ECLI:NL:RBROT:2023:1604

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 februari 2023
Publicatiedatum
27 februari 2023
Zaaknummer
10176574 CV EXPL 22-33749
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen verstekvonnis inzake huurachterstand en incassokosten

In deze zaak gaat het om een verzetprocedure tegen een verstekvonnis dat op 17 augustus 2022 is gewezen. De oorspronkelijke eiseres, [naam01], had [stichting01] gedagvaard wegens een huurachterstand van € 1.600,- voor een bedrijfsruimte. [stichting01] had deze huurachterstand echter op 9 februari 2022 al voldaan, maar dit was niet doorgegeven aan de gemachtigde van [naam01]. Hierdoor werd [stichting01] ten onrechte veroordeeld om dit bedrag opnieuw te betalen in het verstekvonnis. De kantonrechter heeft geoordeeld dat het verstekvonnis vernietigd moet worden, omdat de hoofdsom al was betaald op het moment van dagvaarding.

Desondanks heeft de kantonrechter geoordeeld dat [stichting01] wel aansprakelijk is voor de buitengerechtelijke incassokosten van € 290,40 en de wettelijke rente over de huurtermijnen van november 2020 tot en met februari 2021. [naam01] heeft haar vorderingen in de verzetprocedure gehandhaafd, met uitzondering van de hoofdsom van € 1.600,-. De kantonrechter heeft ook bepaald dat [naam01] de proceskosten van [stichting01] moet vergoeden, omdat zij een te hoge eis had ingesteld en het verstekvonnis had geëxecuteerd zonder de juiste informatie te verstrekken aan de rechtbank.

Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de veroordelingen onmiddellijk moeten worden nageleefd, ook al kan [naam01] in hoger beroep gaan. De kantonrechter heeft de proceskosten aan de kant van [stichting01] vastgesteld op € 374,-. Dit vonnis benadrukt het belang van correcte informatieverstrekking in juridische procedures en de gevolgen van onjuiste vorderingen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10176574 CV EXPL 22-33749
datum uitspraak: 24 februari 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[naam01] ,die handelt onder de naam
[gezondheidscentrum01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
eiseres in de oorspronkelijke procedure, gedaagde in verzet,
gemachtigde: gerechtsdeurwaarder H.P.A. van Beest,
tegen
[stichting01],
vestigingsplaats: [vestigingsplaats01] ,
gedaagde in de oorspronkelijke procedure, eiseres in verzet,
gemachtigde: mr. P. van der Veld.
De partijen worden hierna ‘ [naam01] ’ en ‘ [stichting01] ’ genoemd.

1.De procedure

Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 21 juli 2022, met bijlagen;
  • het verstekvonnis van deze rechtbank van 17 augustus 2022 met zaaknummer 10017225 CV EXPL 22-22636;
  • de verzetdagvaarding van 14 oktober 2022, met bijlagen;
  • de repliek, met bijlagen;
  • de rolbeslissing van 6 januari 2023;
  • de dupliek, met bijlage.

2.De feiten

2.1.
[naam01] heeft aan [stichting01] verhuurd een bedrijfsruimte (aangeduid als flexkamer) aan de [adres01] in Rotterdam, tegen een huurprijs van € 400,- per maand. Op de huurovereenkomst zijn van toepassing verklaard de Algemene bepalingen huurovereenkomst kantoorruimte en andere bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:230a BW (model RoZ 2015).
2.2.
[stichting01] heeft de huurprijs over de maanden november 2020 tot en met februari 2021 niet op tijd betaald, zodat een huurachterstand is ontstaan van € 1.600,-.
2.3.
Op 8 februari 2022 heeft de gemachtigde van [naam01] een e-mail gestuurd aan [stichting01] , waarin [stichting01] is verzocht om een bedrag van € 1.925,80 te betalen. Op 9 februari 2022 heeft [stichting01] een bedrag van € 1.600,- rechtstreeks aan [naam01] betaald. [naam01] heeft de ontvangst van deze betaling niet aan haar gemachtigde doorgegeven.
2.4.
Op 5 oktober 2022 is op basis van het verstekvonnis namens [naam01] beslag gelegd op de gehele bedrijfsinventaris van [stichting01] .

