Op 16 januari 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekster een schuldregeling heeft aangeboden aan haar schuldeisers. Verzoekster, die te maken heeft met een aanzienlijke schuldenlast van € 30.331,59, heeft een regeling voorgesteld waarbij zij 10,052% aan preferente schuldeisers en 5,026% aan concurrente schuldeisers zou betalen. De rechtbank heeft vastgesteld dat zeventien van de achttien schuldeisers met de regeling instemden, met uitzondering van VGZ, die een vordering van € 6.630,84 had en het aanbod te laag vond. De rechtbank heeft de belangen van verzoekster en de instemmende schuldeisers zwaarder gewogen dan die van VGZ, die geen gebruik had gemaakt van de mogelijkheid om haar standpunten ter zitting toe te lichten.
De rechtbank oordeelde dat het voorstel goed gedocumenteerd was en dat verzoekster voldoende waarborgen had om haar verplichtingen na te komen. Bovendien heeft de rechtbank opgemerkt dat de aangeboden regeling een gunstiger resultaat zou opleveren voor de schuldeisers dan de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling, die aanzienlijke kosten met zich zou brengen. De rechtbank heeft VGZ bevolen in te stemmen met de schuldregeling en haar veroordeeld in de kosten van de procedure, die op nihil zijn begroot. Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling is afgewezen, en de rechtbank heeft bepaald dat het vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers.