ECLI:NL:RBROT:2023:164

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 januari 2023
Publicatiedatum
16 januari 2023
Zaaknummer
83-044836-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor gewoontewitwassen van bitcoins en euro's met voorwaardelijke gevangenisstraf en taakstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 2 januari 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1969, die werd beschuldigd van gewoontewitwassen van 10 bitcoins en bijna 200.000 euro. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 19 november 2018 tot en met 16 december 2019 aanzienlijke bedragen in bitcoins en euro's heeft omgezet en overgemaakt naar verschillende bankrekeningen, terwijl hij wist dat deze bedragen afkomstig waren uit misdrijf. De officier van justitie had vrijspraak gevorderd voor het medeplegen, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor het witwassen. De verdachte heeft wisselende verklaringen afgelegd over de herkomst van de gelden, die niet konden worden geverifieerd door de politie. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen, wat een bedreiging vormt voor de legale economie. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden en een taakstraf van 240 uur. Tevens werden de in beslag genomen bitcoins verbeurd verklaard. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het lange tijdsverloop tussen het eerste verhoor en de dagvaarding.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 83-044836-22
Datum uitspraak: 2 januari 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1969,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres01] , [postcode01] [plaats01] .

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 19 december 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. F.B.W. Groendijk heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het ten laste gelegde medeplegen;
  • bewezenverklaring van het plegen van gewoontewitwassen van de tenlastegelegde geldbedragen, althans een hoeveelheid bitcoins en/of andere cryptovaluta in de vorm van het verhullen van de herkomst en het omzetten, voorhanden hebben en gebruiken daarvan;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar;
  • verbeurdverklaring van de in beslag genomen bitcoins.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Inleiding
Naar het oordeel van de rechtbank is bewezen dat de verdachte de in de tenlastelegging genoemde geldbedragen en bitcoins heeft omgezet, heeft overgedragen en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat die voorwerpen afkomstig zijn uit enig misdrijf en hij van het plegen van dat feit een gewoonte heeft gemaakt. De rechtbank motiveert dit oordeel hierna als volgt.
Eerst bespreekt de rechtbank of de in de tenlastelegging genoemde voorwerpen – drie geldbedragen en tien bitcoins – afkomstig zijn uit enig misdrijf. Vervolgens beoordeelt de rechtbank of de verdachte wist dat die voorwerpen uit enig misdrijf afkomstig waren. Daarna gaat de rechtbank in op de vraag of de verdachte een gewoonte heeft gemaakt van het witwassen. Tot slot bespreekt de rechtbank van welke onderdelen van de tenlastelegging zij de verdachte vrijspreekt.
4.2.
Afkomstig uit enig misdrijf
Beoordelingskader
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van art. 420bis, eerste lid, onder a en b Sr opgenomen bestanddeel "afkomstig uit enig misdrijf", niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling voor dit artikel vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.
Dat een voorwerp "afkomstig is uit enig misdrijf", kan, indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, niettemin bewezen worden geacht, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Indien door het openbaar ministerie feiten en omstandigheden zijn aangedragen die een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij of zij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. De omstandigheid dat zo een verklaring van de verdachte mag worden verlangd, houdt niet in dat het aan de verdachte is om aannemelijk te maken dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is.
Indien de verdachte zo'n verklaring heeft gegeven, ligt het op de weg van het openbaar ministerie nader onderzoek te doen naar die verklaring. Mede op basis van de resultaten van dat onderzoek zal moeten worden beoordeeld of ondanks de verklaring van de verdachte het witwassen bewezen kan worden op de grond dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Indien een dergelijke verklaring is uitgebleven, mag de rechter die omstandigheid betrekken in zijn bewijsoverwegingen.
Gerechtvaardigd vermoeden van witwassen
De rechtbank leidt uit de beschikbare bewijsmiddelen en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden af.
