ECLI:NL:RBROT:2023:1688

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 januari 2023
Publicatiedatum
28 februari 2023
Zaaknummer
C/10/649228 / JE RK 22-2849
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

Op 27 januari 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking uitgesproken over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [voornaam minderjarige01]. De zaak betreft een verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht, die de ondertoezichtstelling voor een periode van zes maanden heeft aangevraagd. De minderjarige verblijft momenteel bij de vader, nadat hij in september 2022 door de moeder bij de vader is achtergelaten. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder, door haar persoonlijke problematiek, niet in staat is om de zorg voor [voornaam minderjarige01] adequaat te vervullen. De vader en de oma vaderszijde bieden een stabiele en liefdevolle opvoedingsomgeving, wat essentieel is voor de ontwikkeling van de minderjarige.

Tijdens de zitting is de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. S. Süzen, gehoord. De moeder heeft erkend dat het in het belang van [voornaam minderjarige01] is dat hij bij de vader en de oma blijft wonen, hoewel zij zich niet kan vinden in de manier waarop zij in de rapporten wordt neergezet. De kinderrechter heeft ook de standpunten van de GI en de vader gehoord, die beide het verzoek van de Raad ondersteunen. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk zijn voor de verzorging en opvoeding van [voornaam minderjarige01].

De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 29 juli 2023, met de verklaring dat deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad is. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 17 februari 2023. Hoger beroep tegen deze beschikking kan binnen drie maanden na de uitspraak worden ingesteld door de verzoekers of andere belanghebbenden.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaakgegevens : C/10/649228 / JE RK 22-2849
datum uitspraak: 27 januari 2023

beschikking verlenging ondertoezichtstelling en verlenging uithuisplaatsing

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[minderjarige01] ,

geboren op [geboortedatum01] 2022 te [geboorteplaats01] , hierna te noemen [voornaam minderjarige01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[moeder01] ,

hierna te noemen de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. S. Süzen, te Rotterdam,

[vader01] ,

hierna te noemen de vader, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam.

Het procesverloopHet procesverloop blijkt uit:

- de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 22 december 2022 en de daaraan ten grondslag liggende stukken,
- het e-mailbericht van mr. S. Süzen, inhoudende een schriftelijke reactie van de moeder op het raadsrapport, van 26 januari 2023.
Op 27 januari 2023 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder, in bijzijn van haar advocaat voornoemd,
- de vader,
- een vertegenwoordigster van de Raad, mw. [naam01] ,
- een vertegenwoordigster van de GI, mw. [naam02] .
Aangezien de moeder de Nederlandse taal niet of onvoldoende machtig is, maar wel de Turkse taal, heeft de kinderrechter het verhoor doen plaatsvinden met bijstand van dhr. [naam03] , tolk in de Turkse taal. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de tolk is beëdigd overeenkomstig het bepaalde in artikel 12 van de Wet beëdigde tolken en vertalers.

De feitenHet ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige01] wordt uitgeoefend door de ouders.

[voornaam minderjarige01] verblijft bij de vader.
Bij beschikking van 22 december 2022 is [voornaam minderjarige01] onder toezicht gesteld tot 29 januari 2023, waarbij het verzoek voor het overige is aangehouden. De kinderrechter heeft bij deze beschikking ook de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] bij de vader verleend tot 29 januari 2023, waarbij het verzoek voor het overige is aangehouden.

Het aangehouden verzoek

De Raad heeft de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] verzocht voor de duur van zes maanden. Tevens wordt de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] bij de vader verzocht voor de duur van zes maanden. Hiervan resteert thans de periode tot 29 juni 2023.
De Raad handhaaft ter zitting het resterende deel van het verzoek en licht het als volgt toe. [voornaam minderjarige01] is een jonge baby die in de eerste maanden van zijn leven emotioneel is verwaarloosd en onvoldoende is gestimuleerd in zijn ontwikkelingstaken, omdat de moeder emotioneel onvoldoende beschikbaar was voor hem. [voornaam minderjarige01] heeft samen met zijn moeder een tijdje in de opvang gewoond, waar gezien werd dat de moeder de zorgtaken voor [voornaam minderjarige01] veelal aan anderen overliet. Door de eigen problemen van de moeder kon zij [voornaam minderjarige01] niet de zorg bieden die hij nodig heeft. Op 25 september 2022 heeft dit ertoe geleid dat [voornaam minderjarige01] door de moeder bij de vader is achtergelaten. [voornaam minderjarige01] heeft enige tijd bij de buurvrouw van de vader verbleven en is uiteindelijk bij de vader en de oma vaderszijde (vz) geplaatst. Bij de vader en de oma vz ontwikkelt [voornaam minderjarige01] zich goed. In de komende periode zal duidelijk moeten worden waar het perspectief van [voornaam minderjarige01] ligt. In de tussentijd is het belangrijk dat het verblijf van [voornaam minderjarige01] bij de vader en de oma vz wordt gehandhaafd.

