vertrouwensrelatie met [voornaam minderjarige01] op te bouwen. In de komende tijd wordt verder gezocht naar een behandeling voor [voornaam minderjarige01] .

De beoordeling

Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek).
[voornaam minderjarige01] kent een belast verleden, waarbij zij al op veel verschillende plekken heeft verbleven. Uit het verleden is gebleken dat [voornaam minderjarige01] moeite heeft met haar emotieregulatie en de gevolgen van haar gedrag niet altijd overziet. [voornaam minderjarige01] heeft een sterke relatie met de moeder en beiden wensen dat [voornaam minderjarige01] bij de moeder en haar oudste broer [naam02] komt wonen. [voornaam minderjarige01] is daarom met de moeder en [naam02] van 26 augustus tot 19 november 2022 in gezinsbehandeling geweest bij Horizon in Harreveld om een advies te kunnen geven over een eventuele thuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] bij de moeder. Hoewel in de gezinsbehandeling werd gezien dat er onderling veel liefde is in het gezin, bleek ook dat er nog sprake is van een onvoldoende veilige opvoedsituatie bij de moeder. De persoonlijke problematiek van de moeder maakt dat de moeder niet voldoende in staat is om de regie te nemen in het opvoedhandelen en structuur en grenzen te bieden. Ondanks dat sprake is van een onvoldoende veilige opvoedsituatie is de kinderrechter met de GI van oordeel dat het niet langer thuis wonen van [voornaam minderjarige01] leidt tot een groot risico op verdere verharding en geslotenheid van [voornaam minderjarige01] richting de hulpverlening. Met de GI is de kinderrechter van oordeel dat een goede dag invulling voor [voornaam minderjarige01] en individuele behandeling voor [voornaam minderjarige01] en de moeder van groot belang zijn. Het is positief dat [voornaam minderjarige01] reeds is aangemeld bij School2Care en dat zij hier een positieve indruk achterlaat. In de komende periode is het van belang dat verder onderzocht wordt welke vorm van behandeling het meest passend is voor [voornaam minderjarige01] . De kinderrechter zal daarom de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] bij de ouder zonder gezag verlenen voor de duur van de ondertoezichtstelling.

De beslissing

De kinderrechter:
verklaart het verzoek van de GI aangaande de gedeeltelijke gezagsbelasting niet-ontvankelijk;
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] bij de ouder zonder gezag met ingang van 10 januari 2023 tot 12 juni 2023;
verklaart de beslissing tot uithuisplaatsing uitvoerbaar bij voorraad;
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 10 januari 2023 door mr. P. Vlaardingerbroek, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. C.D. Hengst, als griffier. Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 24 januari 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.