ECLI:NL:RBROT:2023:1703

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 februari 2023
Publicatiedatum
1 maart 2023
Zaaknummer
FT EA 22/1143 en FT EA 22/1144
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een dwangakkoord en saneringskrediet in het kader van de schuldsanering

Op 8 februari 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekster een schuldregeling heeft aangeboden aan haar schuldeisers. Verzoekster, die kampt met ernstige psychische klachten en geen zelfstandige woonruimte heeft, heeft op 23 december 2022 een verzoek ingediend om een tweetal schuldeisers te bevelen in te stemmen met haar aangeboden schuldregeling. Deze regeling houdt in dat verzoekster 1,85% van haar totale schuldenlast van € 92.617,24 aan haar concurrente schuldeisers zou betalen, gefinancierd door een saneringskrediet van de schuldhulpverlening.

Tijdens de zitting zijn de weigerende schuldeisers, [schuldeiser 1] en [schuldeiser 2], niet verschenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat zes van de acht schuldeisers met de regeling instemden, en dat de vorderingen van de weigerende schuldeisers samen 21% van de totale schuldenlast uitmaken. De rechtbank heeft de belangen van verzoekster en de instemmende schuldeisers zwaarder laten wegen dan die van de weigerende schuldeisers, die geen inhoudelijke argumenten hebben aangedragen voor hun weigering.

De rechtbank oordeelde dat de aangeboden regeling het uiterste is wat verzoekster kan bieden, gezien haar financiële situatie en de kosten die een wettelijke schuldsaneringsregeling met zich mee zou brengen. De rechtbank heeft het verzoek om de weigerende schuldeisers te bevelen in te stemmen met de schuldregeling toegewezen en hen veroordeeld in de kosten van de procedure, die op nihil zijn begroot. Tevens is het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling afgewezen, en is bepaald dat het vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer]
uitspraakdatum: 8 februari 2023
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [adres]
[woonplaats],
verzoekster.

1..De procedure

Verzoekster heeft op 23 december 2022, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om een tweetal schuldeisers, te weten:
  • [schuldeiser 1] (hierna: [schuldeiser 1]);
  • [schuldeiser 2], in behandeling bij deurwaarderskantoor Korenhof & Partners (hierna: [schuldeiser 2]),
die weigeren mee te werken aan een door verzoekster aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
Ter zitting van 8 februari 2023 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoekster;
  • de heer I. Smit, werkzaam bij Kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlening).
De weigerende schuldeisers zijn, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2..Het verzoek

Verzoekster heeft volgens het ingediende verzoekschrift acht concurrente schuldeisers. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 92.617,24 van verzoekster te vorderen.
Verzoekster heeft bij brief van 26 oktober 2022 een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers, inhoudende een betaling van 1,85% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De afloscapaciteit van verzoekster is gebaseerd op ongewijzigde voortzetting van haar Participatiewet-uitkering. Verzoekster heeft ernstige psychische klachten en staat op de wachtlijst voor een behandeling. Zij gebruikt zware medicijnen om haar klachten onder controle te houden. Verzoekster heeft op dit moment geen zelfstandige woonruimte. Het is niet te verwachten dat verzoekster de aankomende jaren een inkomen zal verwerven dat hoger is dan haar huidige inkomen.
Volgens de aangeboden schuldregeling wordt het aangeboden percentage – door middel van een door schuldhulpverlening ter beschikking gesteld saneringskrediet – in één keer aan de schuldeisers uitgekeerd.
Verzoekster heeft zich op het standpunt gesteld dat zij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan haar schuldeisers aan te bieden. Verzoekster heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan en haar vaste lasten worden inmiddels door haar budgetbeheerder voldaan.
Zes schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. [schuldeiser 1] en [schuldeiser 2] stemmen hier niet mee in. [schuldeiser 1] heeft een vordering van € 8.600,44 op verzoekster, welke 9,5% van de totale schuldenlast beloopt. [schuldeiser 2] heeft een vordering van € 10.662,51 op verzoekster, welke 11,5% van de totale schuldenlast beloopt.

