ECLI:NL:RBROT:2023:1610

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 maart 2023
Publicatiedatum
27 februari 2023
Zaaknummer
ROT 22/3898
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Buiten behandelingstelling van aanvraag om overlijdensakte op basis van onvoldoende bewijs van erfgenaamschap

In deze zaak heeft eiser een aanvraag ingediend voor een kopie van de overlijdensakte van zijn ex-schoonmoeder, waarbij hij stelt dat hij recht heeft op deze akte omdat hij op het moment van overlijden geregistreerd partner was van de dochter van de overledene. De verweerder, het college van burgemeester en wethouders van Papendrecht, heeft de aanvraag buiten behandeling gesteld omdat eiser niet alle benodigde informatie heeft aangeleverd. De rechtbank heeft op 1 maart 2023 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het beroep van eiser ongegrond is verklaard.

De rechtbank overweegt dat eiser op 23 februari 2022 een verzoek heeft ingediend om een afschrift van de overlijdensakte van [naam 1]. Verweerder heeft eiser in een brief van 7 april 2022 verzocht om aanvullende informatie te verstrekken, waaruit zou moeten blijken dat hij belanghebbende en erfgenaam is. Eiser heeft deze informatie echter niet binnen de gestelde termijn aangeleverd, waardoor verweerder de aanvraag terecht buiten behandeling heeft gesteld. De rechtbank benadrukt dat het buiten behandeling stellen van een aanvraag niet hetzelfde is als het afwijzen van de aanvraag.

Eiser heeft aangevoerd dat hij als geregistreerd partner van de dochter van [naam 1] recht heeft op de overlijdensakte, maar de rechtbank volgt deze redenering niet. Volgens de wet moet eiser kunnen aantonen dat hij erfgenaam is, wat hij niet heeft gedaan. De rechtbank concludeert dat verweerder in redelijkheid de aanvraag buiten behandeling heeft kunnen stellen, omdat eiser niet de benodigde bewijsstukken heeft overgelegd. De rechtbank heeft de relevante wetgeving en de procedurele aspecten van de aanvraag beoordeeld en komt tot de conclusie dat het bestreden besluit in stand blijft.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Zittingsplaats Dordrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/3898

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 maart 2023 in de zaak tussen

[naam eiser], uit [plaatsnaam], eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van Papendrecht, verweerder

(gemachtigden: mr. D.C. Alblas en R. de Groot-van der Wolk).

Procesverloop

Bij besluit van 26 april 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om verstrekking van een afschrift van de overlijdensakte van [naam 1] (hierna: [naam 1]) buiten behandeling gesteld.
Bij besluit van 11 juli 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
Eiser heeft schriftelijk op het verweerschrift gereageerd.
De rechtbank heeft het beroep op 25 januari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, [naam 2] (eisers vertrouwenspersoon) en de gemachtigden van verweerder.

