ECLI:NL:RBROT:2023:1685

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 januari 2023
Publicatiedatum
28 februari 2023
Zaaknummer
C/10/651228 / JE RK 23-119
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot uitvoering van ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter op 27 januari 2023 een beschikking gegeven in een geschil tussen de vader en de moeder van de minderjarige [voornaam minderjarige01]. De vader heeft verzocht om de uitvoering van de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] bij hem te laten plaatsvinden. De minderjarige verblijft sinds oktober 2022 bij de moeder, ondanks een eerdere beschikking die haar verblijf bij de vader regelt. De vader uit zijn zorgen over de ontwikkeling van [voornaam minderjarige01] bij de moeder, die bekend is met psychiatrische problematiek en middelengebruik. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder bijgestaan werd door een tolk vanwege taalproblemen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er onvoldoende informatie beschikbaar is om een gegrond oordeel te vellen over de veiligheid van [voornaam minderjarige01] bij de moeder en de uitvoering van de hulpverlening door Jeugdbescherming West. De kinderrechter heeft daarom besloten het verzoek van de vader aan te houden en verdere behandeling van de zaak te plannen op 10 februari 2023, waarbij de vaste jeugdbeschermer aanwezig moet zijn. De kinderrechter heeft ook gevraagd om rapportages en plannen van de GI en MST-CAN om de situatie van [voornaam minderjarige01] te verbeteren.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaakgegevens : C/10/651228 / JE RK 23-119
datum uitspraak: 27 januari 2023

beschikking

in de zaak van

[vader01] ,

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: mr. M.G. Hoogerwerf, te Dordrecht,
betreffende

[minderjarige01] ,

geboren op [geboortedatum01] 2010 te [geboorteplaats01] , hierna te noemen [voornaam minderjarige01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Dordrecht,

[moeder01] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats02] ,
advocaat: mr. C.I. Zaad, te Den Haag.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de vader van 18 januari 2023, ingekomen bij de griffie op 18 januari 2023.
Op 27 januari 2023 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
  • [voornaam minderjarige01] , die voorafgaand aan de zitting apart is gehoord,
  • de moeder,
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat voornoemd,
  • een vertegenwoordigster van de GI, mw. [naam01] .
Aangezien de moeder de Nederlandse taal niet of onvoldoende machtig is, maar wel de Russische taal, heeft de kinderrechter het verhoor doen plaatsvinden met bijstand van mw. [naam02] , tolk in de Russische taal. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de tolk is beëdigd overeenkomstig het bepaalde in artikel 12 van de Wet beëdigde tolken en vertalers.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige01] wordt uitgeoefend door de ouders.
Bij beschikking van 30 augustus 2022 is [voornaam minderjarige01] onder toezicht gesteld tot 14 september 2023. De kinderrechter heeft bij deze beschikking tevens de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] bij de vader met gezag verleend tot 14 september 2023.

Het verzoek en het standpunt van de vader

De vader heeft een geschil voorgelegd met betrekking tot de uitvoering van de ondertoezichtstelling. Hij heeft verzocht Jeugdbescherming West te gelasten de beschikking uithuisplaatsing van 30 augustus 2023 te executeren en erop toe te zien en te bewerkstellingen dat [voornaam minderjarige01] naar vader terugkeert dan wel -indien het afdwingen van terugkeer naar vader niet mogelijk is door voortdurend wegloopgedrag of een andere oorzaak- Jeugdbescherming West te gelasten een machtiging uithuisplaatsing te verzoeken tot plaatsing in een gesloten of besloten instelling of andere voorziening en deze machtiging ten uitvoer te leggen.
De vader handhaaft ter zitting het verzoek en licht het als volgt toe. [voornaam minderjarige01] is weggelopen bij de vader en verblijft vanaf 16 oktober 2022 bij de moeder. De vader heeft ernstige zorgen om [voornaam minderjarige01] . Hij ziet dat het niet goed met haar gaat bij haar moeder en dat zij afglijdt. Door de jeugdbescherming wordt geen actie ondernomen. Zij verwijzen naar de hulpverlening vanuit MST-CAN die binnenkort zal starten, maar feitelijk is er vanuit MST-CAN nog geen hulp op gang gekomen. De moeder is bekend met psychiatrische problematiek en middelengebruik. Bij beschikking van 30 augustus 2022 heeft de kinderrechter daarom bepaald dat [voornaam minderjarige01] doordeweeks bij de vader en in het weekend bij de moeder moet verblijven, omdat de vader beter in staat is [voornaam minderjarige01] te begrenzen. [voornaam minderjarige01] is bepalend in de relatie met volwassen en zij kan erg boos worden als zij haar zin niet krijgt. Sinds [voornaam minderjarige01] bij de moeder verblijft, gaat zij niet meer naar school. Bij de moeder krijgt ze veel vrijheid, waardoor ze overal mee weg kan komen. Daarnaast komt de hulpverlening vanuit MST-CAN niet goed van de grond, onder andere omdat MST-CAN in de situatie dat [voornaam minderjarige01] bij de moeder is, geen zicht heeft op de interactie tussen [voornaam minderjarige01] en haar vader. De moeder van [voornaam minderjarige01] is niet in staat aan [voornaam minderjarige01] de structuur, de veiligheid en de begrenzing te bieden die zij nodig heeft. De GI dient er dan ook voor te zorgen dat de machtiging uithuisplaatsing wordt uitgevoerd en dat [voornaam minderjarige01] terugkeert naar de vader.

