In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 20 februari 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van een dwangakkoord, ingediend door verzoekster, die te maken heeft met een aanzienlijke schuldenlast. Verzoekster heeft op 10 januari 2023 een verzoek ingediend om een schuldregeling aan te bieden aan haar negentien schuldeisers, waarvan één preferente en achttien concurrente schuldeisers. De totale schuldenlast bedraagt € 212.656,28. Verzoekster heeft een regeling aangeboden waarbij 23,19% aan de preferente schuldeisers en 11,595% aan de concurrente schuldeisers wordt betaald tegen finale kwijting. Tijdens de zitting op 13 februari 2023 heeft een meerderheid van de schuldeisers, achttien van de negentien, ingestemd met de regeling, maar [schuldeiser 2] heeft geweigerd in te stemmen.
De rechtbank heeft de belangen van verzoekster en de overige schuldeisers afgewogen tegen de belangen van [schuldeiser 2]. De rechtbank oordeelt dat de aangeboden regeling het uiterste is wat verzoekster kan bieden, gezien haar financiële situatie en de bevestiging van de schuldhulpverlening dat aan alle waarborgen is voldaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vordering van [schuldeiser 2] slechts 1,9% van de totale schuldenlast bedraagt en dat de meerderheid van de schuldeisers akkoord is gegaan met de regeling. De rechtbank heeft daarom besloten om [schuldeiser 2] te bevelen in te stemmen met de schuldregeling en heeft de kosten van de procedure aan [schuldeiser 2] opgelegd, die op nihil zijn begroot, aangezien verzoekster niet door een advocaat is bijgestaan.
De rechtbank heeft tevens het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling afgewezen, omdat de gedwongen schuldregeling in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat verzoekster kan doorgaan met het betalen van haar schulden.