Overwegingen

Inleiding
1.1.
Eiser heeft op 23 februari 2022 aan verweerder verzocht om hem een afschrift te verstrekken van de overlijdensakte van [naam 1]. Hij heeft hierbij vermeld dat hij op het moment van overlijden van [naam 1] geregistreerd partner was van de dochter van [naam 1] en dat hij dit verzoek doet als erfgenaam en belanghebbende. In reactie op dit verzoek heeft verweerder aan eiser algemene informatie toegestuurd waarin staat welke personen er een overlijdensakte kunnen opvragen. Eiser heeft naar aanleiding hiervan een ingebrekestelling en, daarna, een beroep wegens het niet tijdig beslissen ingediend. Dit beroep heeft als kenmerk ROT 22/1265. Deze uitspraak gaat niet over dat beroep.
1.2.
Bij brief van 7 april 2022 heeft verweerder aan eiser meegedeeld dat er meer informatie nodig is om aan zijn verzoek te kunnen voldoen. In die brief heeft verweerder aan eiser de gelegenheid geboden om binnen twee weken informatie in te leveren waaruit blijkt dat eiser belanghebbende en erfgenaam is. In die brief is ook vermeld dat het verzoek buiten behandeling zal worden gesteld als eiser de benodigde informatie niet verstrekt.
1.3.
Eiser heeft de hiervoor vermelde informatie niet binnen de door verweerder geboden hersteltermijn verstrekt. Bij het primaire besluit heeft verweerder daarom de aanvraag van eiser buiten behandeling gesteld.
Het bestreden besluit
2. Het bestreden besluit, waarbij het primaire besluit is gehandhaafd, houdt het volgende in. Omdat eiser geen bloedverwant of directe naaste van [naam 1] is, kan hij een kopie van haar overlijdensakte alleen ontvangen als hij met bewijs, bijvoorbeeld een kopie van het testament, aantoont dat hij erfgenaam van [naam 1] is. Nu eiser dergelijk bewijs, ondanks de hem daartoe geboden gelegenheid, niet heeft ingeleverd, is de aanvraag van eiser terecht buiten behandeling gesteld.
Het beroep van eiser
3. In beroep voert eiser aan dat verweerder buiten wet en recht treedt, misbruik maakt van de wet, het recht en de procedure en eiser buiten rechte plaatst in een positie als burger, persoon en mens zonder rechten. Eiser stelt dat hij als geregistreerd partner van de dochter van [naam 1] op het moment van haar overlijden op grond van de wet belang- en rechthebbende is bij en van de overlijdensakte van [naam 1]. Verweerder heeft niet nader toegelicht welke aanvullende informatie nodig is om de aanvraag te kunnen behandelen. Indien verweerder meent dat eiser in voornoemde hoedanigheid geen belang heeft bij of recht heeft op de overlijdensakte, had verweerder daartoe een gemotiveerd besluit moeten nemen. Dit heeft verweerder nagelaten. Aan eiser wordt zo het recht en belang bij de overlijdensakte ontnomen, evenals het recht om te worden gehoord. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft eiser een uittreksel uit de basisregistratie personen (brp) ingediend.
Beoordeling door de rechtbank
4.1.
De rechtbank moet beoordelen of verweerder eisers aanvraag om verstrekking van een afschrift van de overlijdensakte van [naam 1] in redelijkheid buiten behandeling heeft kunnen stellen. De voor dit beroep relevante wetgeving is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
4.2.
Uitgangspunt is dat een aanvrager bij het indienen van een aanvraag alle gegevens verstrekt die voor het bestuursorgaan nodig zijn om de aanvraag te beoordelen. Doet de aanvrager dit niet, dan kan het bestuursorgaan op grond van artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Awb besluiten die aanvraag niet te behandelen, mits het bestuursorgaan de aanvrager de gelegenheid heeft geboden zijn aanvraag aan te vullen binnen een bepaalde termijn. Dit wordt ook wel een hersteltermijn genoemd.
4.3.
Eiser stelt dat hij in zijn hoedanigheid van geregistreerd partner van de dochter van [naam 1] op het moment van overlijden van [naam 1], op grond van de wet, als erfgenaam, belanghebbende is bij een afschrift van de overlijdensakte van [naam 1] en daarom het afschrift had moeten krijgen en geen nadere bewijzen hoefde te overleggen. De rechtbank volgt deze stelling niet. Dit legt zij hierna uit.
4.4.
Uit artikel 23b, tweede lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek volgt dat een afschrift van een akte, waaronder een overlijdensakte, slechts wordt afgegeven aan de verzoeker indien hij aantoont dat hij bij de verkrijging daarvan een gerechtvaardigd belang heeft. In de Memorie van Toelichting (MvT) bij deze bepaling (Kamerstukken II 1990/1991, 21847, nr. 3, pagina 28) is opgesomd wie er worden gerekend tot de personen die een gerechtvaardigd belang bij een akte hebben. Dat zijn:
1. de persoon op wie de akte betrekking heeft;
2. de gemachtigde van de persoon op wie de akte betrekking heeft;
3. de bloedverwanten in opgaande en de nederdalende lijn van de persoon op wie de akte betrekking heeft;
4. erfgenamen van de persoon op wie de akte betrekking heeft;
5. de echtgenoot/echtgenote of wettelijk vertegenwoordiger van de persoon op wie de akte betrekking heeft; en
6. alleen voor wat betreft een geboorteakte: personen die vanwege een gerechtelijke procedure, bijvoorbeeld een adoptie, of in verband met een huwelijkssluiting een volledig afschrift van de geboorteakte nodig hebben.
Uit de MvT blijkt verder dat de kring van belanghebbenden strikt is, om de persoonlijke levenssfeer te beschermen.
4.5.
