ECLI:NL:RBROT:2023:1715

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 februari 2023
Publicatiedatum
1 maart 2023
Zaaknummer
21-132
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling afgewezen met verlenging van de looptijd

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 27 februari 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van de schuldenares. De bewindvoerder had verzocht om de schuldsaneringsregeling tussentijds te beëindigen, omdat de schuldenares niet had voldaan aan haar sollicitatieverplichtingen over een periode van negen maanden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldenares in de periode van februari 2022 tot en met september 2022 niet heeft gesolliciteerd en dat zij in de maanden oktober 2022 tot januari 2023 minder dan 36 uur heeft gewerkt. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de schuldenares haar arbeidsovereenkomst op eigen initiatief heeft beëindigd, omdat zij de Nederlandse taal niet machtig is, wat in strijd is met de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling.

Tijdens de zitting heeft de schuldenares verklaard dat zij nu begrijpt wat er van haar wordt verwacht en dat zij bereid is om te voldoen aan de sollicitatieverplichtingen. De rechtbank heeft geoordeeld dat, hoewel de schuldenares tekortkomingen heeft vertoond, zij haar een laatste kans biedt om de schuldsaneringsregeling succesvol af te ronden. De rechtbank heeft daarom besloten om het verzoek tot tussentijdse beëindiging af te wijzen en de looptijd van de schuldsaneringsregeling met negen maanden te verlengen, zodat deze nu eindigt op 8 december 2024. De rechtbank heeft benadrukt dat alle verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling onverkort van kracht blijven gedurende deze verlenging.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
weigering tussentijdse beëindiging en wijziging termijn
insolventienummer: [nummer]
uitspraakdatum: 27 februari 2023
Bij vonnis van deze rechtbank van 8 maart 2021 is de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken ten aanzien van:
[schuldenares],
[adres]
[woonplaats],
schuldenares,
bewindvoerder: mr. W.P. Groenendijk.

1..De procedure

De bewindvoerder heeft de rechter-commissaris verzocht de schuldsaneringsregeling voor tussentijdse beëindiging voor te dragen. De rechter-commissaris heeft op 20 januari 2023 met dit verzoek ingestemd.
De bewindvoerder en schuldenares, alsmede [naam], echtgenoot van schuldenares, zijn gehoord ter terechtzitting van 20 februari 2023.
De uitspraak is bepaald op heden.

2..De standpunten

Standpunt bewindvoerder
De bewindvoerder heeft aan zijn voordracht tot tussentijdse beëindiging ten grondslag gelegd dat schuldenares niet heeft voldaan aan haar (aanvullende) sollicitatieverplichting over de periode februari tot en met september 2022 en de maanden oktober en december 2022, alsmede januari 2023. Schuldenares heeft met ingang van 10 oktober 2022 een betaalde dienstbetrekking op basis van oproep gevonden voor zes maanden. Schuldenares heeft deze overeenkomst met ingang van 1 januari 2023 zelf opgezegd omdat zij de Nederlandse taal niet machtig is. Deze beëindiging is in strijd met de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen. Aan schuldenares is eerder tijdens een verhoor duidelijk uiteengezet wat in het kader van de sollicitatieverplichting wordt verwacht. De bewindvoerder heeft ter zitting verklaard dat, behoudens de sollicitatieverplichting, de overige uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren worden nagekomen De bewindvoerder handhaaft zijn standpunt dat de schuldsaneringsregeling tussentijds beëindigd dient te worden.
Standpunt schuldenares
Schuldenares betwist niet dat zij gedurende de periode van februari 2022 tot en met september 2022 niet heeft gesolliciteerd. Zij heeft gedurende een langere periode in Turkije verbleven om voor haar moeder te zorgen. Schuldenares ging er van uit dat zij in de periode na september 2022 op de juiste wijze heeft gesolliciteerd, hetgeen niet zo blijkt te zijn.
De arbeidsovereenkomst met haar werkgever is op initiatief van de werkgever beëindigd, nu zij de Nederlandse taal niet beheerst. De werkgever heeft haar een beëindigingsovereenkomst voorgelegd die zij op aangeven van de werkgever heeft ondertekend.
Ter zitting heeft schuldenares verklaart dat nu duidelijk aan haar is uitgelegd wat van haar wordt verwacht in het kader van de sollicitatieverplichting en dat zij aan de bewindvoerder de vacature, de motivatiebrief, de ontvangstbevestiging en de reactie op haar sollicitatie moet verstrekken. Indien haar nog een kans wordt gegeven, zal zij in het vervolg solliciteren overeenkomstig de richtlijnen die gelden binnen de schuldsaneringsregeling. Ten slotte heeft schuldenares verklaard dat zij kan instemmen met een mogelijke verlenging van de schuldsaneringsregeling.

