Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De kern van de zaak
Electrical & Instrumentationvan HES) werkzaamheden blijven verrichten op de Maasvlakte toen haar samenwerking met Treysan (de onderaannemer) eindigde. Randridge moet € 145.754,86 betalen aan MHF, niet op grond van een aannemingsovereenkomst maar op grond van een andersoortige overeenkomst.
2..De procedure
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 45;
- de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 22;
- de oproepingsbrief van de rechtbank van 7 oktober 2022;
- de brief met zittingsagenda van de rechtbank van 7 december 2022;
- het B formulier en de brief van 22 december 2022 van Randridge met producties 23, 24 en 25;
- het B formulier van 29 december 2022 met de akte overlegging producties van MHF met producties 46 t/m 49;
- de mondelinge behandeling van 12 januari 2023 en de ter zitting overgelegde spreekaantekeningen van mr. Verheijen en mr. Roijers.
Electrical & Instrumentation. Randridge heeft opdracht verstrekt aan de Turkse vennootschap Treysan Prefabricated Steel Construction Industry & Trade Corp (hierna: Treysan) voor de levering, montage en installatie van vier onderverdeelstations (hierna:
substations).
substations staalconstructies te monteren en wanden en plafonds te bekleden met panelen (hierna: het werk).
scope of work, de
released for construction- documentatie (hierna: RFC-documentatie of RFC-tekeningen) en een planning.
€ 78.664,00 te betalen. MHF heeft de werklocatie niet verlaten.
Memorandum of Understanding(hierna: MoU, productie 5 bij dagvaarding). Hierin staat de volgende
consideration:
In the recognition of the mutual interest to complete the Works in a
bullitpoints) genoteerd:
)heeft Randridge gevraagd:
substationsen een
lump sumvoor het werk. MHF heeft aangegeven dat laatste niet te willen omdat er te weinig informatie beschikbaar was - onder meer geen
RFC- documents- over onder meer de omvang (
scope)van het werk.
€ 130.000,00 voor installatiewerkzaamheden aan vier
substations, die door Randridge is betaald
summery of the costs spentaan Randridge gestuurd met een bedrag van € 399.367,65 aan arbeidsuren alsmede
4..Het geschil
5..De beoordeling
Internationale aspecten
scopevan het werk. De MoU is niet door Randridge ondertekend of aanvaard. MHF heeft ook geen vordering op grond van ongerechtvaardigde verrijking want Randridge is niet verrijkt en MHF is niet verarmd en causaal verband ontbreekt. Randridge trad slechts op als
peacekeeper. Ook heeft het verrichte werk geen waarde van € 278,456,66. Daarbij heeft Randridge al € 206.664,00 betaald. Die betaling moet verrekend worden, aldus Randridge.
6:217 BW een aanbod en aanvaarding van dat aanbod vereist. De vraag of een overeenkomst tot stand is gekomen, is afhankelijk van hetgeen partijen over en weer hebben verklaard en uit elkaars verklaringen en gedragingen redelijkerwijs hebben afgeleid en in de gegeven omstandigheden hebben mogen afleiden. Hierbij moeten de verbintenissen die partijen op zich nemen voldoende bepaalbaar zijn. Dat betekent dat tussen partijen ten minste overeenstemming moet bestaan over de essentialia van de overeenkomst.
lump sumafspreken, maar dat wilde MHF niet. MHF en Randridge werden het niet alleen niet eens over de prijs maar ook niet over de
scopevan het werk. Daartoe ontbrak voor MHF de informatie die zij nodig had. Dat blijkt onder meer uit productie 28 bij dagvaarding waarin MHF schrijft: “From our side we can’t calculate a firm price as surprises keep popping up” en “We’re lost in material identification as there is no reference to the available drawings. RFC-drawings are not available (…) and details upon how to get the buildings weathertight are missing.” Ook in haar e-mailbericht van 28 september 2021 van 7.48 uur (productie 25 bij dagvaarding, zie hiervoor onder 3.12 had MHF al aangegeven dat zij niet op
lump-sumbasis wilde werken en dat de benodigde RFC-documenten ontbraken. Voor MHF bleef te veel onduidelijk, en onder die omstandigheden kon zij niet instemmen met de contractsvorm die Randridge wenste.