Eiser valt niet – en stelt ook niet dat dit het geval is – onder de groepen genoemd onder punten 1, 2, 3 en 5. Punt 6 geldt alleen voor het verkrijgen van een geboorteakte en gaat hier dus niet op. Waar het in dit geval om gaat – en eiser stelt dat dit het geval is – is of eiser onder punt 4 – dat wil zeggen: erfgenamen – valt.
4.6.
De rechtbank overweegt dat de omstandigheid dat eiser op het moment van overlijden van [naam 1] de geregistreerd partner van de dochter van [naam 1] was, onvoldoende is om aan te nemen dat eiser erfgenaam is van [naam 1]. Immers, eiser valt in deze hoedanigheid niet onder één van de groepen genoemd in artikel 10, eerste lid, van Boek 4 van het BW – namelijk achtereenvolgens: (a) de echtgenoot en kinderen van de erflater, (b) de ouders en broers en zusters van de erflater, (c) de grootouders van de erflater, (d) de overgrootouders van de erflater – in welk artikel is bepaald wie er op grond van de wet erfgenamen zijn bij gebreke van een testament. Nu eiser niet tot één van deze groepen behoort, zal hij aannemelijk moeten maken dat hij door [naam 1] bij testamant als (mede)erfgenaam is aangewezen.
4.7.
Eiser heeft bij zijn aanvraag geen bewijs, zoals een kopie van het testament van [naam 1], overgelegd waaruit blijkt dat hij erfgenaam is van [naam 1]. Daardoor kon verweerder niet vaststellen of eiser erfgenaam van [naam 1] is en, in het verlengde daarvan, of eiser een gerechtvaardigd belang heeft bij de verkrijging van de overlijdensakte van [naam 1] (zie overweging 4.4). Anders gezegd: eiser heeft bij zijn aanvraag, zoals verweerder terecht stelt, onvoldoende informatie en stukken verstrekt om een inhoudelijke beoordeling van die aanvraag mogelijk te maken. Gelet hierop heeft verweerder nadere informatie bij eiser kunnen opvragen over zijn belang bij de verkrijging van de overlijdensakte. Bij brief van 7 april 2022 heeft verweerder eiser in de gelegenheid gesteld om binnen twee weken informatie aan te leveren waaruit blijkt dat hij erfgenaam is. Anders dan eiser stelt, heeft verweerder in deze brief voldoende duidelijk gemaakt welke informatie eiser moest inleveren en binnen welke termijn hij dat moest doen.
4.8.
Eiser heeft binnen de hem geboden hersteltermijn geen bewijs ingeleverd waaruit blijkt dat hij de erfgenaam is van [naam 1]. Hierdoor was een inhoudelijke beoordeling van zijn aanvraag ook na het verstrijken van de hersteltermijn niet mogelijk. Dit maakt dat verweerder op grond van artikel 4:5, eerste lid, van de Awb bevoegd was eisers aanvraag niet in behandeling te nemen. Eiser heeft geen feiten en omstandigheden aangevoerd die aanleiding geven voor het oordeel dat verweerder in redelijkheid geen gebruik heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid om de aanvraag niet in behandeling te nemen.
4.9.
Voor de duidelijkheid overweegt de rechtbank dat het buiten behandeling stellen van een aanvraag niet hetzelfde is als het afwijzen ervan. Met de buitenbehandelingstelling van de aanvraag zegt verweerder slechts dat hij niet kan beoordelen óf eiser gerechtvaardigd belang heeft bij en dus recht heeft op de vestrekking van het afschrift van de overlijdensakte. Verweerder zegt dus niet – dat zou namelijk een afwijzing zijn – dát eiser geen recht heeft op de overlijdensakte. Indien eiser een nieuwe aanvraag met de gevraagde stukken indient, kan de aanvraag wellicht wel inhoudelijk worden beoordeeld door verweerder.
4.10.
Voor zover eiser stelt dat hij ten onrechte niet op zijn bezwaar is gehoord, leidt dit niet tot een ander oordeel dan hiervoor is vermeld, omdat de rechtbank eiser niet volgt in deze stelling. Hiertoe geldt het volgende. Verweerder heeft eiser, zo volgt uit het bestreden besluit, op 13 juni 2022 uitgenodigd voor een hoorzitting op 22 juni 2022. Op 14 juni 2022 heeft eiser per sms aan verweerder bericht dat die datum hem niet schikt. Vervolgens heeft verweerder in overleg met eiser de hoorzitting verplaatst naar 29 juni 2022, om 9.00 uur. Op 29 juni 2022, om 9.00 uur, was eiser niet aanwezig op de hoorzitting. Om 9.07 uur heeft eiser per sms aan verweerder laten weten dat zijn vertrouwenspersoon door ziekte terug naar huis is gegaan en dat hij zonder zijn vertrouwenspersoon niet wil deelnemen aan de hoorzitting. Eiser heeft verweerder verzocht om een nieuwe hoorzitting te plannen, maar dit heeft verweerder geweigerd. Nu eiser in de gelegenheid is gesteld te worden gehoord, hij er zelf voor heeft gekozen niet deel te nemen aan de in overleg met hem geplande hoorzitting terwijl hij op het moment van de hoorzitting wel op de hoorlocatie aanwezig was, hij niet heeft toegelicht waarom hij slechts in aanwezigheid van zijn vertrouwenspersoon kan en wil worden gehoord en hij niet heeft onderbouwd dat zijn vertrouwenspersoon daadwerkelijk niet in staat was om de hoorzitting bij te wonen, is de rechtbank van oordeel dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen besluiten om eiser niet opnieuw uit te nodigen voor een hoorzitting. Het gevolg van het niet deelnemen aan de geplande hoorzitting op 29 juni 2022 komt onder voormelde omstandigheden voor rekening en risico van eiser.
4.11.
De slotsom is als volgt. Geen van de door eiser aangevoerde beroepsgronden slaagt. Verweerder heeft de aanvraag in redelijkheid buiten behandeling kunnen stellen.
Conclusie
5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.A. Groeneveld, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Sabanovic, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 1 maart 2023.
De griffier en rechter zijn verhinderd de uitspraak te tekenen
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage

Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Op grond van artikel 4:2, tweede lid, van de Awb verschaft de aanvrager de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.
Artikel 4:5 van de Awb luidt, voor zover van belang, als volgt.
1. Het bestuursorgaan kan besluiten de aanvraag niet te behandelen, indien:
[…]
c. de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking,
mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen.
[…]
4. Een besluit om de aanvraag niet te behandelen wordt aan de aanvrager bekendgemaakt binnen vier weken nadat de aanvraag is aangevuld of nadat de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.
Burgerlijk wetboek (BW)
Artikel 23b van Boek 1 van het BW luidt als volgt.
1. Een ieder is bevoegd zich door de ambtenaar die met de afgifte van afschriften en uittreksels van akten van de burgerlijke stand is belast, een uittreksel van een onder deze ambtenaar berustende akte van geboorte, van huwelijk, van registratie van een partnerschap, van omzetting van een huwelijk in een registratie van een partnerschap, van omzetting van een registratie van een partnerschap in een huwelijk of van overlijden te doen afgeven. Het uittreksel bevat de bij algemene maatregel van bestuur te vermelden gegevens, waaruit de afstamming van de persoon of personen op wie de akte betrekking heeft, niet blijkt.
2. Van de in het eerste lid bedoelde akten alsmede van de akten van erkenning of ontkenning van het vaderschap of moederschap door de moeder wordt een afschrift slechts afgegeven indien de verzoeker aantoont dat hij bij de verkrijging een gerechtvaardigd belang heeft. Van andere akten die de in het eerste lid bedoelde ambtenaar onder zijn berusting heeft, wordt steeds een afschrift afgegeven. Dit afschrift bevat de bij algemene maatregel van bestuur te vermelden gegevens.
3. Een verzoek om afgifte van een uittreksel of een afschrift dient op een bepaalde persoon of bepaalde personen betrekking te hebben.
4. Bij algemene maatregel van bestuur wordt geregeld al hetgeen overigens het opmaken en het verstrekken van afschriften en uittreksels betreft. Daarbij worden tevens regels gegeven voor het opmaken van uittreksels van akten die voor de inwerkingtreding van deze wet zijn opgemaakt.
5. Weigert de in het eerste lid bedoelde ambtenaar een afschrift of een uittreksel af te geven, dan verstrekt hij aan de aanvrager een schriftelijke opgave van de gronden voor zijn weigering.
Artikel 10, eerste lid, van Boek 4 van het BW luidt als volgt
1. De wet roept tot een nalatenschap als erfgenamen uit eigen hoofde achtereenvolgens:
a. de niet van tafel en bed gescheiden echtgenoot van de erflater tezamen met diens kinderen;
b. de ouders van de erflater tezamen met diens broers en zusters;
c. de grootouders van de erflater;
d. de overgrootouders van de erflater.