ECLI:NL:RBROT:2023:1699

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 januari 2023
Publicatiedatum
1 maart 2023
Zaaknummer
FT EA 22/1041
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een verzoek tot gedwongen schuldregeling in het kader van de schuldsaneringsregeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 11 januari 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling door verzoekster, die een schuldregeling had aangeboden aan haar schuldeisers. Verzoekster had op 23 november 2022 een verzoek ingediend om een schuldeiser, Komkids Kinderopvang B.V., te bevelen in te stemmen met de aangeboden schuldregeling. Komkids had echter geweigerd mee te werken aan deze regeling, wat leidde tot de rechtszaak. Tijdens de zitting op 4 januari 2023 was Komkids niet verschenen, maar had wel een verweerschrift ingediend. De rechtbank moest beoordelen of Komkids in redelijkheid kon weigeren in te stemmen met de schuldregeling.

De rechtbank overwoog dat het aanbod van verzoekster, dat gebaseerd was op een saneringskrediet en haar huidige inkomsten uit de Participatiewet, niet het maximaal haalbare was. Verzoekster was tijdelijk ontheven van de sollicitatieplicht, maar er was onvoldoende bewijs dat zij na deze periode niet in staat zou zijn om te werken. De rechtbank concludeerde dat de belangen van Komkids, die een vordering had van € 2.380,29, zwaarder wogen dan die van verzoekster en de overige schuldeisers. Daarom werd het verzoek om Komkids te bevelen in te stemmen met de schuldregeling afgewezen. De rechtbank zal in een aparte uitspraak beslissen over het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer01]
uitspraakdatum: 11 januari 2023
afwijzen gedwongen schuldregeling
in de zaak van:
[verzoekster01],
wonende te [adres01]
[postcode01] [woonplaats01] ,
verzoekster.

1.De procedure

Verzoekster heeft op 23 november 2022, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet (Fw) ingediend om een schuldeiser, te weten:
- Komkids Kinderopvang B.V., hierna: ‘Komkids’;
die weigert mee te werken aan een door verzoekster aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
Komkids heeft voorafgaand aan de zitting een verweerschrift ingediend.
Ter zitting van 4 januari 2023 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoekster;
  • mevrouw [naam01] , werkzaam bij de Kredietbank Rotterdam (hierna te noemen schuldhulpverlening);
  • de heer D. Koerdanlal, werkzaam bij MDL beschermingsbewind (hierna te noemen beschermingsbewindvoerder)
  • mevrouw mr. C. Car, advocaat van verzoekster (hierna te noemen advocaat).
Komkids is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, om proceseconomische redenen niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het verzoek

Verzoekster heeft volgens het ingediende verzoekschrift zevenentwintig schuldeisers met 35 vorderingen. Eén schuldeiser heeft zowel een preferente als een concurrente vordering. De overige zesentwintig schuldeisers hebben in totaal drieëndertig concurrente vorderingen. Deze schuldeisers hebben volgens het verzoekschrift tot toepassing van de schuldsaneringsregeling in totaal een bedrag van € 61.594,36 van verzoekster te vorderen.
Verzoekster heeft bij brief van 2 september 2022 een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers, inhoudende een betaling van 4,76 % aan de preferente schuldeisers en 2,38 % aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting. Ten tijde van de aanbiedingsbrief van 2 september 2022 hadden één preferente schuldeiser en vijfendertig concurrente schuldeisers in totaal een bedrag van € 62.663,00 van verzoekster te vorderen. De schuldenlast uit het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling blijkt lager te zijn. Uit de verklaring ex artikel 285, eerste lid, Fw blijkt dat tegen finale kwijting aan de preferente schuldeisers een aanbod is gedaan van 4,83% en aan de concurrente schuldeisers een aanbod van 2,42 %.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De afloscapaciteit van verzoekster is gebaseerd op de ongewijzigde voortzetting van de uitkering op grond van de Participatiewet (Pw) die verzoekster ontvangt. Verzoekster is vanuit de gemeente voor de periode van 21 november 2022 tot en met 1 februari 2023 ontheven van de sollicitatieplicht. Na de ontheffingsperiode gelden alle arbeidsverplichtingen weer. Volgens de aangeboden schuldregeling wordt het aangeboden percentage – door middel van een door schuldhulpverlening ter beschikking gesteld saneringskrediet – in één keer aan de schuldeisers uitgekeerd. Verzoekster staat sinds 20 november 2020 onder beschermingsbewind bij MDL Beschermingsbewind. De beschermingsbewindvoerder heeft ter zitting verklaard dat de financiële situatie van verzoekster stabiel is.
Schuldhulpverlening heeft in reactie op het verweerschrift van Komkids verklaard dat zij niet verwacht dat verzoekster gezien haar gezondheidsklachten op (korte) termijn in staat zal zijn om te werken. Verzoekster is via de afdeling werk en inkomen weliswaar aangemeld voor een speciaal project voor speciale doelgroepen, maar het is niet duidelijk wanneer zij in staat wordt geacht om daaraan deel te nemen. De onderliggende problematiek van verzoekster is naar verwachting niet binnen drie jaar opgelost. Indien dat wel zo zou zijn, dan verwacht schuldhulpverlening niet dat de aflossingscapaciteit noemenswaardig hoger zal liggen. Schuldhulpverlening heeft verder verklaard dat verzoekster gezien haar gezondheidsklachten passende zorg nodig heeft. Deze passende zorg werd eerst niet verstrekt, maar ontvangt zij sinds kort wel. Schuldhulpverlening meent voorts dat een afwijzing van het verzoek leidt tot benadeling van de andere schuldeisers.
Zesentwintig schuldeisers met vierendertig vorderingen stemmen met de aangeboden schuldregeling in. Komkids stemt hier niet mee in. Zij heeft een vordering van € 2.380,29 op verzoekster.