3.Het geschil

3.1.
[naam01] eiste oorspronkelijk, samengevat, [stichting01] te veroordelen aan haar te betalen € 1.940,11, met wettelijke handelsrente over € 1.600,- vanaf de dag van dagvaarding. Dit bedrag bestond uit de hoofdsom (huurachterstand) van € 1.600,-, buitengerechtelijke kosten van € 290,40 en vervallen wettelijke rente van € 49,71.
3.2.
[naam01] baseerde de oorspronkelijke eis op het volgende. [stichting01] heeft een huurachterstand laten ontstaan van € 1.600,-, welk bedrag alsnog moet worden betaald. [naam01] heeft door haar gemachtigde incassowerkzaamheden laten uitvoeren om de huurachterstand te doen innen. De gemachtigde van [naam01] heeft op 24 augustus 2021 een brief en op 8 februari 2022 een e-mail aan [stichting01] gestuurd. Dat is genoeg voor toewijzing van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten. Daarnaast is, omdat [stichting01] in verzuim is, de wettelijke handelsrente over de huurachterstand verschuldigd.
3.3.
In het genoemde verstekvonnis is de eis toegewezen.
3.4.
[stichting01] is het niet eens met de eis en het verstekvonnis en voert het volgende aan. Nu op 9 februari 2022 de volledige huurachterstand van € 1.600,- is betaald, heeft [naam01] haar ten onrechte gedagvaard en dit bedrag (nogmaals) gevorderd. [naam01] heeft de rechtbank onjuist geïnformeerd. De consequentie daarvan is dat het verstekvonnis moet worden vernietigd en [naam01] moet worden veroordeeld in de daadwerkelijke proceskosten van [stichting01] , die worden begroot op € 2.291,25 exclusief btw. [stichting01] heeft geen aanmaningen van de gemachtigde van [naam01] ontvangen, zodat zij ook geen buitengerechtelijke incassokosten hoeft te betalen. [stichting01] is niet verschenen in de oorspronkelijke procedure, omdat zij dacht dat de dagvaarding niet zou worden aangebracht, omdat het bedrag van € 1.600,- al betaald was.
3.5.
[naam01] handhaaft haar vorderingen, met uitzondering van het bedrag van € 1.600,-. Zij stelt dat zij niet ten onrechte heeft gedagvaard. [stichting01] was naast de huurachterstand namelijk ook de boete van € 300,- per maand uit artikel 28.1 van de algemene bepalingen en de werkelijke kosten van de gemachtigde verschuldigd. [stichting01] heeft wel de achterstand, maar niet de buitengerechtelijke incassokosten en rente betaald. Omdat de kosten die het gevolg zijn van het niet verschijnen in de oorspronkelijke procedure voor rekening van [stichting01] moeten blijven, moet zij de proceskosten van de oorspronkelijke procedure en het verzet en de betekeningkosten van € 137,95 betalen.

