Op 27 januari 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking uitgesproken over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [voornaam minderjarige01]. De zaak betreft een verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht, die de ondertoezichtstelling voor een periode van zes maanden heeft aangevraagd. De minderjarige verblijft momenteel bij de vader, nadat hij in september 2022 door de moeder bij de vader is achtergelaten. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder, door haar persoonlijke problematiek, niet in staat is om de zorg voor [voornaam minderjarige01] adequaat te vervullen. De vader en de oma vaderszijde bieden een stabiele en liefdevolle opvoedingsomgeving, wat essentieel is voor de ontwikkeling van de minderjarige.
Tijdens de zitting is de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. S. Süzen, gehoord. De moeder heeft erkend dat het in het belang van [voornaam minderjarige01] is dat hij bij de vader en de oma blijft wonen, hoewel zij zich niet kan vinden in de manier waarop zij in de rapporten wordt neergezet. De kinderrechter heeft ook de standpunten van de GI en de vader gehoord, die beide het verzoek van de Raad ondersteunen. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk zijn voor de verzorging en opvoeding van [voornaam minderjarige01].
De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 29 juli 2023, met de verklaring dat deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad is. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 17 februari 2023. Hoger beroep tegen deze beschikking kan binnen drie maanden na de uitspraak worden ingesteld door de verzoekers of andere belanghebbenden.