ECLI:NL:RBROT:2023:171

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 januari 2023
Publicatiedatum
16 januari 2023
Zaaknummer
ROT 22/2351
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schending van de hoorplicht bij subsidieverlening aan patiëntenorganisatie voor ME/CVS

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 11 januari 2023, in de zaak tussen [naam eiseres] en de minister voor Langdurige Zorg en Sport, staat de schending van de hoorplicht centraal. Eiseres, die patiënten met myalgische encefalomyelitis (ME) vertegenwoordigt, heeft bezwaar gemaakt tegen de subsidieverlening aan de ME/CVS Stichting Nederland voor het jaar 2022. De minister verleende een subsidie van maximaal € 60.000,- aan de Stichting, waarop eiseres bezwaar maakte. Eiseres stelde dat zij niet was gehoord in de bezwaarprocedure, wat volgens haar in strijd is met artikel 7:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank oordeelt dat de hoorplicht inderdaad is geschonden, maar dat eiseres niet benadeeld is door deze schending, aangezien zij haar standpunt in beroep volledig heeft kunnen toelichten. De rechtbank verklaart het beroep tegen het niet-tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk en het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond. Tevens wordt bepaald dat de minister het door eiseres betaalde griffierecht van € 365,- dient te vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van de hoorplicht in bestuursrechtelijke procedures, maar ook dat niet elke schending leidt tot een nadelige uitkomst voor de betrokken partij.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/2351

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 januari 2023 in de zaak tussen

[naam eiseres], uit [vestigingsplaats], eiseres,

(gemachtigde: drs. G. den Broeder),
en

de minister voor Langdurige Zorg en Sport, verweerder,

(gemachtigde: mr. E. van Brandwijk).

Procesverloop

In het besluit van 8 december 2021 (primair besluit) heeft verweerder aan de ME/CVS Stichting Nederland (de Stichting) een instellingssubsidie voor het jaar 2022 (de subsidie) verleend voor een bedrag van maximaal € 60.000,-.
Eiseres heeft op 2 januari 2022 bezwaar gemaakt tegen het primair besluit.
Eiseres heeft verweerder op 9 april 2022 en op 11 mei 2022 in gebreke gesteld.
Op 16 mei 2022 heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet-tijdig nemen van een beslissing op bezwaar.
Op 20 mei 2022 (bestreden besluit) heeft verweerder alsnog een beslissing op bezwaar genomen, waarbij het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond is verklaard en aan eiseres een dwangsom van € 1.442,- is toegekend.
Eiseres heeft haar beroep gehandhaafd en nadere beroepsgronden ingediend.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 12 december 2022 op zitting behandeld. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en door [naam 1].

Overwegingen

Deelname van de Stichting aan het geding
1. Bij brief van 9 augustus 2022 en bij aangetekende brief van 27 oktober 2022 heeft de rechtbank aan de Stichting verzocht om binnen twee weken schriftelijk mee te delen of zij als belanghebbende aan de beroepsprocedure wil deelnemen. Hierbij is vermeld dat indien binnen deze termijn geen bericht is ontvangen, ervan wordt uitgegaan dat zij niet als belanghebbende wil deelnemen. De Stichting heeft geen reactie ingezonden.
2. Als gevolg van een administratieve vergissing is op 8 december 2022 een kennisgeving voor de zitting van 12 december 2022 aan de Stichting verzonden, waarop de Stichting op 8 december 2022 een reactie op het beroep van eiseres heeft ingediend en [naam 2] namens de Stichting op de zitting is verschenen. Nu de Stichting in reactie op de brieven van 9 augustus en 27 oktober 2022 niet tijdig heeft verklaard deel te willen nemen aan de procedure heeft de rechtbank het door haar toegezonden stuk buiten beschouwing gelaten en is zij tijdens de zitting niet in de gelegenheid gesteld het woord te voeren. Ook bestaat er geen reden voor heropening van het onderzoek om de Stichting alsnog in de gelegenheid te stellen ter zitting het woord te voeren.
Het beroep niet-tijdig-beslissen
3. Niet in geschil is dat de beslistermijn voor het nemen van een beslissing op bezwaar is overschreden. Bij het bestreden besluit is een dwangsom van € 1.442,- toegekend. Eiseres heeft geen gronden ingediend tegen het dwangsombesluit. Ook heeft verweerder inmiddels een beslissing op bezwaar genomen.
4. Doordat verweerder de dwangsom heeft toegekend en ook inhoudelijk een besluit heeft genomen, heeft eiseres geen procesbelang meer bij een beoordeling van haar beroep tegen het niet-tijdig nemen van een besluit. Dit beroep is daarom niet-ontvankelijk.
Het beroep tegen het bestreden besluit
5. Eiseres vertegenwoordigt patiënten die lijden aan de ziekte myalgische encefalomyelitis (ME) en houdt zich onder meer bezig met belangenbehartiging, voorlichting en lotgenotencontact. Zij heeft op 30 september 2021 instellingssubsidie voor patiënten- en gehandicaptenorganisaties (pg-organisaties) voor het jaar 2022 aangevraagd. Deze aanvraag is afgewezen, onder meer omdat er al een organisatie is die een instellingssubsidie ontvangt en mensen met ME vertegenwoordigt. Die organisatie is de Stichting. Tegen deze afwijzing heeft eiseres beroep ingesteld, dat bij de rechtbank is geregistreerd met nummer ROT 22/3252.
Het beroep waarover deze uitspraak gaat is gericht tegen het toekennen van subsidie aan de Stichting.
6.1.
Verweerder heeft het bezwaar kennelijk ongegrond verklaard. De Stichting voldoet volgens verweerder aan het subsidiebeleid, omdat de Stichting zich blijkens haar statuten en haar website onder meer richt op mensen met ME. Verweerder volgt eiseres niet in haar standpunt dat de Stichting ME-patiënten niet als doelgroep beschouwt. Het gegeven dat de Stichting geen onderscheid maakt tussen ME of CVS doet hier niet aan af.
6.2.
Eiseres voert in beroep aan dat zij ten onrechte niet is gehoord in bezwaar. Voorts voert zij aan - kort weergegeven - dat zij zich niet vertegenwoordigt acht door de Stichting, omdat de Stichting zich alleen bezig houdt met onverklaarde vermoeidheid (systemic exercise intolerance disease, SEID) en niet met de specifieke (hersen)aandoening ME. Voorts wijst eiseres er op dat de door de Stichting gestelde aandoening - ME/CVS - niet voorkomt in de
International Statistical Classification of Diseases and Related Health Problems(ICD-10).
7. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
8. Volgens artikel 7:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) stelt een bestuursorgaan een belanghebbende in de gelegenheid te worden gehoord, voordat op het bezwaar wordt beslist. Op grond van artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Awb kan van het horen worden afgezien indien het bezwaar kennelijk ongegrond is. Verweerder heeft van het horen afgezien omdat hetgeen eiseres in bezwaar naar voren heeft gebracht al aan de orde is geweest in zaken over afwijzingen van aanvragen van eiseres in eerdere jaren. Op deze grond heeft verweerder niet van het horen mogen afzien, nu deze niet noodzakelijkerwijs tot de conclusie leidt dat er redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat het bezwaar ongegrond is. Dit betekent dat verweerder de hoorplicht heeft geschonden. Omdat niet aannemelijk is dat eiseres door deze schending is benadeeld, mede nu zij in beroep haar standpunt ten volle naar voren heeft kunnen brengen en verweerder daarop heeft gereageerd, zal de rechtbank dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Awb passeren.
9.1.
Instellingssubsidies voor pg-organisaties worden verstrekt op grond van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS (de Kaderregeling). Het subsidiebeleid is uitgewerkt in de bijlage van het Besluit vaststelling beleidskader inzake subsidiëring van patiënten- en gehandicaptenorganisaties 2019–2022 (de Beleidsregels).
9.2.
Uit paragraaf 2.1., onder b, van de Beleidsregels volgt dat alleen subsidie wordt verstrekt aan organisaties die zich richten op groepen van mensen met een of meer door de medisch wetenschappelijke beroepsgroep onderscheiden aandoeningen. Dit wordt allereerst getoetst aan de hand van de tiende editie van de ICD-10. ME is in de ICD-10 opgenomen onder G93.3 (
Postviral fatigue syndrome; Benign myalgic encephalomyelitis).
9.3.
Voor de (overige) relevante wet- en regelgeving wordt verwezen naar de bijlage die onderdeel uitmaakt van deze uitspraak.
10. Verweerder heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat de Stichting een organisatie is die zich onder meer op de belangen van ME-patiënten richt. Verweerder verwijst hiervoor terecht naar artikel 2, eerste lid, van de statuten van de Stichting en de website van de Stichting, waaruit volgt dat de Stichting zich onder meer richt op de belangen van ME-patiënten. Dat de Stichting ervoor heeft gekozen om de naam ME/CVS te hanteren, doet hier niet aan af, nu dit niet betekent dat zij zich niet langer op de belangen van ME-patiënten zou kunnen richten. Dit betekent dat ook niet relevant is dat de benaming ME/CVS niet voorkomt in de ICD-10, omdat ME hier wel in voorkomt. Ten aanzien van de stelling van eiseres dat de Stichting zich in werkelijkheid richt op SEID heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat dit niet blijkt uit de statuten en de website van de Stichting. Verweerder heeft zich daarom op het standpunt mogen stellen dat sprake is van een onderscheiden aandoening zoals bedoeld in 2.1., onder b, van de Beleidsregels. Er is overigens geen reden om tot een andere beoordeling te komen dan in de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 21 september 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:2756).
Al hetgeen eiseres overigens naar voren heeft gebracht heeft de rechtbank niet tot een ander oordeel kunnen leiden.
11. Het beroep tegen het bestreden besluit is ongegrond.
12. Omdat verweerder de hoorplicht heeft geschonden moet hij het door eiseres betaalde griffierecht vergoeden.
13. Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht van € 365,- dient te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H. Bedee, rechter, in aanwezigheid van mr. F. van Ommeren, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 11 januari 2023.
De rechter is verhinderd om de uitspraak
te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Bijlage: wet- en regelgeving