De verdachte is de rechthebbende van drie accounts bij de cryptoplatforms Bitcoinmeester, Litebit en Statos. In de periode van 19 november 2018 tot en met 16 december 2019 heeft de verdachte vanuit die accounts bitcoins omgezet in euro’s en overgemaakt naar zijn eigen ABN Amro-bankrekening (in totaal € 103.456,35), de ING-bankrekening van [naam01] , zijn toenmalige vriendin (in totaal € 14.347,24) en de Bulgaarse bankrekening van [onderneming01] , een onderneming van onder andere de verdachte (in totaal € 74.338,70). Daarnaast heeft de verdachte op 25 oktober 2019 ruim tien bitcoins op zijn account bij Bitcoinmeester ontvangen.
De ontvangen bitcoins en overgeboekte bedragen staan niet kenbaar in verhouding tot het inkomen van de verdachte, nu hij over de betreffende periode geen aangifte inkomstenbelasting heeft gedaan en niet van legale inkomsten is gebleken. Het betreft aanzienlijke overboekingen, over een langere periode en deels bestaand uit meerdere kleinere bedragen, naar persoonlijke rekeningen en naar een buitenlandse zakelijke rekening waarover de verdachte kon beschikken. Het gebruik van cryptovaluta betekent bovendien dat de herkomst van de bedragen niet zonder meer tot individuele personen of organisaties kan worden herleid.
Op grond van het voorgaande is sprake van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen ten aanzien van de in de tenlastelegging genoemde geldbedragen en bitcoins.
Verklaring van de verdachte
De verdachte heeft - samengevat - verklaard dat de ten laste gelegde geldbedragen en bitcoins te maken hadden met zijn werkzaamheden voor [bedrijf01] , een bedrijf van [naam02] , de broer van zijn ex-vriendin. [bedrijf01] belegde met geld van anderen in cryptovaluta en zou aanzienlijke rendementen behalen. De verdachte zou een commissie van twintig procent ontvangen over de inleg van door hem bij [bedrijf01] aangebrachte klanten. Daarnaast zou hij een commissie van twintig procent ontvangen over de behaalde rendementen. De klanten zouden deze inleg in bitcoins aan [bedrijf01] overmaken, waarna de verdachte van [bedrijf01] in bitcoin zijn commissie zou ontvangen. De verdachte had geen verstand van cryptobeleggen en wist niet hoe de aanzienlijke rendementen werden behaald.
Onderzoek naar en beoordeling van de verklaring van de verdachte
Het openbaar ministerie heeft nader onderzoek verricht naar de verklaring van de verdachte. In dat onderzoek heeft de politie de verklaring van de verdachte niet kunnen verifiëren. Er bestaat geen schriftelijke vastlegging van eventuele afspraken tussen de verdachte en [bedrijf01] over zijn commissie. In de voorbeeldovereenkomst voor klanten van [bedrijf01] staat dat een commissie van vijf procent verschuldigd is over het jaarlijkse rendement. In het enige ingevulde exemplaar staat echter dat twintig procent commissie is verschuldigd over het jaarlijkse rendement. Geen van beide documenten vermeldt bovendien een commissie over de inleg. Voor zover de politie wel informatie uit andere bron dan de verklaring van de verdachte heeft aangetroffen, strookt deze informatie op wezenlijke onderdelen niet met die verklaring. Zo heeft de getuige [getuige01] bijvoorbeeld verklaard dat hij bitcoins heeft overgemaakt naar de account van de verdachte bij Bitcoinmeester en dat hij het rendement van de verdachte heeft ontvangen. In twee brieven van klanten staat dat de verdachte zelf ‘bitcoin trades’ uitvoert voor [bedrijf02] . De verdachte heeft bovendien herhaaldelijk zijn verklaring gewijzigd. Ter terechtzitting heeft de verdachte voor het eerst verklaard dat de ontvangen en overgeboekte bedragen niet alleen commissie betroffen, maar deels ook zagen op de inleg van klanten van [bedrijf01] . In antwoord op schriftelijke vragen van de politie antwoordde de verdachte dat zijn totale inkomsten aan commissie vanaf 2018
€ 95.000 bedroegen; ter terechtzitting verklaarde hij dat dit ongeveer twee ton betrof. Bovendien blijkt uit de verklaring van de verdachte – als deze klopt – niet dat de herkomst van de door hem ontvangen en overgeboekte bedragen legaal is.