Consideration) staat de voorgeschiedenis omschreven, zie hiervoor onder 3.8. De kern daarvan is dat Randridge ermee bekend was dat de verhouding tussen MHF en Treysan problematisch was en dat MHF op het punt stond haar werkzaamheden per direct te beëindigen als één en ander niet zou zijn opgelost vóór het door haar gestelde ultimatum van 13 september 2021. Hierbij speelde een belangrijke rol dat Treysan de rekening van MHF niet betaalde. Randridge heeft MHF gevraagd het werk te continueren toen MHF wilde stoppen met het werk. Daartoe was MHF bereid:
“Upon the question of Randridge MHF confirmed that is willing to continue the Works under an agreement with Randridge.”
agreementhield in dat MHF en Randridge de contractsvorm tussen hen nog nader zouden uitwerken, dat beide partijen zich zouden inspannen ook tot goede afspraken te komen met Treysan, dat MHF zou doorgaan met haar werkzaamheden en dat Randridge de eerste factuur, die Treysan onbetaald had gelaten, aan MHF zou betalen namens Treysan. Verwezen wordt naar de vier
bullitpointsin de MoU, zoals hiervoor geciteerd onder 3.8.
on sitein te zetten. Aan dat verzoek heeft MHF vervolgens voldaan. Hierdoor gaf Randridge in feite instructies aan MHF.
outstanding costsvan MHF zal betalen, na ontvangst van de factuur van MHF. In dit e-mailbericht benoemt Randridge uitdrukkelijk dat zij duidelijkheid wil over de
scope of worken over verschillende data voor het completeren van het werk. Dit zal moeten leiden tot een conceptovereenkomst die Randridge zal opstellen en die MHF zal nazien en accepteren. MHF zal op haar beurt doorgaan met het werk, inclusief werk in het weekend, waarbij de
cladding van substation 3zal beginnen in de week erna.
scopevan het werk en met name niet over het wel of niet werken op basis van een
lump sum: Randridge wil dat wel, maar MHF niet; zij wil werken op regiebasis, zo blijkt onder meer uit productie 28 bij dagvaarding, het e-mailbericht van MHF van 4 oktober 2021, hiervoor aangehaald onder 3.20.
sitedient te verlaten. MHF stelt in haar e-mail van 7 oktober 2021 dat Randridge in dit gesprek heeft toegezegd haar kosten te betalen. Daarop stuurt MHF op 12 oktober 2021 haar
summery of the costs spentmet een bedrag van
€ 399.367,65 voor de gewerkte uren en € 152.316,03 voor
purchase of Goods & Services, totaal dus € 551.683,88 (zie onder 3.23) aan Randridge.
.Op basis daarvan mocht MHF erop vertrouwen dat zolang er geen overeenstemming was over een nieuw contract, zij in ieder geval de helft van haar
outstanding costsbetaald zou krijgen door Randridge, conform de eerdere afspraken tussen partijen. Naar het oordeel van de rechtbank mocht MHF deze afspraak opvatten als een soort
back-upgarantie die in stand bleef zolang MHF bleef doorgaan met de werkzaamheden. MHF is op dezelfde wijze doorgegaan met haar werkzaamheden en heeft daarbij onder meer de regieaanwijzingen van Randridge betreffende werken in het weekend uitgevoerd.
purchase of Goods & Services, zie hiervoor onder 5.22 en zie productie 32 bij dagvaarding. Van die € 551.683,88 dient een bedrag van € 260.174,16 te worden afgetrokken omdat Randridge daarover al (ongeveer) de helft heeft betaald. Van het restant ad € 291.509,72) dient Randridge vervolgens de helft te voldoen zijnde: € 145.754,86. Dat mogelijk een gedeelte van het gevorderde bedrag betrekking heeft op vóór 13 september 2021 gemaakte kosten is niet relevant, nu overeengekomen was (50% van de) de openstaande kosten te vergoeden, zonder dat daarbij een afbakening van de periode waarop die kosten betrekking werd afgesproken.
€ 76.664,00, maakte deel uit van de gemaakte afspraken neergelegd in de MoU. De rechtbank verwijst hierbij naar de Whatsappberichten van 17 september 2021 tussen [naam01] en [naam03] (zie hiervoor onder 3.10
)waarin [naam01] [naam03] bedankt voor de ontvangen betaling en [naam03] aangeeft: “That’s good [naam01] . Hopefully we can work through this mess together”. De tweede betaling, die van 1 oktober 2021 van € 130.000,00, volgde na een wat
aangepaste berekening, waarbij Randridge (ongeveer) de helft betaalde van het bedrag van
€ 260.174,16 door MHF genoemd in haar e-mailbericht van 29 september 2021 (productie 11 bij dagvaarding) en volgens de toezegging in het e-mailbericht van Randridge in haar
e-mailbericht van 30 september 2021 (productie 13 bij dagvaarding, zie hiervoor reeds aangehaald, onder 3.15). Beide betalingen zijn daarmee gedaan ter voldoening aan een verbintenis. Van onverschuldigde betaling door Randridge aan MHF is geen sprake.