In deze zaak gaat het om een verzetprocedure tegen een verstekvonnis dat op 17 augustus 2022 is gewezen. De oorspronkelijke eiseres, [naam01], had [stichting01] gedagvaard wegens een huurachterstand van € 1.600,- voor een bedrijfsruimte. [stichting01] had deze huurachterstand echter op 9 februari 2022 al voldaan, maar dit was niet doorgegeven aan de gemachtigde van [naam01]. Hierdoor werd [stichting01] ten onrechte veroordeeld om dit bedrag opnieuw te betalen in het verstekvonnis. De kantonrechter heeft geoordeeld dat het verstekvonnis vernietigd moet worden, omdat de hoofdsom al was betaald op het moment van dagvaarding.
Desondanks heeft de kantonrechter geoordeeld dat [stichting01] wel aansprakelijk is voor de buitengerechtelijke incassokosten van € 290,40 en de wettelijke rente over de huurtermijnen van november 2020 tot en met februari 2021. [naam01] heeft haar vorderingen in de verzetprocedure gehandhaafd, met uitzondering van de hoofdsom van € 1.600,-. De kantonrechter heeft ook bepaald dat [naam01] de proceskosten van [stichting01] moet vergoeden, omdat zij een te hoge eis had ingesteld en het verstekvonnis had geëxecuteerd zonder de juiste informatie te verstrekken aan de rechtbank.
Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de veroordelingen onmiddellijk moeten worden nageleefd, ook al kan [naam01] in hoger beroep gaan. De kantonrechter heeft de proceskosten aan de kant van [stichting01] vastgesteld op € 374,-. Dit vonnis benadrukt het belang van correcte informatieverstrekking in juridische procedures en de gevolgen van onjuiste vorderingen.