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat de verdachte wisselende verklaringen heeft afgelegd, welke verklaringen niets zeggen over de uiteindelijke herkomst van de geldbedragen en de bitcoins en welke verklaringen bovendien zijn weerlegd door het (nader) onderzoek door de politie dan wel niet te verifiëren zijn.
Ter terechtzitting heeft de verdachte nog verklaard dat hij inmiddels met hulp van anderen een Excel-bestand heeft opgesteld met daarin een overzicht van de inleg per klant van [bedrijf01] en dat hij bereid is dat bestand te verstrekken. De rechtbank ziet om twee redenen hierin geen aanleiding het openbaar ministerie opdracht te geven nader onderzoek naar dit Excel-bestand te verrichten. Ten eerste heeft de verdachte al ruim voldoende gelegenheid gehad een dergelijke administratie aan te leveren. De verdachte is immers op 13 juli 2020 voor het eerst verhoord en hij heeft in antwoord op schriftelijke vragen op 9 december 2020 al verklaard dat de administratie van [bedrijf01] bestond uit een Excel- en Word-bestand. Ten tweede heeft een overzicht van de inleg per klant van [bedrijf01] op zichzelf geen betrekking op de herkomst van die ingelegde bedragen, terwijl het nu juist – gelet op het vermoeden van witwassen – aan de verdachte is informatie te verstrekken over die herkomst.
Conclusie
Het gerechtvaardigd vermoeden van witwassen is niet ontzenuwd door de verklaring van de verdachte en het onderzoek naar die verklaring. Daarom is geen andere conclusie mogelijk dan dat de ten laste gelegde geldbedragen en bitcoins onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig zijn.
4.3.
Wetenschap van de verdachte
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de geldbedragen en bitcoins uit enig misdrijf afkomstig waren. De verdachte heeft geen toereikende administratie bijgehouden en heeft geen enkel onderzoek gedaan naar de herkomst van de bedragen. Hij heeft niet gevraagd, laat staan geverifieerd, of bitcoins een legale herkomst hadden, terwijl de verdachte eerder was veroordeeld voor witwassen. Hoewel de verdachte dus geen enkel zicht had op de herkomst, heeft hij wel herhaaldelijk en gedurende een langere periode aanzienlijke hoeveelheid bitcoins op zijn cryptoaccounts ontvangen en overgeboekt. Onder deze omstandigheden staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat de verdachte de aanmerkelijke kans dat hij zich hierdoor schuldig maakte aan witwassen, bewust heeft aanvaard.
4.4.
Gewoontewitwassen
Uit het voorgaande volgt dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen Hiervoor is reeds overwogen dat de in de tenlastelegging genoemde geldbedragen over een langere periode en via meerdere overboekingen vanuit de cryptoaccounts van de verdachte naar verschillende bankrekeningen zijn overgemaakt. Gelet op het tijdsverloop en de frequentie van de witwashandelingen van de verdachte is naar het oordeel van de rechtbank bewezen dat hij van het witwassen een gewoonte heeft gemaakt.
4.5.