4.De beoordeling

Kort samengevat
4.1.
De kantonrechter ziet reden om het verstekvonnis te vernietigen, omdat [stichting01] daarin ten onrechte is veroordeeld om ook de huurachterstand van € 1.600,- te betalen. Dat bedrag had zij op het moment van dagvaarden immers al bevrijdend betaald. Wel moet [stichting01] buitengerechtelijke kosten en rente aan [naam01] betalen. De proceskostenveroordeling in de oorspronkelijke procedure wordt aangepast op het lagere bedrag dat toewijsbaar blijkt te zijn. [naam01] wordt veroordeeld om in de verzetprocedure proceskosten aan [stichting01] te betalen (het salaris van de gemachtigde), omdat zij pas in deze procedure de huurachterstand op haar vordering in mindering heeft gebracht en [stichting01] daarom gedwongen was om in verzet te komen. Hieronder licht de kantonrechter toe hoe hij tot dit oordeel is gekomen.
Geen reconventie
4.2.
Hoewel in de repliek onder de conclusie melding wordt gemaakt van een reconventie, blijkt uit de inhoud van de stukken en de rest van de procedure dat daarvan geen sprake is (geweest). Waarschijnlijk is dit tekstblok per abuis in het processtuk terechtgekomen (of blijven staan). De oorspronkelijk eiser kan in een verzetprocedure ook geen tegeneis instellen, dat zou immers gewoon neerkomen op een wijziging van de oorspronkelijke eis. Omdat er geen tegeneis is, heeft [stichting01] hier ook niet op kunnen en hoeven reageren. De kantonrechter ziet dan ook niet in waarom [naam01] in de kosten van enige reconventie zou moeten worden veroordeeld.
Geen misbruik van procesrecht door [naam01]
4.3.
In deze procedure zijn twee momenten van belang. Ten eerste 8 februari 2022 en ten tweede 21 juli 2022. Vast staat dat [naam01] op 8 februari 2022 een bedrag van € 1.600,- aan huurachterstand van [stichting01] te vorderen had. Op deze datum heeft de gemachtigde van [naam01] een e-mail aan [stichting01] gestuurd, waarin [stichting01] is gesommeerd om een totaalbedrag van € 1.925,80 te betalen. Deze e-mail moet [stichting01] hebben ontvangen, want zij stelt in haar verzetdagvaarding onder punt 6 dat zij naar aanleiding van deze e-mail op 9 februari 2022 heeft betaald. Met het sturen van deze e-mail heeft [naam01] een incassohandeling verricht op grond waarvan zij recht heeft op buitengerechtelijke incassokosten, ook al is direct daarna de hoofdsom betaald. Of [stichting01] een eerdere aanmaning al dan niet heeft ontvangen, is niet relevant.
4.4.
Omdat [stichting01] de hoofdsom te laat heeft betaald, heeft [naam01] ook recht op de wettelijke rente over de verschuldigde bedragen. Deze wettelijke rente wordt berekend over het openstaande saldo aan huurachterstand, steeds met ingang van de dag waarop de maandelijkse huur moest zijn betaald, en loopt tot 9 februari 2022, de dag waarop [stichting01] de hoofdsom heeft betaald. Hieruit volgt dat [naam01] op 8 februari 2022 ook aanspraak kon maken op de toen vervallen wettelijke rente.
4.5.
Uit het voorgaande volgt dat [naam01] op 21 juli 2022, de dag waarop de dagvaarding aan [stichting01] heeft uitgebracht, wel degelijk een vordering op [stichting01] had. Deze vordering bestond uit de buitengerechtelijke incassokosten en de tot 9 februari 2022 vervallen wettelijke handelsrente. Omdat dus sprake was van enige vordering, kan niet worden gezegd dat [naam01] [stichting01] zonder redelijke grond in een procedure heeft betrokken. Dit betekent dat geen sprake is van misbruik van procesrecht. De kantonrechter ziet dan ook geen grond om [naam01] te veroordelen in de werkelijk door [stichting01] gemaakte proceskosten.
Herbeoordeling oorspronkelijke vordering
4.6.
Dat [naam01] een te hoog bedrag heeft gevorderd in de dagvaarding van 21 juli 2022, betekent wel dat de in het verstekvonnis van 17 augustus 2022 uitgesproken veroordeling niet klopt. Daarom zal de kantonrechter dat verstekvonnis vernietigen. Dat een te hoge vordering is ingesteld, komt volledig voor rekening en risico van [naam01] . De gemachtigde van [naam01] beroept zich op onwetendheid van zijn kant, maar gaat er daarmee aan voorbij dat het juist [naam01] is die partij is in deze procedure. De gemachtigde is dat zelf niet. [naam01] heeft de betaling ontvangen en dat zij dat niet heeft doorgegeven aan haar gemachtigde, heeft dan ook voor haar gevolgen in deze procedure.
4.7.
De door [naam01] gevorderde incassokosten zijn toewijsbaar. Op grond van de staffel van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten bedragen deze kosten € 290,40. De gevorderde kosten kunnen dan ook de dubbele redelijkheidstoets doorstaan.