Het Besluit vaststelling beleidskader inzake subsidiëring van patiënten- en gehandicaptenorganisaties 2019–2022 luidt – voor zover hier van belang – als volgt:
Bijlage bij het Besluit vaststelling beleidskader inzake subsidiëring van patiënten- en gehandicaptenorganisaties 2019–2022
Hoofdstuk 2. – Uitgangspunten subsidiebeleid
2.1.
Uitgangspunten
(…)
b) onderscheiden aandoening
Er kan alleen subsidie verstrekt worden aan organisaties die zich richten op groepen van mensen met een of meer door de medisch wetenschappelijke beroepsgroep onderscheiden aandoeningen.
Het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) toetst dit allereerst aan de hand van de ICD-10. Wanneer een aandoening nog niet is geregistreerd in de ICD-10, dient een organisatie bij de aanvraag van een instellingsubsidie aan te tonen dat de medisch wetenschappelijke beroepsgroep het onderwerp als zelfstandige aandoening onderscheidt. Indien de aandoening niet eenduidig als onderscheiden aandoening wordt beschouwd, vormt het ministerie van VWS zich een oordeel over de vraag of al dan niet sprake is van een onderscheiden aandoening. Daartoe kan het ministerie van VWS nadere informatie inwinnen bij de medisch wetenschappelijke beroepsgroep die de aandoening behandelt. Daarnaast kan het ministerie van VWS-advies inwinnen van bijvoorbeeld het Zorginstituut Nederland of de Gezondheidsraad en die adviezen betrekken bij haar besluitvorming over de aanvraag.
Hoofdstuk 3. – Subsidiestroom 1
(…)
3.3.2.
Organisatiecriteria
De subsidie aanvragende organisatie voldoet aan de volgende criteria:
(…)
d) De organisatie richt zich blijkens statuten én daadwerkelijke activiteiten primair en rechtstreeks op individuele cliënten door informatievoorziening, lotgenotencontact en/of belangenbehartiging. Dat doet de organisatie vanuit het perspectief van de cliënten zelf, rekening houdend met hun specifieke aandoening- of beperkingsgerichte behoeften, hun belangen en hun positie in de Nederlandse samenleving;
(…)
3.3.3.
Inhoudelijke criteria: nieuwe subsidie aanvragende organisaties
(…)
Voor nieuwe subsidie aanvragende organisaties (die in het voorgaande jaar geen subsidie hebben ontvangen) gelden de volgende aanvullende criteria om in aanmerking te kunnen komen voor subsidie:
(…)
b) Subsidieverlening is voorts alleen mogelijk indien er geen andere pg-organisatie is die in het voorafgaande jaar reeds een instellingssubsidie op grond van het beleidskader heeft ontvangen en zich richt op dezelfde, een verwante of een vergelijkbare aandoening of beperking, dan wel zich richt op een bredere doelgroep die qua werkterrein overlappend is. Het is immers niet doelmatig en doeltreffend als er nieuwe organisaties bijkomen die zich op een beperkte doelgroep richten of op andere wijze bijdragen aan versnippering in plaats van krachtenbundeling. De nieuwe subsidie aanvragende organisatie moet derhalve kunnen aantonen dat de aandoening of daarmee samenhangende beperking niet door een reeds gesubsidieerde pg-organisatie wordt vertegenwoordigd.