ECLI:NL:RBROT:2023:1650

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 januari 2023
Publicatiedatum
28 februari 2023
Zaaknummer
FT EA 22/975
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een verzoek tot gedwongen schuldregeling in het kader van de Faillissementswet

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 4 januari 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van een gedwongen schuldregeling, ingediend door verzoeker, die in financiële problemen verkeert. Verzoeker heeft op 4 november 2022 een verzoek ingediend om een schuldeiser, Stichting Spine Nederland, te bevelen in te stemmen met een door hem aangeboden schuldregeling. Deze regeling hield in dat verzoeker 4,33% aan preferente schuldeisers en 2,17% aan concurrente schuldeisers zou betalen, tegen finale kwijting. De schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 78.329,12 van verzoeker te vorderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat veertien van de vijftien schuldeisers instemden met de regeling, maar dat Spine niet akkoord ging. Spine heeft een vordering van € 17.942,60 op verzoeker en heeft zich op het standpunt gesteld dat de schuld niet te goeder trouw is ontstaan, omdat verzoeker de vergoeding van de zorgverzekeraar heeft vergokt in plaats van deze aan Spine te betalen.

De rechtbank heeft de belangen van Spine afgewogen tegen die van verzoeker en de overige schuldeisers. De rechtbank oordeelt dat de bezwaren van Spine gegrond zijn, omdat verzoeker zijn financiële situatie niet eerlijk heeft gepresenteerd en de vordering van Spine een aanzienlijk deel van de totale schuldenlast uitmaakt. De rechtbank concludeert dat de belangen van Spine zwaarder wegen dan die van verzoeker en wijst het verzoek om een gedwongen schuldregeling af. De rechtbank zal in een aparte beslissing op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling beslissen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer01]
uitspraakdatum: 4 januari 2023
afwijzen gedwongen schuldregeling
in de zaak van:
[verzoeker01],
wonende te [adres01]
[postcode01] [woonplaats01] ,
verzoeker.

1.De procedure

Verzoeker heeft op 4 november 2022, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, van de Faillissementswet ingediend om een schuldeiser, te weten:
- Stichting Spine Nederland, hierna te noemen: Spine;
die weigert mee te werken aan een door verzoeker aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
Spine heeft voorafgaand aan de zitting een verweerschrift ingediend.
Ter zitting van 21 december 2022 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoeker;
  • mevrouw [naam01] en de heer [naam02] , beiden werkzaam bij de Kredietbank Rotterdam (schuldhulpverlening);
  • de heer B. Orduseven, werkzaam bij ProActief Bewindvoering (beschermingsbewindvoerder),
De schuldeiser is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het verzoek

Verzoeker heeft volgens het ingediende verzoekschrift vijftien schuldeisers, waarvan één schuldeiser zowel een preferente vordering als een concurrente vordering heeft en dertien concurrente schuldeisers met vijftien vorderingen. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 78.329,12 van verzoeker te vorderen. Verzoeker heeft bij brief van 2 augustus 2022 een schuldregeling aangeboden aan zijn schuldeisers, inhoudende een betaling van 4,33 % aan de preferente schuldeisers en 2,17 % aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De afloscapaciteit van verzoeker is gebaseerd op de ongewijzigde voortzetting van de uitkering op grond van de Participatiewet (Pw) die verzoeker ontvangt. Verzoeker is wegens medische belemmeringen en/of dringende sociale redenen tijdelijk arbeidsongeschikt verklaard. Deze tijdelijke arbeidsontheffing geldt tot en met 6 december 2023.Volgens de aangeboden schuldregeling wordt het aangeboden percentage – door middel van een door schuldhulpverlening ter beschikking gesteld saneringskrediet – in één keer aan de schuldeisers uitgekeerd. Verzoeker staat sinds
14 januari 2022 onder beschermingsbewind bij ProActief Bewindvoering. Verzoeker heeft sinds het beschermingsbewind geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan. Ook zijn vaste lasten worden inmiddels voldaan.
Verzoeker heeft verder verklaard dat hij wegens medische klachten in behandeling was bij Spine. Zijn behandeling bij Spine kostte € 17.000,00. Van dit bedrag werd € 10.000,00 vergoed door de zorgverzekeraar. Deze € 10.000,00 is door de zorgverzekeraar op de bankrekening van verzoeker gestort. De overige € 7.000,00 betrof eigen risico en moest verzoeker zelf betalen. Verzoeker heeft verklaard dat hij het eigen risico van € 7.000,00 niet kon betalen. Hij heeft toen de aan hem overgemaakte € 10.000,00 vergokt, omdat hij op deze manier het bedrag van € 7.000,00 bij elkaar wou brengen.
Veertien schuldeisers (met zestien vorderingen) stemmen met de aangeboden schuldregeling in. Spine stemt hier niet mee in. Zij heeft een vordering van € 17.942,60 op verzoeker.

