ECLI:NL:RBROT:2023:1702

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 februari 2023
Publicatiedatum
1 maart 2023
Zaaknummer
FT EA 22/1124
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een verzoek tot gedwongen schuldregeling op basis van de belangen van de weigerende schuldeiser

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 8 februari 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van een gedwongen schuldregeling, ingediend door een verzoeker met dertien schuldeisers. De verzoeker had een schuldregeling aangeboden aan zijn schuldeisers, waarbij hij 6,21% aan de preferente schuldeisers en 3,11% aan de concurrente schuldeisers wilde betalen. Echter, één schuldeiser weigerde in te stemmen met deze regeling, wat leidde tot het verzoek aan de rechtbank om deze schuldeiser te bevelen in te stemmen.

De rechtbank heeft de situatie beoordeeld en vastgesteld dat de weigerende schuldeiser, die een vordering van € 1.950,00 had, een auto op huurkoopbasis aan de verzoeker had verstrekt. Deze auto was echter onvindbaar, en de verzoeker had onvoldoende inspanningen geleverd om de auto terug te vinden. De rechtbank oordeelde dat de belangen van de weigerende schuldeiser zwaarder wogen dan die van de verzoeker en de overige schuldeisers. De rechtbank concludeerde dat de weigering van de schuldeiser om in te stemmen met de schuldregeling niet onredelijk was, gezien de omstandigheden van de zaak.

Daarom heeft de rechtbank het verzoek om de schuldeiser te bevelen in te stemmen met de aangeboden schuldregeling afgewezen. De rechtbank zal in een aparte beslissing op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling beslissen. Deze uitspraak benadrukt het belang van de belangen van schuldeisers in het kader van gedwongen schuldregelingen en de verantwoordelijkheden van de verzoeker in het terugvinden van onvindbare activa.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer]
uitspraakdatum: 8 februari 2023
afwijzen gedwongen schuldregeling
in de zaak van:
[naam verzoeker],
wonende te [adres]
[woonplaats],
verzoeker.

1..De procedure

Verzoeker heeft op 15 december 2022, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a lid 1 Faillissementswet ingediend om één schuldeiser, te weten:
- [schuldeiser], hierna te noemen: [schuldeiser];
die weigert mee te werken aan een door verzoeker aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
Ter zitting van 1 februari 2023 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoeker;
  • mevrouw G. Fontijne, werkzaam bij Kredietbank Rotterdam (hierna te noemen: schuldhulpverlening);
  • mevrouw R. van Soest en de heer K. Jansen, beiden werkzaam bij de Maas Dienstverlening (hierna te noemen: beschermingsbewindvoerder);
  • de heer B. Meyster, werkzaam bij Centrum voor Dienstverlening (hierna te noemen: maatschappelijk werk);
  • [naam], werkzaam bij [schuldeiser].
De uitspraak is bepaald op heden.

2..Het verzoek

Verzoeker heeft volgens het ingediende verzoekschrift dertien schuldeisers, waarvan twee preferente en dertien concurrente schuldeisers. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 100.961,39 van verzoeker te vorderen. Verzoeker heeft bij brief van
22 september 2022 een schuldregeling aangeboden aan zijn schuldeisers, inhoudende een betaling van 6,21% aan de preferente schuldeisers en 3,11% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De afloscapaciteit van verzoeker is gebaseerd op ongewijzigde voortzetting van zijn PW-uitkering. Verzoeker heeft een turbulente periode in zijn leven doorgemaakt. Hij is geruime tijd dakloos geweest en tracht met behulp van begeleiding van het CVD (vanuit de Wet Maatschappelijke Ondersteuning) zijn leven op orde te krijgen. Deze begeleiding duurt in ieder geval nog een half jaar, maar kan verlengd worden. Verzoeker is daarnaast onder behandeling bij de Waag. Volgens de aangeboden schuldregeling wordt het aangeboden percentage – door middel van een door schuldhulpverlening ter beschikking gesteld saneringskrediet – in één keer aan de schuldeisers uitgekeerd.
Verzoeker heeft zich op het standpunt gesteld dat hij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan zijn schuldeisers aan te bieden. Verzoeker heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan en zijn vaste lasten worden inmiddels door zijn beschermingsbewindvoerder voldaan.
In reactie op het hierna te bespreken verweer van [schuldeiser] heeft verzoeker verklaard dat het juist is dat hij een tweetal auto’s op basis van huurkoop bij [schuldeiser] heeft afgenomen. Het gaat hier om een Fiat en een Opel Aguila. De Fiat is door [schuldeiser] teruggehaald. Verzoeker weet niet waar de Opel zich bevindt. Verzoeker heeft een bedrijf gehad. Een voormalig werknemer ging terug naar Portugal en heeft de Opel gebruikt. Het is onbekend waar deze voormalig werknemer de Opel heeft gestald. Het enige wat verzoeker weet is dat het ergens in Amsterdam was. Verder voert verzoeker aan dat een schuldregeling in het belang van de gezamenlijke schuldeisers is, niet alleen vanwege de hoogte van het aangeboden bedrag maar ook vanwege het feit dat dit bedrag op korte termijn beschikbaar wordt gesteld.
Twaalf schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. [schuldeiser] stemt hier niet mee in. Zij heeft een vordering van € 1.950,00 op verzoeker.

