Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1..Onderzoek op de terechtzitting
2..Tenlastelegging
3..Eis officier van justitie
- vrijspraak van het onder 2 impliciet primair ten laste gelegde;
- bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 impliciet subsidiair ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaar, met aftrek van voorarrest, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met daarbij de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd in het reclasseringsrapport van 15 november 2022.
4..Waardering van het bewijs
5..Strafbaarheid feiten
6..Strafbaarheid verdachte
7..Motivering straf
8..Vorderingen benadeelde partijen/ schadevergoedingsmaatregelen
9..Toepasselijke wettelijke voorschriften
10..Bijlagen
11..Beslissing
gevangenisstraf voor de duur van 36 (zesendertig) maanden;
12 (twaalf) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd,tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
2 (twee) jaar;
€ 8.307,68 (zegge: achtduizend driehonderdzeven euro en achtenzestig cent),bestaande uit € 807,68 aan materiële schade en € 7.500 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 26 mei 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer01] te betalen
€ 8.307,68 (zegge: achtduizend driehonderdzeven euro en achtenzestig cent),vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 mei 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 8.307,68 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van maximaal
76 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
€ 8.221,75 (zegge: achtduizend tweehonderdeenentwintig euro en vijfenzeventig cent), bestaande uit € 721,75 aan materiële schade en € 7.500 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 26 mei 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer02] te betalen
€ 8.221,75 (zegge: achtduizend tweehonderdeenentwintig euro en vijfenzeventig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 mei 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 8.221,75 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van maximaal
76 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.