Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedures
- het tussenvonnis van 3 november 2021 en de daarin genoemde processtukken;
- het deskundigenrapport van 19 april 2022;
- de conclusie na deskundigenbericht van [eiser01] van 29 juni 2022;
- de conclusie na deskundigenbericht van National Academic van 24 augustus 2022;
- de (antwoord)conclusie na deskundigenbericht van Achmea van 24 augustus 2022.
2..De verdere beoordeling
Waar gaat de zaak over?
vraag 1aangegeven dat de behoefte bestond om bij Rijkswaterstaat nog enkele punten na te trekken en dat met de door Rijkswaterstaat gegeven aanvullende informatie voldoende technische informatie beschikbaar was voor de verdere beoordeling van de toedracht in het kader van de status van de verkeerslichten/ matrixen.
vraag 2heeft de deskundige aangegeven:
Het betekent dat er tijdverschil bestaat tussen de twee systemen van 11 seconden. Dit is het verschil in systeemtijden. Hierop kunnen de systemen op elkaar worden afgestemd”. De MTN tijd wordt kennelijk met grote regelmatig automatisch gelijk gesteld met de atoomtijd (en naar ik aanneem die van het tunnelsysteem ook) waardoor een verschil van 11 seconden toch twijfel bleef oproepen. Voor de zekerheid heb ik derhalve bij Rijkswaterstaat nagetrokken of die systemen in de praktijk zonder tijdsverschil op elkaar zijn afgesteld en dat bleek inderdaad zo te zijn. Die 11 seconden moeten dus worden uitgelegd als zijnde het punt dat de klokken op die bewuste ochtend niet (op de seconde) exact gelijk hebben gelopen. De andere vraag die ik aan Rijkswaterstaat heb gesteld betreft de knipperende lichten op de slagbomen. De slagbomen worden pas (handmatig) door de wegverkeersleider neergelaten nadat het verkeerslicht naar rood is gegaan. Dit is een “harde” voorwaarde. Rijkswaterstaat heeft laten weten dat de knipperende lichten op de slagbomen worden ingeschakeld voordat de bomen gaan dalen. Het tunnelsysteem laat zien dat de slagbomen op 8:21:41 zijn gaan dalen en dat deze om 8:21:49 in de gesloten stand stonden. De knipperlichten zullen derhalve vóór 8:21:41 zijn gaan knipperen.
vraag 3heeft de deskundige aangegeven dat er vanuit kan worden gegaan dat alle betrokkenen bij nadering van de ongevalsplaats gereden hebben met snelheden van ca. 80 à 90 km/u. Vanuit de eindposities en de ontstane schade kan er vanuit worden gegaan dat de Suzuki met een snelheid van ca. 35 km/u tegen de Renault botste die op dat moment een snelheid had van ca. 15 km/u. De Ford zal op het botsmoment waarschijnlijk gereden hebben met een snelheid van ca. 80 à 90 km/u, aldus de deskundige.
vraag 4heeft de deskundige aangegeven dat de drie betrokkenen naar alle waarschijnlijkheid reeds op portaal C de flashers hebben kunnen zien, dat de verkeerslichten in werking waren getreden en dat er een maximum snelheid van 50 km/u van toepassing was. Vervolgens hebben alle drie de betrokkenen (gedurende 4 seconden) de gele knipperstand van de verkeerslichten kunnen zien, gevolgd door de vaste gele stand (4 seconden) en daarna de overgang naar het rode licht, aldus de deskundige.
vraag 5heeft de deskundige aangegeven dat [naam01] op ongeveer 4 seconden vóór het botsmoment is gaan remmen als reactie op het naar rood gaan van de verkeerslichten. Daarvóór heeft hij door middel van gas loslaten zijn snelheid geminderd als reactie op het (vaste) gele verkeerslicht. [eiser01] is op ongeveer 2,5 seconden vóór het botsmoment gaan remmen als reactie op het rode verkeerslicht. [naam02] heeft gereageerd op de informatie / waarschuwing die op portaal C verscheen door snelheid te minderen. Kennelijk heeft zij niet (aantoonbaar) gereageerd / geremd op de overgang van het gele verkeerslicht naar het rode licht (op portaal D), aldus de deskundige.