3..Het verweer

In de contacten met schuldhulpverlening en ter zitting heeft [schuldeiser] te kennen gegeven het aangeboden bedrag te laag te vinden. Het aanbod zou niet in verhouding staan met de totale schuldvordering. Ter zitting heeft [schuldeiser] verklaard dat er sprake is van een tweetal overeenkomsten op huurkoopbasis met betrekking tot een Fiat en een Opel Aguila. Tijdens de looptijd van de overeenkomst blijft het gehuurde eigendom van [schuldeiser]. De vorderingen werden door verzoeker niet betaald. De auto’s werden niet teruggegeven. De Fiat is door [schuldeiser] uiteindelijk opgehaald. De stallingsplaats van de Opel is onbekend. [schuldeiser] heeft veel moeite gedaan de auto op te sporen maar het is niet gelukt. [schuldeiser] stelt zich op het standpunt dat verzoeker het eigendom van [schuldeiser] heeft verduisterd door de Opel niet terug te geven, noch mee te werken aan het terugvinden van de auto. [schuldeiser] is een kleine onderneming, de handelwijze van verzoeker heeft een grote impact op het bedrijf. Gelet op het vorenstaande is [schuldeiser] dan ook van mening dat zij niet akkoord hoeft te gaan met het voorstel van verzoeker.

4..De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van [schuldeiser] bij haar weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of [schuldeiser] in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoeker of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend en overweegt daartoe als volgt.
Voor de rechtbank weegt zwaar de wijze waarop de vordering van [schuldeiser] is ontstaan. [schuldeiser] heeft een auto op basis van huurkoop aan verzoeker ter beschikking gesteld, welke auto thans onvindbaar is. De auto is eigendom van [schuldeiser]. Verzoeker heeft weinig moeite gedaan de auto te vinden. Hij heeft gesteld dat de auto door een voormalig werknemer is gebruikt en ergens in Amsterdam is achtergelaten. Verzoeker diende ervoor te zorgen dat de auto weer werd teruggegeven aan de eigenaar. Daar had hij in ieder geval zijn uiterste best voor moeten doen. Minst genomen had hij bij de voormalig werknemer uitgebreid navraag kunnen doen waar de auto was geparkeerd. Gesteld noch gebleken is dat verzoeker dat heeft gedaan. De rechtbank is daarom van oordeel dat de bezwaren van [schuldeiser] voldoende gegrond zijn en dat in deze concrete omstandigheden geen sprake is van onredelijke weigering van [schuldeiser], ook niet als de belangen van verzoeker en de overige schuldeisers daarbij worden betrokken.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de belangen van [schuldeiser] als weigerende schuldeiser zwaarder wegen dan die van verzoeker of de overige schuldeisers. Het verzoek om [schuldeiser] te bevelen in te stemmen met de door verzoeker aangeboden schuldregeling wordt daarom afgewezen.
De rechtbank zal bij afzonderlijke beslissing op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling beslissen.

5..De beslissing

De rechtbank:
- wijst af het verzoek om een gedwongen schuldregeling te bevelen.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Damsteegt, rechter, en in aanwezigheid van
C. van der Velde, griffier, in het openbaar uitgesproken op 8 februari 2023.