Het standpunt van de GI

De aanwezige zittingsvertegenwoordigster heeft tijdens een schorsing van de mondelinge behandeling contact gehad met de vaste jeugdbeschermer, omdat zijzelf over onvoldoende inhoudelijke dossierkennis beschikte. Aldus heeft de GI ter zitting het volgende naar voren gebracht. In de afgelopen periode is er een groot aantal wisselingen in jeugdbeschermers geweest, wat tot irritatie bij de moeder heeft geleid. Gezien wordt dat het de ouders niet lukt om over kleine zaken tot overeenstemming te komen en dat [voornaam minderjarige01] daar gebruik van maakt. Er bestaan zorgen over de ontwikkeling van [voornaam minderjarige01] vanwege haar zelfbepalende gedrag en het zich onttrekken aan de schoolgang. In december heeft de politie zorgen gemeld bij Veilig Thuis, nadat [voornaam minderjarige01] voor de deur van het huis van de moeder zat en niet naar binnen kon. De politie heeft de woning betreden en trof de woning aan in een wanordelijke staat. De moeder sliep en zij was niet wakker te krijgen. Naar aanleiding van dit incident is direct contact geweest met alle betrokkenen en is ervoor gekozen om MST-CAN hierbij in te zetten. De onderzoeksfase van MST-CAN neemt meerdere weken in beslag en het kan dus nog even duren voordat er daadwerkelijk hulp wordt ingezet. Na het intakegesprek zal er een plan met concrete doelen voor de komende tijd worden opgesteld. Vanuit MST-CAN dient er in de komende periode hard te worden ingezet op onder andere het herstellen van de schoolgang van [voornaam minderjarige01] . De wens van de vader om [voornaam minderjarige01] naar hem terug te laten keren, is begrijpelijk. [voornaam minderjarige01] heeft echter stellig aangegeven dat niet te willen, waarop de GI heeft besloten dat zij haar niet kunnen dwingen en dat het daarom beter is als [voornaam minderjarige01] bij de moeder verblijft. Voor de eigen veiligheid van [voornaam minderjarige01] moet worden voorkomen dat zij wegloopt van haar vader en er helemaal geen zicht meer op haar is.

Het standpunt van de moeder

Door en namens de moeder is verweer gevoerd tegen het verzoek van de vader. In tegenstelling tot wat de vader aanvoert, komt de hulpverlening vanuit MST-CAN wel degelijk van de grond. Naar aanleiding van het incident waarbij Veilig Thuis is betrokken, zijn er bij de moeder drugstesten afgenomen. Deze zijn negatief gebleken. De moeder deed niet open toen [voornaam minderjarige01] voor de deur stond, omdat zij vanuit de achterkamer de bel niet kon horen. Het is niet zo dat de woning een enorme rommel is. De woning is wel te klein voor de hoeveelheid spullen die erin staan. De melding vanuit Veilig Thuis doet vermoeden dat de situatie ernstiger was dan dat deze daadwerkelijk was. De stelling dat [voornaam minderjarige01] bij de moeder niets aan school doet, klopt eveneens niet. Er wordt met de hulpverleners van MST-CAN naar een nieuw schooltraject voor [voornaam minderjarige01] gezocht en in de tussentijd krijgt zij thuisonderwijs. [voornaam minderjarige01] zit bij de moeder goed op haar plek.