vraag 6heeft de deskundige het volgende antwoord gegeven:
vraag 7luidt:
Waarschijnlijk is dit het moment van aanrijding”. Ik deel uiteindelijk het gestelde dat de botsingen naar alle waarschijnlijkheid hebben plaatsgevonden terwijl het verkeerslicht op rood stond. In de VOA blijft het onduidelijk hoe lang de lichten reeds op rood stonden.
Het moment waarop hij besluit om hard te remmen”. Het is correct dat hij (naar eigen zeggen) is gaan remmen als reactie op de overgang van het gele naar rode licht, maar daarbij heeft hij niet verklaard dat hij “hard” zou hebben geremd.
Op de weg is door de politie een remspoor aangetroffen. Deze past bij de slijtsporen op de band en de plaats van de aanrijding met de Renault”. Ik heb de stellige indruk dat in deze passage de nadere aanduidingen “achter” (achterband) en “van de motorfiets” is weggevallen (want nergens in dat [naam07] rapport wordt dat remspoor toegeschreven aan de Renault). In grote lijnen kan ik mij vinden in de bevindingen/uitlatingen van [naam04] . Een kritische opmerkingen wil ik nog wel graag maken: Volgens [naam04] wijzen de uitlatingen van de drie betrokkenen er niet op dat zij portaal C in werking hebben gezien. Dat is correct voor wat betreft de verklaringen van [naam01] en [eiser01] , maar de bestuurder van de Ford ([naam02] ) verklaarde in dat kader matrix borden waarin een driehoek met de afbeelding verkeerslichten gezien te hebben. Deze waarneming verwijst naar hetgeen portaal C laat zien vanaf het moment van de hoogtemelding (plus natuurlijk de flashers en de maximum snelheid van 50 km/u).
De tijd wordt niet aangegeven maar ze lijkt hiermee aan te geven dat de Ford bij vast geel de stopstreep passeerde”.
In scenario 2 hebben alle betrokkenen de intentie gehad door rood licht te rijden. Enkel de bestuurder van de Renault is op een gegeven moment van gedachten veranderd en is hard gaan remmen”.
Door het grote tijdsinterval kan hier geen betrouwbare snelheidsinformatie uit worden gedestilleerd”. Deze bestanden waren op verzoek van mr. Borm (JPR Advocaten) in februari 2018 reeds onderzocht door [naam06] van Ongevallen Analyse Nederland. Ik deel hetgeen hieromtrent door [naam07] wordt gesteld dat die bestanden niet bruikbaar zijn voor de te hanteren snelheden bij de analyse wie was waar op welk moment (en ook [naam06] zelf gebruikt de gemiddelden niet bij zijn verdere analyse, zie zijn conclusie:
Uit bovenstaande blijkt dat op grond van de getuigenverklaringen (ook) niet feitelijk is vast te stellen wat de status van de verkeerslichten was en waar de betrokken voertuigen zich ten opzichte van elkaar bevonden kort voor de aanrijding).
Van de Renault is dat niet meer te bepalen. Getuigen en betrokkenen geven aan dat het een noodremming betrof. Het spoor dat dit kan bevestigen is dat de Renault de stopstreep al was gepasseerd op het moment dat de aanrijding plaatsvond met de motorfiets”. Bovenaan pagina 36 staat het volgende: “
Gezien het feit dat de Renault niet voor de stopstreep tot stilstand is gekomen, blijkt dat hij een noodremming heeft gemaakt. Technisch blijkt dit ook en ook verklaringen ondersteunen dit”.