3..De beoordeling

De rechtbank is van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat schuldenares één of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen niet naar behoren is nagekomen, aangezien schuldenares een tekortkoming in de sollicitatieverplichting van negen maanden heeft laten ontstaan. De bewindvoerder heeft verklaard dat schuldenares in de periode van februari 2022 tot en met september 2022 niet heeft gesolliciteerd. In de periode oktober tot en met januari 2023 heeft schuldenares minder dan 36 uur gewerkt. In de maanden oktober 2022, november 2022 en januari 2023 heeft schuldenares niet voldoende aanvullend gesolliciteerd. Schuldenares heeft haar arbeidsovereenkomst met ingang van
1 januari 2023 opgezegd. De rechtbank is van oordeel dat deze tekortkoming toerekenbaar is en beginsel de beëindiging van de regeling zou rechtvaardigen. Daarbij betrekt de rechtbank dat schuldenares vaak en op verschillende manieren is gewezen op de sollicitatieverplichting en de wijze waarop die moet worden nagekomen. Op 17 oktober 2022 heeft er ten overstaan van de rechter-commissaris een verhoor plaatsgevonden, waarbij de tekortkoming in de sollicitatieverplichting is besproken.
Schuldenares heeft ter zitting verklaard dat aan haar nu duidelijk is hoe zij moet solliciteren en dat zij zich in het vervolg aan haar sollicitatieverplichting zal houden. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank aanleiding om het verzoek om tussentijdse beëindiging van de regeling af te wijzen en in plaats daarvan de schuldsaneringsregeling met negen maanden te verlengen.
Schuldenares heeft met deze verlenging ingestemd. Gedurende de verlenging zullen alle uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen onverkort van kracht zijn.
Indien schuldenares niet 36 uur per week werkzaam is, dan benadrukt de rechtbank dat schuldenares dient te solliciteren conform de regels van de wettelijke schuldsanering. Schuldenares dient hierbij de instructies van de bewindvoerder op te volgen. De juiste invulling van de inspanningsverplichting is inmiddels meerdere keren uitgebreid met schuldenares besproken. De rechtbank benadrukt dat zij schuldenares nu een allerlaatste kans biedt om de schuldsaneringsregeling tot een goed einde te brengen. Alle uit de regeling voortvloeiende verplichtingen moeten in het vervolg door schuldenares stipt worden nagekomen, om een (tussentijdse) beëindiging van de schuldsaneringsregeling zonder schone lei te voorkomen.

4..De beslissing

De rechtbank:
- weigert de toepassing van de schuldsaneringsregeling tussentijds te beëindigen;
- wijzigt de termijn van de schuldsaneringsregeling, in die zin dat deze drie jaar en negen maanden bedraagt en daarmee eindigt op 8 december 2024;
- bepaalt dat gedurende de verlenging alle uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen onverkort van kracht blijven
.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Aukema, rechter, en in aanwezigheid van
C. van der Velde, griffier, uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 februari 2023. [1]

Voetnoten

1.