Vrijspraken
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende bewijs bevat om bewezen te verklaren dat de verdachte het tenlastegelegde tezamen en in vereniging met een of meer anderen heeft begaan. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende bewijs bevat om bewezen te verklaren dat de verdachte de gedragingen heeft verricht als bedoeld in artikel 420bis, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht. Niet is gebleken dat de verdachte de herkomst van in de tenlastelegging genoemde geldbedragen en bitcoins heeft verhuld. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4.6.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij, op meer tijdstippen in de periode van 19 november 2018 tot en met 16 december 2019, te Doetinchem eenmaal,
meerdere voorwerpen, te weten:
- een geldbedrag van 74.388,70 euro en
- een geldbedrag van 14.347,24 euro en
- een geldbedrag van 103.456,35 euro en
- 10 bitcoins
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet,
terwijl hij, verdachte, wist dat bovenomschreven goederen en geldbedragen – onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf, terwijl hij, verdachte, van het plegen van dat feit een gewoonte heeft gemaakt
.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
van het plegen van witwassen een gewoonte maken.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden en de draagkracht van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straffen en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft in totaal € 192.192,29 en 10 bitcoins witgewassen. Witwassen vormt een bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Het witwassen van crimineel geld werkt bovendien het voortbestaan van verschillende vormen van criminaliteit in de hand. De verdachte heeft daar geen oog voor gehad; hij was kennelijk slechts uit op zijn eigen financiële gewin.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 29 oktober 2022, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Dat is een strafverzwarende omstandigheid.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gelet op de ernst van het feit en de omstandigheid dat de verdachte eerder voor witwassen is veroordeeld, kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank zal echter afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, omdat de verdachte de verantwoordelijkheid voor zijn eigen handelen heeft genomen. De rechtbank betrekt hierbij ook het lange tijdsverloop tussen het eerste verhoor en de dagvaarding en de hierna te bespreken verbeurdverklaring van de waardevolle bitcoins. Tot slot houdt de rechtbank rekening met de negatieve gevolgen van een korte gevangenisstraf, ook voor de samenleving. De rechtbank zal daarom de maximale taakstraf en flinke voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. Dit voorwaardelijke strafdeel dient er ook toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank een taakstraf van 240 uren, een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden en de hieronder besproken verbeurdverklaring passend en geboden.

8..In beslag genomen voorwerpen

De in beslag genomen 8,94099679 bitcoins zullen worden verbeurd verklaard. Deze bitcoins behoren aan de verdachte toe. Het bewezen feit is met betrekking tot deze bitcoins begaan.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
4 (vier) maanden;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor het feit: 8,94099679 bitcoins i.b.g.22-11-2019.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.A. Hut, voorzitter,
en mrs. E. IJspeerd en mr. R.J.P. Ferwerda, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I.M. Sinon, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij, op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2018 tot en met 13 juli 2020, te Doetinchem althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
a. a)
(telkens) van één of meerdere voorwerpen, te weten:
- ( een) geldbedrag(en) van 74.388,70 euro en/of
- ( een) geldbedrag(en) van 14.347,24 euro en/of
- ( een) geldbedrag(en) van 103.456,35 euro en/of
- 10 bitcoins
althans een hoeveelheid bitcoins en/of andere cryptovaluta en/of een hoeveelheid charta(a)l(e) en/of gira(a)l(e) en/of een hoeveelheid contant(e) geldbedrag(en), althans enig(e) geldbedrag(en), en/of/althans een of meer (andere) goederen/voorwerpen,
de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding, de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op genoemde voorwerpen was/waren, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie genoemde voorwerpen voorhanden heeft/hebben gehad, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist (en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat bovenomschreven goed(eren) en/of geldbedrag(en) – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit enig(e) misdrijf, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) van het plegen van dat feit een gewoonte heeft/hebben gemaakt,
en/of
b)
(telkens) één of meerdere voorwerpen, te weten:
- ( een) geldbedrag(en) van 74.388,70 euro en/of
- ( een) geldbedrag(en) van 14.347,24 euro en/of
- ( een) geldbedrag(en) van 103.456,35 euro en/of
- 10 bitcoins
althans een hoeveelheid bitcoins en/of andere cryptovaluta en/of een hoeveelheid charta(a)1(e) en/of gira(a)l(e) en/of een hoeveelheid contant(e) geldbedrag(en), althans enig(e) geldbedrag(en), en/of/althans een of meer (andere) goederen/voorwerpen,
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet, althans van een of meerdere voorwerp(en), te weten vorengenoemd(e) goed(eren) en/of geldbedrag(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat bovenomschreven goed(eren) en/of geldbedrag(en) – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit enig(e) misdrijf/misdrijven, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) van het plegen van dat feit een gewoonte heeft/hebben gemaakt;