3.Het verweer

In correspondentie met schuldhulpverlening en in haar verweerschrift heeft Spine zich op het standpunt gesteld dat het verzoek moet worden afgewezen. Spine voert daartoe – kort gezegd – het volgende aan. Spine verkeert zelf in een problematische schuldpositie. Zij is hierin terechtgekomen doordat verzoeker de vordering niet heeft betaald. Daarnaast verwijt Spine verzoeker dat hij de aan Spine toekomende vergoeding van de zorgverzekeraar willens en weten heeft uitgegeven in het casino en aan meubelen. De schuld is niet te goeder trouw ontstaan. Tot slot heeft verzoeker meerdere malen onjuiste informatie verstrekt met betrekking tot zowel zijn financiële situatie als de ontvangen vergoeding van de zorgverzekeraar.
Hoewel behoorlijk opgeroepen heeft de weigerende schuldeiser geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid haar standpunten ter zitting (verder) toe te lichten.

4.De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van Spine bij haar weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of Spine in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoeker of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend en overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank weegt allereerst de wijze waarop de vordering van Spine onbetaald is gebleven mee in de beslissing om al dan niet een gedwongen schuldregeling toe te kennen. Verzoeker was wegens medische klachten in behandeling bij Spine. Deze behandeling kostte in totaal € 17.000,00. Verzoeker heeft hiervoor een bedrag van € 10.000,00 vergoed gekregen van zijn zorgverzekeraar. Dit bedrag is overgemaakt op de bankrekening van verzoeker. Daarnaast moest verzoeker aan Spine een bedrag van € 7.000,00 aan eigen risico betalen. Verzoeker heeft ter zitting erkend dat hij het bedrag van € 10.000,00 van de zorgverzekeraar vergokt heeft, in plaats van dat bedrag over te maken aan Spine. Verzoeker probeerde op deze manier het eigen risico, van € 7.000,00, bij elkaar te krijgen. Deze handelswijze valt verzoeker te verwijten. De rechtbank is daarom van oordeel dat de bezwaren van Spine voldoende gegrond zijn en dat in deze concrete omstandigheden geen sprake is van een onredelijke weigering van Spine. Dit alles is in 2021 gebeurd en kan, gezien het beperkte tijdsverloop sindsdien, nog in redelijkheid in deze procedure aan verzoeker worden tegengeworpen.
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoeker in staat moet worden geacht. Het aanbod betreft een saneringskrediet gebaseerd op de huidige inkomsten uit hoofde van een Pw-uitkering. Verzoeker is tot en met 6 december 2023 (tijdelijk) arbeidsongeschikt verklaard. Het is onzeker of verzoeker na 6 december 2023 nog steeds arbeidsongeschikt zal zijn. Dit betekent dat het inkomen van verzoeker nog kan wijzigen. De rechtbank kan dus niet zonder meer vaststellen dat de huidige afloscapaciteit van verzoeker blijvend is.
Daar komt nog bij dat de vordering van Spine een aanzienlijk aandeel vormt in de totale schuldenlast, te weten 22,9 % daarvan. Gelet daarop zal niet snel kunnen worden geoordeeld dat Spine in redelijkheid niet kon weigeren om met de schuldregeling in te stemmen.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de belangen van Spine als weigerende schuldeiser zwaarder wegen dan die van verzoeker of de overige schuldeisers. Het verzoek om Spine te bevelen in te stemmen met de door verzoeker aangeboden schuldregeling wordt daarom afgewezen.
Gelet op het voorgaande behoeft het verweer van Spine geen nadere bespreking.
De rechtbank zal bij afzonderlijke beslissing op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling beslissen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- wijst af het verzoek om een gedwongen schuldregeling te bevelen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Snel-van den Hout, rechter, en in aanwezigheid van mr. T.M.M. de Laat, griffier, in het openbaar uitgesproken op 4 januari 2023.