In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 11 januari 2023, in de zaak tussen [naam eiseres] en de minister voor Langdurige Zorg en Sport, staat de schending van de hoorplicht centraal. Eiseres, die patiënten met myalgische encefalomyelitis (ME) vertegenwoordigt, heeft bezwaar gemaakt tegen de subsidieverlening aan de ME/CVS Stichting Nederland voor het jaar 2022. De minister verleende een subsidie van maximaal € 60.000,- aan de Stichting, waarop eiseres bezwaar maakte. Eiseres stelde dat zij niet was gehoord in de bezwaarprocedure, wat volgens haar in strijd is met artikel 7:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank oordeelt dat de hoorplicht inderdaad is geschonden, maar dat eiseres niet benadeeld is door deze schending, aangezien zij haar standpunt in beroep volledig heeft kunnen toelichten. De rechtbank verklaart het beroep tegen het niet-tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk en het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond. Tevens wordt bepaald dat de minister het door eiseres betaalde griffierecht van € 365,- dient te vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van de hoorplicht in bestuursrechtelijke procedures, maar ook dat niet elke schending leidt tot een nadelige uitkomst voor de betrokken partij.