ECLI:NL:RBROT:2023:1582

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 februari 2023
Publicatiedatum
24 februari 2023
Zaaknummer
10272362 VV EXPL 23-5
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming van een pand op basis van huurachterstand en gebreken

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 8 februari 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres01] en [gedaagde01]. [Eiseres01] vorderde ontruiming van een pand dat verhuurd werd aan [gedaagde01] vanwege een huurachterstand en gebreken aan de elektrische installatie. De huurovereenkomst dateert van 1 maart 2014 en de huurachterstand bedroeg op het moment van dagvaarden minder dan twee maanden. De kantonrechter oordeelde dat [eiseres01] geen spoedeisend belang had bij de vorderingen, omdat de huurachterstand niet substantieel genoeg was en er geen bewijs was dat [eiseres01] tijdig had aangedrongen op herstel van de gebreken. Hierdoor werd [eiseres01] niet-ontvankelijk verklaard in haar vorderingen en werd zij veroordeeld tot betaling van de proceskosten van [gedaagde01].

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 10272362 VV EXPL 23-5
datum uitspraak: 8 februari 2023
vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres01] .,
vestigingsplaats: [vestigingsplaats01] ,
eiseres,
gemachtigde: mr. G. Kramer,
tegen
[gedaagde01]handelend onder de naam
[naam horecagelegenheid01] ,
vestigingsplaats: [vestigingsplaats02] ,
gedaagde,
gemachtigde: de heer [naam gemachtigde01] .
De partijen worden hierna ‘ [eiseres01] ’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 16 januari 2023;
  • de akte wijziging eis, met producties;
  • de aanvullende producties van [eiseres01] ;
  • het antwoord, met producties;
  • de spreekaantekeningen van State.
1.2.
Op 25 januari 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Namens [eiseres01] is verschenen de heer [naam01] (statutair directeur/aandeelhouder), bijgestaan door de gemachtigde van [eiseres01] . [gedaagde01] in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde.