4.8.
De wettelijke handelsrente is toewijsbaar tot 9 februari 2022. [naam01] mag de wettelijke handelsrente berekenen, omdat sprake is van een huurovereenkomst betreffende bedrijfsruimte en [stichting01] de toepasselijkheid van de handelsrente niet heeft betwist.
4.9.
[stichting01] zou, als [naam01] de juiste vordering had ingesteld, ook zijn veroordeeld om de proceskosten te betalen, maar die zouden lager zijn geweest dan nu het geval is. Het griffierecht zou dan € 86,- zijn geweest en het salaris van de gemachtigde van [naam01] € 75,-. De totale proceskosten, inclusief de kosten van de dagvaarding van € 125,03, zouden dan € 286,03 zijn geweest in plaats van € 556,03.
4.10.
De stelling van [naam01] dat zij grond van de algemene bepalingen aanspraak kan maken op een contractuele boete en op de werkelijke kosten van haar gemachtigde in verband met de incassowerkzaamheden en dat [stichting01] die kosten niet heeft betaald, maakt het oordeel van de kantonrechter niet anders. [naam01] heeft deze bedragen niet gevorderd. In de incassobrieven is hier ook geen aanspraak op gemaakt. [naam01] kan [stichting01] dan ook niet verwijten dat deze bedragen niet zijn betaald. Wat (de gemachtigde van) [naam01] bedoelt met het laten wegvallen van deze hogere incassokosten tegen het gemachtigdensalaris, ontgaat de kantonrechter.
De kosten in de verzetprocedure
4.11.
De kantonrechter ziet geen aanleiding om de kosten van het verzet (de verzetdagvaarding) voor rekening van [naam01] te brengen. [stichting01] mocht er niet vanuit gaan dat [naam01] haar dagvaarding niet zou aanbrengen, enkel omdat zij op 9 februari 2022 € 1.600,- had betaald. Uit de dagvaarding blijkt immers dat [naam01] aanspraak maakte op meer kosten dan alleen de hoofdsom. Als [stichting01] meende dat er sprake was van een vergissing, dan had het voor de hand gelegen dat zij daarover (eerder) contact had gezocht met de gemachtigde van [naam01] , of dat zij in ieder geval verweer zou hebben gevoerd.
4.12.
De kantonrechter zal [naam01] wel veroordelen om een bedrag voor het salaris van de gemachtigde van [stichting01] te betalen. [naam01] heeft namelijk een te hoge eis ingesteld en is vervolgens het verstekvonnis, met een achteraf bezien te hoge veroordeling, gaan executeren. [stichting01] moest zich verweren tegen het (nogmaals) gevorderde bedrag van € 1.600,-. In deze verzetprocedure heeft [naam01] weliswaar deze hoofdsom op haar oorspronkelijke eis in mindering gebracht, maar zij heeft niet willen onderkennen dat het verstekvonnis het gevolg is van onjuiste informatie die zij aan de rechtbank heeft verstrekt. Zoals gezegd in rechtsoverweging 4.6 komt deze omstandigheid volledig voor rekening en risico van [naam01] . Het komt de kantonrechter in deze omstandigheden geraden voor om [naam01] te veroordelen in de proceskosten, in die zin dat zij in het verzet wordt veroordeeld om een bedrag voor het salaris van de gemachtigde van [stichting01] te betalen. Deze kosten worden tot vandaag vastgesteld op € 374,- (2 punten × € 187,- tarief).
De betekeningskosten
4.13.
[naam01] heeft bij de wijziging van haar eis vermeld dat zij aanspraak maakt op de betekeningskosten à € 137,95. De kantonrechter ziet geen reden om dit bedrag in dit vonnis in de verzetprocedure toe te wijzen. De kosten van betekening van een vonnis zijn immers kosten die na de uitspraak zijn ontstaan, zoals bedoeld in artikel 237 lid 4 BW. Deze bepaling schrijft voor op welke wijze [naam01] , indien nodig, een titel voor deze kosten kan verkrijgen. [naam01] heeft niet toegelicht waarom zij deze weg niet zou hoeven volgen, daarom wijst de kantonrechter dit bedrag af.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
4.14.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
vernietigt het op 17 augustus 2022 tussen partijen gewezen verstekvonnis met zaaknummer 10017225 CV EXPL 2-22636;
5.2.
veroordeelt [stichting01] om aan [naam01] te betalen € 290,40 en de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119a BW over de verschuldigde huurtermijnen over november 2020 tot en met februari 2021 vanaf de vervaldata tot 9 februari 2022;
5.3.
veroordeelt [naam01] in de proceskosten die aan de kant van [stichting01] tot vandaag worden vastgesteld op € 374,-;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.R. van Tongeren en in het openbaar uitgesproken.
51909