ECLI:NL:RBROT:2023:1713

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 februari 2023
Publicatiedatum
1 maart 2023
Zaaknummer
FT EA 23/78 en FT EA 23/81
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing voorlopige voorziening ex artikel 287b Faillissementswet in het kader van een huurkwestie met schuldsaneringsregeling

In deze zaak heeft verzoekster op 26 januari 2023 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 284 van de Faillissementswet (Fw) en artikel 287b, eerste lid, Fw, waarin zij vroeg om een voorlopige voorziening bij voorraad. De rechtbank heeft de behandeling van het verzoekschrift bepaald op 13 februari 2023. Verzoekster is echter niet verschenen op de zitting vanwege gezondheidsklachten. De vertegenwoordiger van verweerster heeft ook laten weten niet ter zitting te verschijnen en zich te refereren aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank heeft op 20 februari 2023 uitspraak gedaan.

De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster een bedreigende situatie ondervond, aangezien er een vonnis van 26 oktober 2022 was tot ontruiming van haar woonruimte. De rechtbank heeft de belangen van verzoekster, die in haar huurwoning wil blijven wonen en een minnelijk schuldhulpverleningstraject doorloopt, afgewogen tegen de belangen van verweerster, die het vonnis tot ontruiming wilde uitvoeren. De rechtbank oordeelde dat het belang van verzoekster zwaarder weegt, vooral omdat de lopende huurtermijnen worden voldaan en er een aanvraag voor woonurgentie is gedaan.

De rechtbank heeft de tenuitvoerlegging van het vonnis tot ontruiming opgeschort voor de duur van zes maanden, met de voorwaarde dat de lopende huurtermijnen tijdig worden voldaan. Tevens is verzoekster niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar kan zij in de toekomst een nieuw verzoek indienen. De beslissing is genomen door mr. M. Aukema, rechter, en is openbaar uitgesproken op 20 februari 2023.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
voorlopige voorziening ex artikel 287b Faillissementswet: toewijzing
toepassing schuldsaneringsregeling: niet-ontvankelijk
rekestnummers: [nummer]
uitspraakdatum: 20 februari 2023
[verzoekster],
wonende te [adres]
[woonplaats],
verzoekster.

1..De procedure

Verzoekster heeft op 26 januari 2023, met een verzoekschrift ex artikel 284 Faillissementswet (Fw), een verzoekschrift ex artikel 287b, eerste lid, Fw ingediend, waarin wordt gevraagd om een voorlopige voorziening bij voorraad.
In het vonnis van de rechtbank van 26 januari 2023 heeft de rechtbank de behandeling van het verzoekschrift bepaald op 13 februari 2023.
Ter zitting van 13 februari 2023 zijn verschenen en gehoord:
  • mevrouw L. Oliviera, werkzaam bij Plangroep (hierna: SHV);
  • mevrouw C. de Jonge, werkzaam bij de gemeente Lansingerland.
[verzoekster] (hierna: verzoekster) is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet ter terechtzitting verschenen. Verzoekster heeft laten weten wegens gezondheidsklachten niet aanwezig te kunnen zijn.
De heer / mevrouw P. van Ree, werkzaam bij deurwaarderskantoor Bazuin en Partners, heeft namens [verweerster] (hierna: verweerster) voorafgaand aan de zitting te weten bij brief van 8 februari 2023 aan de rechtbank laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.
De rechtbank heeft de uitspraak bepaald op heden.

2..Het verzoek

Het verzoek strekt ertoe op grond van artikel 287b, eerste lid, Fw, gedurende een termijn van zes maanden bij uitspraak een voorlopige voorziening te treffen en verweerster te verbieden het vonnis van de Rechtbank Rotterdam van 26 oktober 2022 tot ontruiming van de woonruimte van verzoekster ten uitvoer te leggen.
Schuldhulpverlening heeft ter terechtzitting verklaard dat verzoekster woonurgentie heeft aangevraagd, zodat verzoekster een woning kan zoeken die passend is bij haar financiële situatie. Voorts heeft schuldhulpverlening verklaard dat, zodra aan verzoekster de woonurgentie is toegekend, tevens aan haar een woonkostentoeslag zal worden verstrekt tot en met december 2023. De woonkostentoeslag wordt rechtstreeks aan de verhuurder overgemaakt. Schuldhulpverlening heeft ten slotte meegedeeld dat de maandelijkse lopende huurtermijnen worden voldaan door verzoekster onder toeziend oog van haar begeleider. Met verzoekster zal voorts de mogelijkheid van budgetbeheer en/of beschermingsbewind worden besproken. De gemeente stelt budgetbeheer en/of beschermingsbewind als voorwaarde om verzoekster verder te kunnen begeleiden.