De beoordeling

Ingevolgde artikel 1:262b van het BW kunnen geschillen die de uitvoering van de ondertoezichtstelling betreffen, die omtrent gedragingen als bedoeld in artikel 4.2.1 van de Jeugdwet, uitgezonderd, aan de kinderrechter worden voorgelegd. De kinderrechter beproeft alvorens te beslissen een vergelijk tussen de betrokkenen.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [voornaam minderjarige01] , ondanks een lopende machtiging tot uithuisplaatsing bij de vader met gezag, sinds oktober 2022 bij de moeder verblijft. De vader heeft grote zorgen om het verblijf van [voornaam minderjarige01] bij de moeder. De moeder is bekend met psychiatrische problematiek en middelengebruik. In december 2022 zijn er zorgen gemeld bij Veilig Thuis, omdat [voornaam minderjarige01] voor de deur zat en niet bij de moeder naar binnen kon. De woning werd door de politie aangetroffen in een wanordelijke staat, de moeder was in diepe slaap. Daarnaast gaat [voornaam minderjarige01] nu al meerdere weken niet naar school. Zij heeft tijdens het kindgesprek aangegeven dat zij wordt gepest en daardoor niet meer naar school wil. Ter zitting is gebleken dat [voornaam minderjarige01] zorgelijke uitspraken heeft gedaan in het bijzijn van haar klasgenoten, wat ten grondslag lijkt te liggen aan het pestgedrag. De vader ziet [voornaam minderjarige01] steeds verder afglijden.
De kinderrechter is van oordeel dat er op dit moment onvoldoende gegevens beschikbaar zijn om tot een gegrond oordeel te komen. De vaste jeugdbeschermer was niet bij de zitting aanwezig en de zittingsvertegenwoordigster bleek niet in staat alle door de kinderrechter gestelde vragen te beantwoorden. Hierdoor heeft de kinderrechter geen concrete informatie over het standpunt van de GI met betrekking tot de veiligheid van [voornaam minderjarige01] bij de moeder. Daarnaast is ter zitting onvoldoende gebleken wat de plannen van de GI zijn ten aanzien van het verbeteren van de schoolgang van [voornaam minderjarige01] en wat de redenen van de GI zijn voor het niet naleven van de beschikking van 30 augustus 2022. Ook ontbreekt verslaglegging evenals een plan van aanpak van MST-CAN met concrete doelen om de situatie van [voornaam minderjarige01] in de komende periode te verbeteren. Al met al heeft de kinderrechter onvoldoende zicht op wat op dit moment in het belang van [voornaam minderjarige01] is. Het verzoek van de vader zal dan ook worden aangehouden en verder inhoudelijk behandeld worden op de hierna te noemen zittingsdatum. Het is van belang dat de vaste jeugdbeschermer hierbij aanwezig is.
De kinderrechter wenst geïnformeerd te worden over de visie van de GI op de schoolgang van [voornaam minderjarige01] , de veiligheid van [voornaam minderjarige01] bij de moeder en de beweegredenen voor het niet naleven van de beschikking van 30 augustus 2022. Daarnaast dient er door de GI een rapportage van MST-CAN, waaruit een concreet hulpverleningsplan blijkt, te worden overlegd.

De beslissing

De kinderrechter:
houdt de beslissing op het verzoek aan;
bepaalt dat de vader, de GI, de belanghebbende en de informant zullen worden gehoord ter zitting van
10 februari 2023 te 13:30 uur, welke zitting wordt gehouden in
het gerechtsgebouw te Rotterdam, Wilhelminaplein 100/125;
de zaak zal op genoemde datum en tijdstip, behoudends onvoorziene omstandigheden, worden behandeld door mr. A.J. van Dijk, kinderrechter;
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping van de vader, de GI, de belanghebbende, mr. Hoogerwerf en mr. Zaad;
gelast de oproeping van de betrokken hulpverlener vanuit MST-CAN tegen voormelde zittingsdatum en tijdstip als
informant.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 27 januari 2023 door mr. A.J. van Dijk, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. V.L. Blijdorp als griffier. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 7 februari 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.