Het standpunt van de GI

De GI ondersteunt het verzoek van de Raad. Er bestonden ernstige zorgen over [voornaam minderjarige01] en over zijn ontwikkeling. De vader heeft hard zijn best gedaan om de zorg voor [voornaam minderjarige01] op zich te kunnen nemen. Gezien wordt dat de vader en de oma vz [voornaam minderjarige01] met behulp van ambulante spoedhulp en Video Interactie Begeleiding (VIT) erin slagen aan [voornaam minderjarige01] een liefdevolle en stabiele opvoedingsomgeving te bieden. Deze hulpverlening kan binnenkort worden afgerond. [voornaam minderjarige01] heeft om de twee weken begeleide omgang met de moeder op het kantoor van de GI. [voornaam minderjarige01] reageert goed op het contact met de moeder. Gezien zijn jonge leeftijd is het hard nodig dat gewerkt wordt aan herstel van de band van [voornaam minderjarige01] met de moeder, omdat er sprake lijkt te zijn van hechtingsproblematiek. Hiervoor is een aanmelding bij BasicTrust gedaan. Het is echter belangrijk dat [voornaam minderjarige01] eerst behandeling krijgt voor het verwerken van trauma voordat verder kan worden gewerkt aan de hechtingsproblematiek.

Het standpunt van de moeder

Door en namens de moeder is geen verweer gevoerd tegen het verzoek van de Raad. Zij ziet in dat een voortzetting van het verblijf bij de vader en de oma mz in het belang van [voornaam minderjarige01] is. De moeder is het niet eens met de manier waarop zij in de rapporten wordt neergezet. De moeder heeft een turbulente periode met [voornaam minderjarige01] achter de rug. Nadat de relatie met de vader van [voornaam minderjarige01] werd verbroken, verloor de moeder haar woning. De moeder wil benadrukken dat zij al die tijd heeft geprobeerd om de vader te betrekken bij de opvoeding van [voornaam minderjarige01] , maar dat de vader daar niets van moest weten. Omdat de moeder [voornaam minderjarige01] niet langer aan een onzekere en instabiele opvoedsituatie wilde blootstellen, heeft zij in wanhoop [voornaam minderjarige01] naar de vader gebracht. De moeder is nu hard bezig om te werken aan haar persoonlijke problematiek. Zij hoopt op korte termijn een zelfstandige woning en werk te vinden. Verder is de moeder op zoek naar hulp om de trauma’s uit haar verleden te verwerken. De moeder wil graag dat [voornaam minderjarige01] op den duur terug naar haar komt, maar zij verzet zich niet tegen het huidige verblijf van [voornaam minderjarige01] bij de vader en de oma vz.

Het standpunt van de vader

De vader stemt in met het verzoek van de Raad. De vader heeft zich direct nadat [voornaam minderjarige01] bij hem kwam, ervoor ingezet om alles te regelen wat [voornaam minderjarige01] nodig had. Er is een groot verschil met de baby die [voornaam minderjarige01] op 25 september 2022 was, toen hij bij de vader werd achtergelaten, en [voornaam minderjarige01] nu. Hij is zich volop aan het ontwikkelen.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt dat [voornaam minderjarige01] nog ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. [voornaam minderjarige01] is een jonge baby die gezien zijn jonge leeftijd kwetsbaar is en volledig afhankelijk van zijn ouders/opvoeders. [voornaam minderjarige01] verblijft vanwege een acute dreiging in de opvoedsituatie bij de moeder sinds september 2022 bij de vader. De moeder was vanwege haar persoonlijke problematiek niet langer in staat om voor [voornaam minderjarige01] te zorgen. Er zijn op dit moment in het leven van de moeder veel onzekere factoren, waaronder huisvestingsproblemen en persoonlijke problematiek. Hierdoor kan de moeder onvoldoende emotioneel beschikbaar zijn voor [voornaam minderjarige01] . Het is positief dat de moeder haar problematiek erkent en open staat voor hulp. Bij de vader en de oma vz ontwikkelt [voornaam minderjarige01] zich goed.. De vader en de oma vz zijn in staat gebleken een stabiele en liefdevolle opvoedingsomgeving voor [voornaam minderjarige01] te creëren. Het is dan ook van belang dat het verblijf van [voornaam minderjarige01] bij de vader en de oma vz in de komende periode wordt voortgezet.
Er moet binnen afzienbare termijn duidelijkheid komen over het perspectief van [voornaam minderjarige01] . Het is van belang dat er door middel van intensieve hulp wordt gewerkt aan de opvoedvaardigheden van de moeder. Verder dient de moeder individuele hulp te krijgen, op zowel praktisch gebied als op het gebied van persoonlijke problematiek. Het is verder belangrijk dat [voornaam minderjarige01] zo snel mogelijk traumabehandeling ontvangt. Daarnaast zal er aan de hand van vaste omgangsmomenten met de moeder actief moeten worden gewerkt aan herstel van de hechtingsrelatie van [voornaam minderjarige01] met de moeder.
Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter zal de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] daarom verlengen (artikel 1:260, eerste lid, BW). Voorts is de kinderrechter van oordeel dat ook de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, BW).

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] tot 29 juli 2023;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] bij de vader tot 29 juli 2023;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 27 januari 2023 door mr. A.J. van Dijk, kinderrechter, in tegenwoordigheid van V.L. Blijdorp als griffier. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 17 februari 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.