3.Het verweer

In correspondentie met schuldhulpverlening en in haar verweerschrift heeft Komkids zich op het standpunt gesteld dat het verzoek moet worden afgewezen. Zij voert daartoe – kort samengevat – het volgende aan. In de visie van Komkids heeft verzoekster niet het maximaal haalbare aangeboden. De aangeboden regeling is gebaseerd op een Pw-uitkering. Ondanks dat verzoekster niet volledig arbeidsongeschikt is, wordt er niet door verzoekster gesolliciteerd. Verzoekster spant zich dan ook niet tot haar uiterste in om de opbrengst voor de schuldeisers zo hoog mogelijk te laten zijn. In het aanbod is bovendien niet uitgelegd op welke wijze wordt gecontroleerd hoe en of verzoekster zich inspant om haar aflossingscapaciteit te vergroten. Komkids wijst er daarbij op dat in de wettelijke schuldsaneringsregeling wettelijke waarborgen bestaan om te verzekeren dat verzoekster zich maximaal inspant om zoveel mogelijk baten voor haar schuldeisers te verwerven. Van een benadeling van de andere schuldeisers is ook geen sprake. Ook de (andere) schuldeisers hebben belang bij de wettelijke waarborgen die de wettelijke schuldsaneringsregeling biedt. Het aanbod is bovendien dusdanig gering, 2,38%, dat niet van benadeling gesproken kan worden. Tot slot merkt Komkids nog op dat verzoekster de door haar ontvangen kinderopvangtoeslag niet heeft aangewend om haar vordering (gedeeltelijk) te voldoen. Deze ontvangsten zijn derhalve misbruikt voor andere zaken. Verzoekster heeft hier ook geen uitleg over verschaft.
Hoewel behoorlijk opgeroepen heeft de weigerende schuldeiser geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid haar standpunten ter zitting (verder) toe te lichten.

4.De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van Komkids bij haar weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of Komkids in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoekster of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend en overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is dat het voorstel, in de vorm van een saneringskrediet, het uiterste is waartoe verzoekster in staat moet worden geacht. Het aanbod betreft een saneringskrediet gebaseerd op de huidige inkomsten uit hoofde van een Pw-uitkering. Verzoekster is voor de periode van 21 november 2022 tot en met 1 februari 2023 ontheven van de sollicitatieplicht. Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is onvoldoende duidelijk geworden dat verzoekster na deze periode niet in staat zou zijn om 36 uur per week te werken. Verzoekster heeft geen (medische) stukken overgelegd, waaruit blijkt dat zij na 1 februari 2023 nog steeds onverminderd arbeidsongeschikt is. Er is onvoldoende duidelijkheid over de arbeidscapaciteit van verzoekster, temeer omdat het een saneringskrediet betreft en dus ook de periode aan gaat na afloop van haar gemeentelijke ontheffing van de sollicitatieplicht. Dit betekent dat het inkomen van verzoekster nog kan wijzigen. De rechtbank kan dus niet zonder meer vaststellen dat de huidige afloscapaciteit van verzoekster blijvend is.
Als dit aanbod vergeleken wordt met de situatie dat verzoekster zou worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling, dan geldt dat dit aanbod gunstiger is voor de schuldeisers omdat daarbij, anders dan in de schuldsaneringsregeling, geen kosten voor bewindvoerderssalaris en griffierecht verschuldigd zijn. Zoals de rechtbank echter heden bij afzonderlijke uitspraak zal beslissen, voldoet verzoekster niet aan de vereisten voor toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling. Hiervan uitgaande, dient het aanbod vergeleken te worden met de situatie dat geen sprake is van een toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling. Die vergelijking leidt tot de vaststelling dat onvoldoende aannemelijk is dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoekster in staat moeten worden geacht. Immers, verzoekster kan geacht worden in staat te zijn om ook na 36 maanden nog aflossingen te doen aan haar schuldeisers.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de belangen van Komkids als weigerende schuldeiser zwaarder wegen dan die van verzoekster of de overige schuldeisers. Het verzoek om Komkids te bevelen in te stemmen met de door verzoekster aangeboden schuldregeling wordt daarom afgewezen.
Gelet op het voorgaande behoeft het verweer van Komkids geen nadere bespreking.
De rechtbank zal bij afzonderlijke beslissing op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling beslissen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- wijst af het verzoek om een gedwongen schuldregeling te bevelen.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J. Tideman rechter, en in aanwezigheid van mr. T.M.M. de Laat, griffier, in het openbaar uitgesproken op 11 januari 2023. [1]

Voetnoten

1.