3..Het verweer

In de contacten met schuldhulpverlening heeft [schuldeiser 1] te kennen gegeven het aangeboden bedrag te laag te vinden. Het aanbod zou niet in verhouding staan met de totale schuldvordering. [schuldeiser 2] heeft niet inhoudelijk op het voorstel gereageerd.
Hoewel behoorlijk opgeroepen hebben [schuldeiser 1] en [schuldeiser 2] geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid hun standpunten ter zitting toe te lichten.

4..De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van [schuldeiser 1] en [schuldeiser 2] bij hun weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of [schuldeiser 1] en [schuldeiser 2] in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling hebben kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij hebben bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoekster of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de vorderingen van [schuldeiser 1] en [schuldeiser 2] een aandeel vormen in de totale schuldenlast van 21%.
Een ruime meerderheid van de schuldeisers, namelijk zes van de acht schuldeisers, is met de aangeboden regeling akkoord gegaan.
De rechtbank stelt ook vast dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij, te weten Kredietbank Rotterdam. Voorts is het voorstel naar het oordeel van de rechtbank goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank is van oordeel dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoekster in staat moet worden geacht.
Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verzoekster niet beschikt over betaald werk. Verzoekster heeft ernstig psychische klachten en staat op de wachtlijst voor een behandeling. Zij gebruikt zware medicijnen om haar klachten onder controle te houden. Voldoende aannemelijk is geworden dat zij in de komende jaren geen inkomen zal kunnen verwerven dat hoger is dan haar huidige inkomen.
Naar verwachting zal de uitwerking van het voorstel een gunstiger resultaat hebben voor de schuldeisers dan in de situatie dat de schuldsaneringsregeling op verzoekster van toepassing zou zijn, zoals subsidiair verzocht. Immers, de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling zal aanzienlijke kosten met zich brengen, bestaande uit salaris voor de bewindvoerder en griffierecht, die in mindering komen op hetgeen verzoekster zou kunnen afdragen in de schuldsaneringsregeling. Dat betekent dat toepassing van de schuldsaneringsregeling de schuldeisers minder zou opleveren dan bij het akkoord wordt aangeboden. Daar komt nog bij dat een eventuele bate voor de schuldeisers pas aan het einde van de schuldsaneringsregeling wordt uitgekeerd, terwijl de aangeboden regeling erin voorziet dat het aangeboden bedrag ineens en op korte termijn betaalbaar wordt gesteld.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de belangen van verzoekster die vanuit een stabiele situatie haar schuldenproblematiek wil oplossen en van de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod, zwaarder wegen dan die van [schuldeiser 1] en [schuldeiser 2], die geweigerd hebben in te stemmen.
Het verzoek om [schuldeiser 1] en [schuldeiser 2] te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt daarom toegewezen.
[schuldeiser 1] en [schuldeiser 2] zullen als de in het ongelijk gestelde partijen worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Nu voor het onderhavige verzoekschrift geen griffierecht verschuldigd is en verzoekster niet is bijgestaan door een advocaat, worden de kosten begroot op nihil.
De rechtbank stelt vast dat er thans een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Hieruit volgt dat verzoekster zal kunnen voortgaan met het betalen van haar schulden en dat zij niet verkeert in de toestand dat zij heeft opgehouden te betalen zodat het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal worden afgewezen.

5..De beslissing

De rechtbank:
- beveelt [schuldeiser 1] en [schuldeiser 2] om in te stemmen met de door verzoekster aangeboden schuldregeling;
- veroordeelt [schuldeiser 1] en [schuldeiser 2] in de kosten van deze procedure, aan de zijde van verzoekster begroot op nihil;
- bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming;
- wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Damsteegt, rechter, en in aanwezigheid van
C. van der Velde, griffier, in het openbaar uitgesproken op 8 februari 2023. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.