2.De feiten

2.1.
Tussen [eiseres01] als verhuurder en [gedaagde01] als huurder bestaat sinds 1 maart 2014 een huurovereenkomst voor het pand aan de [adres01] in Rotterdam.
2.2.
Op grond van de huurovereenkomst moet [gedaagde01] op dit moment een bedrag van € 2.762,86 per maand aan huur betalen.
2.3.
Op 22 mei 2018 heeft de verzekeraar van [eiseres01] een inspectie in het pand uitgevoerd en naar aanleiding van deze inspectie is op 8 juni 2018 een rapport opgesteld. In het rapport is - voor zover van belang - het volgende opgenomen:
2.4.
Vanaf 2018 tot nu hebben tussen partijen meerdere gerechtelijke procedures gespeeld.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres01] vordert bij vonnis in kort geding na vermindering van eis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde01] te veroordelen:
  • om binnen twee dagen na betekening van het vonnis het pand te ontruimen en voor zover [gedaagde01] nalaat het pand te ontruimen [eiseres01] te machtigen om deze ontruiming zo nodig met behulp van de sterke arm uit te voeren;
  • tot betaling aan [eiseres01] van € 5.038,68, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 januari 2023 tot en met de dag dat volledig is betaald;
  • tot betaling van de proceskosten.
3.2.
[eiseres01] voert daartoe aan dat ontruiming van het pand gerechtvaardigd is omdat [gedaagde01] nalaat de huur (op tijd) te betalen. Op dit moment is er tot en met januari 2023 een huurachterstand van € 3.880,70. In eerste instantie was er sprake van een hogere achterstand maar gelet op de betalingen van januari 2023 resteert dit bedrag. Het overige gedeelte van het totaal gevorderde bedrag (€ 1.157,98) zijn de op dit moment bij [eiseres01] door de gemachtigde van [eiseres01] in rekening gebrachte kosten voor deze procedure.
3.3.
Verder is ontruiming gerechtvaardigd omdat [gedaagde01] toerekenbaar te kort schiet met betrekking tot het herstel c.q. de aanpassing van de bestaande elektrische installatie in het pand. Uit het rapport van 8 juni 2018 blijkt dat de bestaande installatie niet voldoet aan de gestelde eisen en daarom is [gedaagde01] meermaals verzocht de installatie op orde te brengen; [gedaagde01] laat tot op heden na de installatie op orde te brengen.
3.4.
[gedaagde01] heeft gemotiveerd verweer gevoerd waarop in het kader van de beoordeling wordt ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Voor toewijzing van een vordering in kort geding is vereist dat [eiseres01] een spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen (artikel 254 lid 1 Rv). Dat houdt in dat van [eiseres01] niet kan worden gevergd de uitkomst van een bodemprocedure af te wachten.
4.2.
Voor wat betreft het spoedeisende belang heeft [eiseres01] aangevoerd dat de maat voor haar vol is. Er is sprake van een opeenstapeling van tekortkomingen die de ontruiming rechtvaardigt. De afgelopen zeven jaar heeft [eiseres01] ruim € 90.000,- uitgegeven aan procedures tegen [gedaagde01] en het einde is nog niet in zicht. Het belang van [eiseres01] om een einde te maken aan deze jarenlang strijd weegt zwaarder dan het belang van [gedaagde01] bij het behouden van deze locatie voor zijn lunchroom. In deze procedure zijn aan de ontruiming de huurachterstand en het niet aan de eisen voldoen van de installatie als grondslag gesteld.
4.3.
De kantonrechter is van oordeel dat [eiseres01] geen spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen en overweegt daartoe als volgt.
4.4.
Tussen partijen is niet in geschil dat de huurachterstand van [gedaagde01] op het moment van dagvaarden niet meer dan een maand betrof, vermeerderd met een bedrag van € 1.117,84 aan boetes en overige kosten. Volgens vaste jurisprudentie kan spoedeisend belang worden aangenomen indien sprake is van een oplopende huurachterstand. Een achterstand van tenminste drie maanden (of twee maanden indien de huurder al eens eerder door de rechter tot betaling van een huurachterstand is veroordeeld) is daartoe voldoende. Van die situatie is in dit geval echter geen sprake. De totale achterstand bedraagt (zelfs inclusief de boetes en kosten) immers minder dan twee maanden huur.
4.5.
Ook ten aanzien gebreken die uit het rapport van de verzekeraar zouden blijken kan niet worden vastgesteld dat sprake is van een spoedeisend belang aan de zijde van [eiseres01] . Niet gebleken is dat [eiseres01] kort na het verkrijgen van die rapportage, en sindsdien met voortduring op rechtens relevante wijze bij [gedaagde01] op herstel heeft aangedrongen en hem daartoe heeft aangemaand en/of in gebreke gesteld. Dat inmiddels “haast” is geboden bij het herstel omdat de boven het pand gelegen woonruimtes weer bewoond zijn of gaan worden, zoals [eiseres01] heeft gesteld maakt dit niet anders. [eiseres01] kon en moest dat immers voorzien en het had op haar weg gelegen om [gedaagde01] in dat licht deugdelijk aan te manen om tot herstel over te gaan. Het stilzitten door [eiseres01] als gevolg waarvan door het enkele verstrijken van de tijd als vanzelf haast ontstaat bij het gevorderde, rechtvaardigt niet het in kort geding ten behoeve van [eiseres01] aannemen van spoedeisend belang.
4.6.
Nu het [eiseres01] , gezien het voorgaande, ontbreekt aan spoedeisend belang, zal [eiseres01] niet-ontvankelijk worden verklaard. Aan een inhoudelijke behandeling van de stellingen van partijen komt de kantonrechter daarom niet toe.
4.7.
Omdat [eiseres01] niet-ontvankelijk wordt verklaard moet zij de proceskosten van [gedaagde01] betalen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [gedaagde01] vast op € 50,- aan reis- en verletkosten, omdat Öszoy wordt bijgestaan door een niet bedrijfsmatig handelende gemachtigde.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
verklaart [eiseres01] niet ontvankelijk;
5.2.
veroordeelt [eiseres01] in de proceskosten van [gedaagde01] , tot vandaag vastgesteld op € 50,-.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.B. Smits en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
44485