niet te bepalen is” en eindigt met de stelling dat “
het technisch blijkt”. Dit roept vragen op. Het is inderdaad een feit (geen “spoor”) dat de Renault voorbij de stopstreep tot stilstand is gekomen. Met betrekking tot de door [naam07] gestelde noodremming wil ik nog wijzen op de remvertraging die uit de PC Crash simulatie naar voren kwam. Deze bleek (tijdens de uitloop) ca. 2 m/s2 te zijn geweest. Dit is een “rustige” remming, mijns inziens passend bij de eindpositie van de Renault en de botsplaats van de Suzuki / Ford Fiësta. Deze uitloopvertraging biedt naar mijn mening geen basis voor een noodremming die daaraan vooraf zou zijn gegaan. De conclusies die uit het feit dat de Renault voorbij de stopstreep tot stilstand is gekomen moeten met de nodige voorzichtigheid benaderd worden nu er geen sporen van een remming zijn aangetroffen (en de bestuurder van de Renault desgevraagd heeft aangegeven dat het ABS niet in werking is geweest). Nu de bestuurder van de Renault wist dat er een motorrijder achter hem reed kan dit gegeven ook aanleiding gegeven hebben om juist te stellen dat hij geen noodremming wilde maken (om de motorrijder niet onnodig in de problemen te brengen), maar dit is speculeren want de verklaring van [naam01] laat dit niet zien. Er zijn twee personen die zich over de remming van de Renault bestuurder hebben uitgelaten. Dat zijn [eiser01] (bestuurder van de Suzuki) en Olijerhoek.
een behoorlijk harde remming”. Volgens de waarnemingen van [eiser01] was de remming eerst “
vol” en daarna ging deze ineens over in een “
noodstop”.
vraag 8heeft de deskundige aangegeven verder geen opmerkingen te hebben vanuit zijn vakgebied.
‘kennelijk niet helemaal goed’heeft ingeschat. Juist deze remmanoeuvre heeft namelijk geleid tot de hem opgelegde strafbeschikking. De deskundige merkt voorts bij [naam01] niet op dat de snelheidsmindering alleen door het loslaten van het gas werd veroorzaakt terwijl bij [naam02] hier wel melding van wordt gemaakt.
- [naam01] heeft gereageerd op het vaste geel licht door zijn snelheid te minderen vanuit 90 km/u. Hij minderde zijn snelheid op dat moment door zijn gas los te laten;
- [eiser01] heeft niet gereageerd op het gele (knipperende/vaste) verkeerslicht;
- [naam01] is gaan remmen op ca. 4 meter voor het botsmoment als reactie op het naar rood gaan van de verkeerslichten met de bedoeling om te gaan stoppen voor de stopstreep;
- [eiser01] heeft kennelijk ook niet de overgang gezien van het vast geel naar het rode verkeerslicht. Hij is op ongeveer 2,5 seconden voor het botsmoment gaan remmen als reactie op het rode verkeerslicht;
- [naam01] heeft zijn rembeweging toen hij deze eenmaal inzette niet helemaal goed ingeschat want hij is 10 meter voorbij de stopstreep tot stilstand gekomen;
- [naam01] heeft geen noodremming gemaakt;
- [eiser01] had toen hij op ca. 2,5 sec. vóór het botsmoment zijn remming inzette ook niet meer vóór de stopstreep tot stilstand kunnen komen;
- [eiser01] zou zonder botsing (met de Renault) ook ca. 10 meter voorbij de stopstreep tot stilstand zijn gekomen
- [eiser01] heeft kennelijk ook niet de overgang gezien van het vast geel naar het rode verkeerslicht. Hij is op ongeveer 2,5 seconden voor het botsmoment gaan remmen als reactie op het rode verkeerslicht;
- [eiser01] had toen hij op ca. 2,5 seconden vóór het botsmoment zijn remming inzette ook niet meer vóór de stopstreep tot stilstand kunnen komen;
- griffierechten € 1.992,00
- salaris advocaat €
- explootkosten € 104,42
- griffierechten € 914,00
- salaris advocaat €
3..De beslissing
( [iban_nummer01] ten name van de Stichting Derdengelden Vasteland Advocaten), te voldoen binnen 14 dagen na het wijzen van dit vonnis;