3..Het verweer

Hoewel behoorlijk opgeroepen heeft verweerster geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid haar standpunt schriftelijk dan wel ter zitting toe te lichten. Verweerster heeft in haar brief van 8 februari 2023 laten weten zich te refereren aan het oordeel van de rechtbank.

4..De beoordeling

Allereerst dient te worden beoordeeld of sprake is van een bedreigende situatie zoals dwingend is voorgeschreven in artikel 287b, tweede lid, Fw. Nu verzoekster een kopie van het vonnis van de Rechtbank Rotterdam van 26 oktober 2022 tot ontruiming van de woonruimte van verzoekster en een kopie van het exploot van 16 januari 2023 heeft overgelegd waarin wordt aangekondigd dat verweerster op 7 februari 2023 zal overgaan tot ontruiming van de woning van verzoekster, is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een bedreigende situatie.
De wetgever heeft met een moratorium beoogd om een schuldenaar bij een – dreigende – executie een adempauze te bieden opdat de schuldenaar in staat wordt gesteld om met zijn schuldeisers een regeling van zijn schulden overeen te komen.
Artikel 287b Fw bevat geen criterium op grond waarvan kan worden beslist of de voorlopige voorziening dient te worden toegewezen dan wel afgewezen. De rechtbank zoekt daarom aansluiting bij de voorziening zoals genoemd in artikel 287, vierde lid, Fw waarbij een afweging dient plaats te vinden tussen het belang van verzoekster enerzijds en de schuldeiser, in dit geval verweerster, anderzijds.
Het belang van verzoekster bestaat erin dat zij in de huurwoning kan blijven wonen en dat het minnelijk schuldhulpverleningstraject door verzoekster kan worden doorlopen.
Het belang van verweerster bestaat erin dat zij het vonnis van 26 oktober 2022 ten uitvoer kan leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de lopende termijnen kunnen en zullen worden voldaan. Schuldhulpverlening heeft verklaard dat de lopende huurtermijnen worden voldaan. Daarnaast is woonurgentie in aanvraag. Nadat aan verzoekster woonurgentie is verleend, zal tot en met december 2023 woonkostentoeslag worden toegekend. Deze woonkostentoeslag wordt rechtstreeks aan de verhuurder overgemaakt. Tegen deze achtergrond dient het belang van verzoekster zwaarder te wegen dan het belang van verweerster.
De rechtbank acht termen aanwezig om ter zekerheid van de belangen van verweerster in het dictum een voorwaarde op te nemen. De verzochte voorziening zal onder de in het dictum genoemde voorwaarde worden toegewezen.
Nu het minnelijk traject naar verwachting niet op korte termijn zal zijn afgerond, zal verzoekster gelet op het bepaalde in artikel 285, eerste lid, sub f, in samenhang met artikel 287, tweede lid, Fw, ten aanzien van het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling ex artikel 284, tweede lid, Fw, niet-ontvankelijk worden verklaard. Zo nodig kan verzoekster te zijner tijd een nieuw verzoek indienen.

5..De beslissing

De rechtbank:
- schort de tenuitvoerlegging op van het op 26 oktober 2022 op verzoek van verweerster uitgesproken vonnis van deze rechtbank tot ontruiming van de huurwoning van verzoekster gelegen aan de [adres] te [woonplaats], voor de duur van deze voorziening en verlengt de huurovereenkomst zoals deze tussen partijen bestaat of bestond voor de duur van deze voorziening;
- bepaalt dat de genoemde voorziening geldt voor de duur van zes maanden;
- bepaalt dat deze voorziening slechts geldt zolang de lopende termijnen gedurende deze periode tijdig worden voldaan;
- bepaalt dat SHV die namens verzoekster de buitengerechtelijke schuldregeling gaat uitvoeren, uiterlijk twee weken voor het aflopen van de getroffen voorziening verslag uitbrengt als bedoeld in artikel 287b, zesde lid, Fw;
- verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek ex artikel 284, tweede lid, Fw.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Aukema, rechter, en in aanwezigheid van
C. van der Velde, griffier, in het openbaar uitgesproken op 20 februari 2023.