ECLI:NL:RBROT:2023:1591

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 maart 2023
Publicatiedatum
27 februari 2023
Zaaknummer
ROT 21/5628
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering bijzondere bijstand voor griffiekosten en verzoek om schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 1 maart 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. De eiser had verzocht om bijzondere bijstand voor griffiekosten, omdat hij stelde dat zijn draagkracht deze kosten overschrijdt. Het college had eerder, op 2 september 2021, de aanvraag van eiser afgewezen en het bezwaar van eiser ongegrond verklaard op 2 november 2021. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om schadevergoeding.

De rechtbank heeft de zaak behandeld op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting. De rechtbank oordeelde dat het college op juiste wijze had vastgesteld dat de draagkracht van eiser, berekend over de periode van 1 juni 2021 tot en met 31 mei 2022, voldoende was om de griffiekosten te dekken. De rechtbank stelde vast dat de schulden en hoge maandlasten van eiser geen invloed hebben op de vaststelling van de draagkracht, zoals bepaald in de Participatiewet (PW).

Daarnaast oordeelde de rechtbank dat er geen onrechtmatig schadeveroorzakend besluit was, waardoor de bestuursrechter niet bevoegd was om het verzoek om schadevergoeding te behandelen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 21/5628
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 maart 2023 als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in de zaak tussen

[Naam], te [Plaats], eiser,

en

het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, verweerder.

Inleiding

1. Bij besluit van 2 september 2021 heeft verweerder de aanvraag van eiser om bijzondere bijstand voor griffiekosten omdat zijn draagkracht deze kosten overschrijdt.
2. Bij besluit van 2 november 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
3. Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Eiser heeft de rechtbank daarbij verzocht hem een schadevergoeding toe te kennen.

Beoordeling

4. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Awb uitspraak zonder zitting.
5. Verweerder heeft aan de hand van berekening van het inkomen van eiser gemotiveerd uiteen gezet dat eisers inkomen een draagkracht over de periode van 1 juni 2021 tot en met 31 mei 2022 oplevert die de door hem gemaakte kosten overschrijdt, zodat hij voor deze kosten niet in aanmerking komt voor bijzondere bijstand. Verweerder heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat de omstandigheden dat eiser schulden en te hoge maandlasten heeft geen rol spelen bij de vaststelling van de draagkracht. Gelet op artikel 35, eerste lid, en artikel 13, eerste lid, aanhef en onder g, van de Participatiewet (PW) is dit standpunt juist. Uit wat eiser heeft aangevoerd volgt ook niet dat sprake is van zeer dringende redenen die nopen tot een uitzondering (artikel 16, eerste lid, van de PW). Het beroep is daarom kennelijk ongegrond, zodat voortzetting van het onderzoek niet nodig is.
6. Bij gebrek aan een onrechtmatig schadeveroorzakend besluit is de bestuursrechter niet bevoegd kennis te nemen van het verzoek om schadevergoeding.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond
  • verklaart dat de bestuursrechter onbevoegd is kennis te nemen van het verzoek om schadevergoeding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.B.J. van Elden, rechter, in aanwezigheid van
mr. R. Stijnen, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 1 maart 2023.
De griffier en de rechter zijn verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij de rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.